Google exces (for Andere Sinema, in Dutch)

(Voor Andere Sinema 165, februari 2006)
http://www.antwerpen.be/cvb/as/

Als er een prijs voor de netkritiek bestaat, zou de 2005 Award wat mij betreft naar Rough Type, de blog van Google watcher Nicholas Carr gaan. Deze voormalige redakteur van Havard Business Review is de auteur van het boek Does IT Matter? Volgens Carr zijn investeringen in informatietechnologie niet meer kritisch in de zin dat ze een strategische voorsprong voor een bedrijf uitmaken. Iedereen heeft het, is op hoogte van de laatste ontwikkelingen en bovenal: vecht met de vele beperkingen en fouten die nog steeds in de hard- en software zitten. Wat het interessante aan Carr is dat hij een insider is naar wie geluisterd wordt. Tot voor kort had computer industrie geen oren voor kritiek. Public relations en ‘spin’ hadden het voor ‘t zeggen en de journalistenkuddes liepen braaf achter alles aan wat zich als ‘nieuw’ en ‘cool’ voordeed. Daarmee is met de komst van blogs a la Rough Type een einde gekomen.

De vroege netkritiek a la nettime (1995-97) had nog impliciet een avant-garde aanspraak en bleef noodzakelijkerwijs hangen in een klein wereldje van academici en kunstenaars die elkaar emailden. Wat Rough Type (www.roughtype.com) zo succesvol maakt is het feit alles wat hij schrijft zoekbaar is, geindexeerd wordt en via links en RSS feeds voor velen toegankelijk is. Een van Carr’s meest gelezen onderwerpen betreft Google. Wat is Google kritiek? Het gaat hier niet om de bittere, persoonlijke aanvallen a la www.google-watch.org. Als het om subversieve tactieken gaat komen we al snel bij ‘Google bombing’ terecht. Het manipuleren van zoekmachines is een leuke sport, een ware kunst volgens sommigen en een manier om geld te verdienen voor hen die zgn. linkfarms runnen. Maar het vertelt niet heel over wat er met Google gaande is. Dat geldt ook voor de klassiek aandoende net.art aktie Google Will Eat Itself (2005) van Hans Bernhard en Alessandro Ludovico. Het idee is dat mensen op Google advertenties klikken. Met het beetje geld dat het duo hiervoor van Google krijgt kopen ze vervolgens Google aandelen. De cirkel is rond. Leve de zelf-referentiele systemen. Waarom mensen aan dit click project mee moeten doen blijft echter onduidelijk. Hebben ‘we’ iets tegen Google? Moeten arme kunstenaars geholpen worden? Misschien is het wel de verloren onschuld waar blog oervader Dave Winer het onlangs over had: “It’s time to realize that Google is no longer the little company we used to love. They’re now a huge company that pushes individuals around like a lot of other huge companies. They need some balance to their power.”

Na Google’s beursgang op 19 augustus 2004 verschijnt de ene na de andere service op de markt. Deze week is het videos online verkopen, dan weer gaat om boeken op het Net zetten, Google Earth, waarbij je satellietfoto’s kunt bekijken (behalve dan van Israel…). Binnenkort wordt zowel beeld als geluid zoekbaar. Daarnaast doet Google klassieke aquisities zoals het aandeel dat ze eind 2005 in de stagnerende provider AOL namen. De anti-monopolistische kritiek die in de jaren negentig al had pijlen op Microsoft richtte maakt zich al klaar voor een volgende ronde gezien de miljarden die Google ter beschikking heeft om aanverwante bedrijven op te kopen. Het moge duidelijk dat Google de zoekmarkt domineert. Dat geldt ook voor Nederland waar Ilse zwaar te lijden heeft onder Google.

Feit is dat Google en Microsoft een konkurrentieslag aan het voorbereiden zijn (zie Google’s lancering van Google Pack, een software pretpaket dat Windowsgebruikers kunnen downloaden). “They are more like us than anyone else we have ever competed with,” is wat Bill Gates ooit over Google zei. Volgens Carr vormt Google zo’n bedreiging omdat het een mediabedrijf is, “and its medium just happens to be software.” Waar Google geld mee verdient zijn advertenties op andere dan de eigen sites, en die business gaat veel verder dan het verkopen van hoog genoteerde zoekresultaten op Google zelf. Nicholas Carr: “It’s in Google’s interest to process as much information for as many people as possible. It wants, in other words, to become the world’s computer, and the best way to do that is to give away the software, the storage, the computing cycles, and the operating system. That’s pretty scary – if you’re in the business of selling that stuff.” Wat Google’s businessmodel zo aantrekkelijk maakt is de simplistische aanpak. Terwijl de traditionele software industrie het er nog om ging upgrades te verkopen, kan Google doorgaan met het verkopen van advertenties. Carr: “Upgrades require constant addition of new features. Each of those features may provide some value to someone, but in combination they tend to lead to ever more complex software – and ever more frustrated customers.”

