Menno Grootveld & Geert Lovink: Links na de Europese verkiezingen

Na de Europese verkiezingen lijkt links definitief de weg kwijt.

Eind mei 2019 werden in heel Europa verkiezingen voor het Europees Parlement gehouden, en in Spanje gemeenteraadsverkiezingen. De gevreesde ‘bruine golf’ van rechts-populisten in Europa onder leiding van de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken en vice-premier Matteo Salvini bleef uit, hoewel de rechts-populisten wel winst boekten. Maar in Frankrijk won Marine le Pen en in Groot-Brittannië werd de fonkelnieuwe Brexit Party van Nigel Farage in één klap de grootste. De twee grote blokken in het midden (de christendemocratische EVP en de sociaaldemocratische S&D) kregen voor het eerst sinds 1979 samen geen meerderheid meer, en de liberale fractie (ALDE) en de Groenen, beide zeer pro-Europees, konden zich in een flinke winst verheugen. Voorts viel op dat de pan-Europese partij DiEM25 van de voormalige minister van Financiën van Griekenland, Yanis Varoufakis, geen enkele zetel haalde.

In Spanje was het beeld al even gemêleerd. Waar bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen nieuwe burgerbewegingen (nadrukkelijk géén partijen) als Barcelona en Comu in Barcelona en Ahora Madrid in Madrid kwamen bovendrijven en ook de burgemeesters mochten leveren (Ada Colau in Barcelona en Manuela Carmena in Madrid), leden deze bewegingen nu (licht) verlies, met als gevolg dat Carmena het burgermeesterschap kwijtraakte en Colau alleen burgemeester kon blijven door een bij voorbaat gammele coalitie aan te gaan met de sociaal-democraten, gedoogd door de liberalen van Manuel Valls.

We kunnen constateren dat de opgeklopte angst voor het rechts-populisme hier en daar gewerkt heeft, maar lang niet overal. In Duitsland bleef de winst van Alternative für Deutschland achter bij de verwachtingen, en in Nederland werd Forum voor Democratie niet de grootste, terwijl de PVV zelfs uit het Europees Parlement verdween. Maar naast Le Pen en Farage kwam ook Salvini (in Italië) als winnaar uit de bus, terwijl de Fidesz-partij van de Hongaarse premier Orbán zelfs 52% van de stemmen kreeg en de partij Recht en Rechtvaardigheid van de Poolse premier Mateusz Morawiecki 42%. Gelukkig is het rechts-populistische kamp in het Europees Parlement tot op heden verdeeld: Identiteit en Democratie, de alliantie van rechts-nationalistische partijen onder leiding van Salvini, bestaat naast zijn eigen Lega Nord uit de volgende partijen: Vlaams Belang (België), Deense Volkspartij (Denemarken), Alternative für Deutschland (Duitsland), de Finse Partij (Finland), het Rassemblement National (Frankrijk) en de FPÖ (Oostenrijk); Europa van Vrijheid en Directe Democratie bestaat op dit moment alleen uit de Brexit Party en de Italiaanse Vijfsterrenbeweging, de coalitiepartner van Salvini. Samen hebben deze twee groeperingen nu 117 zetels in het 751 zetels tellende Europese Parlement, waarmee ze in grootte de derde stroming zouden zijn. Als we daar dan de zetels van Fidesz (13) en die van Recht en Rechtvaardigheid (26) bij optellen, komen we uit op het toch niet onaanzienlijke zetelaantal van 156. Aan de andere kant van het politieke spectrum leed links een gevoelig verlies (de fractie EUL/NGL, waar onder meer de SP deel van uitmaakte, ging van 52 naar 38 zetels).

Het is kortom duidelijk dat links in ieder geval niet heeft geprofiteerd van de angst voor de ‘bruine golf.’ De Duitse socioloog Wolfgang Streeck velt een vernietigend oordeel over de verkiezingsstrategie van links in een artikel voor Jacobin, waarvan de Nederlandse vertaling te vinden is op www.leesmagazijn.nl (let op: langere versie!). Volgens Streeck ontbeert links vooral een geloofwaardige anti-kapitalistische strategie vis-à-vis de Europese Unie. Hij pleit voor een fundamenteel debat over de vraag of de Europese Unie überhaupt een vehikel kan zijn voor een anti-kapitalistische politiek. Daarnaast verwijt hij links min of meer ‘blind’ te zijn meegegaan in de retoriek van de bedreiging van de democratie door de ‘bruine golf,’ terwijl de werkelijke ondermijners van die democratie onderdak vinden bij zowel centrum-links als centrum-rechts, met hun neoliberale beleid van een onaantastbaar vrijhandelsregime, een rigide monetair beleid, harde bezuinigingen en arbeidsmarktbeleid dat de vakbonden buitenspel probeert te zetten.

