Hoe vitaal is de Nederlandse kunstkritiek?

In het voorjaar van 2016 zal het tijdschrift Boekman in samenwerking met het Domein voor Kunstkritiek en het Instituut voor Netwerkcultuur  een thema wijden aan kunstkritiek. Het podium voor kunstkritiek verschuift steeds meer naar het internet en tegelijkertijd is de amateurcriticus teruggekeerd. Daarnaast lijkt het moderne kunstbegrip waarin autonomie centraal staat, te kantelen. Is er behoefte aan argumenterende, evaluerende en onafhankelijke kritiek? En hoe kan kunstkritiek de dialoog aangaan met het publiek? Wat moet daarvoor het DNA van de criticus zijn en van welk instrumentarium moet hij zich bedienen?

In aanloop naar deze publicatie organiseert de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) samen met de Boekmanstichting een debat over deze vragen onder leiding van KNAW-lid Kitty Zijlmans, hoogleraar kunstgeschiedenis van de nieuwste tijd, Universiteit Leiden. Onderstaand vind je de topics die op de bijeenkomst aan de orde zullen komen:

* Kritiek kan culturele armoede wel aan de orde stellen maar niet veranderen. In die zin is kritiek een secundair fenomeen, het is een uitdrukking van culturele rijkdom maar kan zelf geen motor zijn voor veranderingen. Nieuwe media zorgen voor een (tijdelijke) democratisering van het opinielandschap, maar zonder verre inbedding hiervan in nieuwe organisaties en functies verdwijnen deze nieuwe stemmen weer net zo snel weer als ze ooit verschenen. Reden daarvoor is ook het gebrek aan stabiliteit van de nieuwe platformen. Kritiek is een fragiele ecologie, het is alles behalve een historische constante.

* Maatstaf van de kunstkritiek is de vraag of de circulatie van opinies ook collectief beleefd wordt. De kwaliteit van een individuele beoordeling betekent niets als deze niet ook gelezen of gehoord wordt door anderen. In dit tijdperk van de sociale media is dit hele proces meetbaar geworden. Het gaat niet langer om oplages of kijkcijfers maar om feedback. Hierdoor neemt de autoriteit van de kunstkritiek enerzijds af, maar keert weer terug als celebrity die wordt geforward, geretweet, geliked etc. In die zin kunnen we spreken van de zege van de meetbare kunstkritiek. Alles kan en zal kwantitatief beoordeeld worden. Kan de kritiek zich onttrekken aan de logica van Big Data? Hoe kan een dissidente kunstkritiek hierop reageren? Bestaat er zoiets als een onmeetbare uiting? En is dit een cultuurideaal dat wij zouden moeten najagen?

* Kunstkritiek van de toekomst moet inzetten op meerstemmigheid – dat er meer perspectieven zijn, in verschillende vormen, van verschillende mensen en publieke, wil niet zeggen dat er minder diepgang of expertise hoeft te zijn. Hoe die meerstemmigheid te organiseren en weer te geven is de grote uitdaging.

* Het spanningsveld tussen ‘kunstkritiek’ die vertrekt vanuit technologische mogelijkheden (bijvoorbeeld sites als rotten tomatoes, die het gemiddelde van alle kritieken berekenen, maar ook het toekennen van sterren met één klik, het posten van duizenden fake reviews, Amazon toplijsten etc.) en de ‘authentieke’ criticus die zijn persoonlijkheid inzet om kunst te duiden, kan wellicht in het digitale domein worden omgebogen tot een echt nieuwe vorm van kritiek. Daarvoor moeten we op zoek naar een digitale toepassing die het beste van beide werelden verenigd; algoritmische kritiek van de veelheid met authentieke duiding van de enkeling of verzameling enkelingen.

* Is kritiek in tijden van de Facebook-duim überhaupt nog mogelijk? Is kritiek tegenwoordig niet vooral positieve waardering? Hoe kan kritiek functioneren binnen de netwerkcultuur, waar iedereen aan elkaar verbonden is? In de VS is dit een uitgebreid debat geweest, resulterend in onder andere de fantastische term ‘smarm’ – smarm zijn alle schrijvers die elkaar bejubelen om vooral de stemming niet te bederven, of dat nu op feestjes is of op Facebook. Hoe kom je hier onderuit? Of is zo’n opperbeste stemming helemaal niet zo erg?

Share