Het probleem waar menig Google gebruiker nog steeds mee vecht is wat Douglas Coupland “option paralysis” noemt: de tendens, gegeven de veelheid aan keuzes, om helemaal geen te maken. Toch moeten we de verwarring laten voor wat het is: morele paniek van de burgerlijke middenklasse die in al haar moderne nerveusiteit al snel het overzicht zoekraakt. In het verleden werd toch ook niet geklaagd dat bibiotheken teveel boeken hadden of boekhandels te groot waren? Toch blijft men de diepere betekenis zoeken van de 3.000.000 documenten die in 0.25 seconden zijn gevonden. Er is niet teveel Google maar te weinig weten van de Google kritiek die al jaren bestaat. Als Google de zoekmachine ons niet bevalt kunnen we immers de portals en directories (geannoteerde link lijsten) bezoeken die voor ons de keuze maken. Of we beginnen zelf een zoekmachine of link lijst. Overal bestaat behoefte aan, alles is er al of komt eraan, inclusief betrouwbare alternatieven. Het zal niet lang duren voordat Google als zoekmachine haar integriteit heeft verloren en gebruikers de uitkomsten als zodanig niet meer vertrouwen. Tot die tijd geldt Hal Varian’s wet dat de gebruiker een schaap is dat gewillig in de kudde meeloopt.

Net als in het geval Microsoft zal hyet niet gemakkelijk worden ons te ontdoen van de Google almacht. Het is zeker niet gedaan met het staken van het gebruik van de zoekmachine, ook al is dat een eerste zet. Het grote verschil zit ‘m erin dat op Microsoft de meest waanzinnige Kwade Doelen geprojecteerd worden. Over het Kwaad weten we inmiddels het een en ander (zie o.a. Rüdiger Safranski), maar de theorievorming over de verwoestingen die het Goede aanbrengt moet nog grotendeels op gang komen. De continentale filosofie van voor 1989 rept er nauwelijks over. Het ontmaskeren van het Goede is niet zo’n eenvoudige klus zoals de discussie over “humanitaire interventies” van eind jaren negentig reeds illustreerde. Inmiddels is dit debat door 9/11 weer in het slop geraakt.

Google is een typisch post-2000 bedrijf qua financiele bedrijfsvoering (althans, tot voor kort) niet voor de makkelijke weg koos. Hun motto, “don’t be evil”, dient in het kader geplaatst te worden van de wereldwijde “corporate social responsibility” golf. Samenzweringstheorieen helpen niet echt. Wat nodig blijkt is een gedegen studie van de “do-go” mentaliteit in de New Age zakenwereld. We kunnen de organiseeerde naiviteit niet afdoen als masker. Bill Gates is wat dat betreft een gespleten persoonlijkheid van de oude school. Hij verdient zijn miljarden als wolf en verdeelt vervolgens een deel van zijn vermogen onder de zieke lammetjes. Google daarentegen doet zich voor als holistisch bedrijf dat genadeloos geld slaat uit de hordes enthousiaste computerslaven die voor niks hun kennis en talent stoppen in projecten als Linux en Wikipedia.

Het privatiseren van gemeenschapsinspanningen begon in februari 2001 met de overname van het Usenet archief door Google (http://groups.google.com), een grote verzameling publieke discussiegroepen die teruggaat tot 1981. Wat dit voorbeeld vooral laat zien is hoe zwak het globale publieke domein is als het gaat om duurzame economische modellen voor het instandhouden van zichzelf. Google wordt zo groot omdat er tegenover de “mass amateurization” (zoals gepredikt door Lessig en Ito) geen alternatief economisch model staat. We zijn gedoemd alles wat we maken, van code tot boeken, muziek en films, voor niks weg te geven–en daar nog blij over te zijn ook. Wie hiermee geld verdient zijn niet de traditionele mediabedrijven die profiteren van gratis toeeigening van creatief talent (zoals de appropriation theorie beweert), maar de faciliterende infrastructuur op de achtergrond zoals hardware, software, de telecoms en… Google. Telkens weer wordt ons verzekerd dat met ‘inhoud’ geen droog brood te verdienen valt en we alle hoop dienen op te geven. Neem toch een McJob en maak je content in je avonduren, net als al die miljoenen anderen, wordt ons door venture capitalisten als Ito keer op keer verzekerd. Het uur is geslagen voor de media professionals, oud of nieuw, maakt niet uit. Leef je maar uit in je blog en je game, wij zorgen er wel voor dat die lekker draait, aldus de cynische logica van de “Web 2.0” predikers, die niets dan goeds met ons voorhebben. We hebben de Carr’s nog hard nodig.

Nawoord. De ironie wil dat het nota bene Henry Blodget, de notiore manipulator van dotcom aandelenkoersen is die op 11 januari 2006 over Google’s beursval speculeert: “Google’s major weakness is that it is almost entirely dependent on one, high-margin revenue stream. The company has dozens of cool products, but with the exception of AdWords, none of them generate meaningful revenue.”