Deze kritiek werpt een schril licht op het enthousiasme dat in sommige kringen te horen is over de verkiezingsoverwinning van de Nederlandse sociaal-democraat Frans Timmermans. Timmermans was in de vorige Europese Commissie de tweede man onder Commissie-voorzitter Jean-Claude Juncker en in die zin een echte Eurocraat. Hoewel de SP veel te ver ging met het op de man spelende verkiezingsspotje waarin een als twee druppels water op Timmermans lijkende ‘Hans Brusselmans’ werd neergezet als een inhalige, ondemocratische profiteur van het zuiverste water, kan niet ontkend worden dat in de onderliggende kritiek wel degelijk een kern van waarheid schuilt. Waarom manifesteren sociaal-democraten als het erop aankomt zich toch vrijwel altijd zo graag als de slippendragers van de grote bedrijven? Wat vindt Timmermans van het opsplitsen van Facebook en Google? Hoe zien zijn plannen eruit om een Europees internet te bouwen als publieke infrastructuur? Stilte.

Als we het van ‘traditioneel’ links en van sociaal-democratisch centrum-links niet moeten hebben, van wie dan wel? De Groenen lijden een beetje aan hetzelfde euvel als de sociaal-democraten: ze willen zo graag ‘meebesturen’ dat ze bereid zijn daarvoor veel van hun principes overboord te zetten. Neo-liberaal beleid maakt niet uit, zolang er maar meer zonnepanelen bijkomen. Nog belangrijker (en ernstiger) is dat ook zij de connectie met de ‘gewone man en vrouw’ niet kunnen maken. De Groenen zijn vooral een partij van grotendeels witte, hoogopgeleide mensen uit de middenklasse, die zich (terecht) zorgen maken over het milieu en de klimaatverandering, maar geen radicale anti-kapitalistische keuzes (durven te) maken.

Dat brengt ons bij het échec (zo mogen we dat toch wel noemen) van DiEM25. Vier jaar geleden opgericht als pan-Europese beweging, met als doel de EU binnen tien jaar in democratische zin te hervormen, heeft DiEM zich twee jaar geleden ook een ‘politieke vleugel,’ zeg maar gerust een partij, aangemeten. Intern heeft dat tot de nodige discussies en schisma’s geleid; lang niet iedereen is ervan overtuigd dat partijvorming het juiste en meest doeltreffende antwoord is op de crises van deze tijd. Toch is er met name het afgelopen half jaar enorm veel energie gestoken in de campagne voor de Europese verkiezingen, zonder dat dit tot resultaat heeft geleid. De vraag is gewettigd hoe dat komt. DiEM heeft beslist geen gebrek aan goede ideeën. Het verkiezingsprogramma, A New Deal for Europe, staat er bol van. Ook was er geen gebrek aan aansprekende kandidaten. In Duitsland was Yanis Varoufakis zelf lijsttrekker, maar zelfs daar is hij er niet in geslaagd ook maar een zetel te bemachtigen.

DiEM zelf wijt het échec vooral aan het feit dat de partij en haar programma zo goed als doodgezwegen werden door de gevestigde media. Dat klopt, maar is dat werkelijk de voornaamste reden? Wij denken dat er misschien toch ook andere factoren een rol hebben gespeeld. Eén daarvan is dat er een enorme kloof bestaat tussen de top (de ‘coterie’ van internationale beroemdheden rondom Yanis Varoufakis) en de basis van de beweging. Ondanks het feit dat DiEM de democratie hoog in het vaandel heeft staan is de interne structuur toch wel heel erg ‘top-down.’ Daarnaast is een factor zeker de overmatige aandacht die naar de leidersfiguur uitgaat. Dat is in een media-cratie wellicht onvermijdelijk, maar brengt enorme risico’s met zich mee. Het grootste daarvan is uiteraard dat het alleen nog maar om de poppetjes gaat; de inhoud verdwijnt naar de achtergrond en de noodzakelijke aandacht voor het opbouwen van een solide partijstructuur wordt voortdurend ondermijnd door optredens in de traditionele media, afgewisseld door speldenprikjes op de sociale media platforms. En wat gebeurt er als Varoufakis er straks misschien de brui aan geeft? Implodeert het hele zaakje dan? Ziehier het dilemma van velen: we willen eigenlijke duurzame politieke machtsstructuren opbouwen, maar dat lukt niet meer op de traditionele manier. Het alternatief van de sociale beweging lonkt, maar iedereen weet dat ook die, mede door de sociale media, veel te kortstondig is. DiEM mag dan mislukt zijn, de hybride structuur van bewegingspartij of partijbeweging zal ons nog lang bezighouden.

Eenzelfde dynamiek als bij DiEM lag volgens ons ten grondslag aan de tegenvallende resultaten van de zogenoemde ‘municipalisten’ in Spanje bij de recente gemeenteraadsverkiezingen. Vier jaar geleden waren Ada Colau en haar Barcelona en Comu en Manuela Carmena van Ahora Madrid op de golven van grote volksbewegingen, met hun wortels in de 15M-betogingen van 2011, aan de macht gekomen. Destijds (in 2015) gebeurde dat met een zeer inhoudelijk programma van verzet tegen de bezuinigingen als gevolg van de crisis van 2008/2009, en – specifiek – verzet tegen de huisuitzettingen van mensen die hun hypotheek of huur niet meer konden betalen. Maar in mei zag je in Barcelona alleen maar posters hangen met het gezicht van Ada Colau en de tekst ‘alcaldesa’ (burgemeester). De hele verkiezingscampagne van Barcelona en Comu was nu opgehangen aan de persoonlijkheid van Colau.

Toen de uitslag van de verkiezingen bekend werd (Barcelona en Comu kwam ditmaal 5000 stemmen tekort om de grootste te worden) was de teleurstelling groot, want dit zou wel eens het vertrek van Colau kunnen betekenen. Zij had immers vóór de verkiezingen al aangegeven alleen te willen aanblijven als zij weer burgemeester kon worden, en daarvoor moet je in Spanje (gewoonlijk) als grootste partij uit de stembus komen rollen. Inmiddels is overigens bekend geworden dat Colau door kan gaan als burgemeester, omdat Barcelona en Comu in zee is gegaan met de Catalaanse sociaal-democraten, waardoor de winnaar van de verkiezingen, de Catalaans-nationalistische ERC, buitenspel is gezet. Hoe dan ook was het ons inziens geen slimme zet om Colau in de campagne zó centraal te stellen. Ook hier werd mede daardoor de kloof tussen de top van de ‘partij’ en de ‘straat’ te groot, en dreigde een implosie als Colau daadwerkelijk zou opstappen.

We willen graag de discussie aangaan over de vraag wat links moet doen om zich een betere uitgangspositie te verwerven om échte veranderingen teweeg te kunnen brengen. De voorbeelden hoe het (misschien) wel moet zijn er ook, kijk maar naar de VS (Bernie Sanders, hoewel hij het uiteindelijk ook niet haalde, en meer recentelijk Alexandria Ocasio-Cortez) en Groot-Brittannië (Jeremy Corbyn, hoewel het resultaat van Labour bij de Europese verkiezingen ook tegenviel).

De belangrijkste vragen zijn wat ons betreft: hoe moet de verhouding tussen ‘partij’ en ‘beweging’ vormgegeven worden om maximaal effect te sorteren? Deze discussie moet expliciet gevoerd worden in relatie tot de druk van de traditionele media voor een leider enerzijds en de ‘ruis’ van de sociale media anderzijds. Hoe moet worden omgegaan met de traditionele media die weigeren aandacht aan je programma te besteden? Is er überhaupt wel sprake van positief effect van ‘celebrities’ of is dit een valkuil waar we niet uitkomen? Wat kan de rol van sociale media zijn, kijkende naar het succes van het FvD bij ons en van de Brexit Party in Engeland? Wat moet je doen als je eenmaal aan de macht bent, meestal in een coalitie met minder radicale partijen? Hoe kunnen flexibele contracten worden afgebouwd en concrete resultaten worden binnengehaald?

Share