Arbeidssimulatie als verplichte volksscholing Door Lex Wouterloot Ons land kent nog steeds een Partij van de Arbeid hoewel de laatste overtuigde socialisten sappelen in de Willem Drees huizen. Niettemin zou er een sociale basis voor een sociaal-democratische partij moet bestaan, als wij bijvoorbeeld de gesel van de massawerkloosheid in beschouwing nemen. Het Paarse Kabinet hecht er aan om te verklaren dat het streven naar volledige werkgelegenheid de centrale beleidsdoelstelling blijft. Deze geloofsbelijdenis klinkt echter iedereen wat plichtmatig in de oren. Er lijkt alleen maar mee onderstreept te worden dat de virtuele realiteit van de arbeidersbeweging het niet zonder plichtmatige referentie naar het arbeidsvraagstuk kan stellen. Grondige reflectie op het arbeidsbegrip heeft de PvdA zich nog niet durven permitteren, ondanks de verschuivende panelen en de sociale effecten van de informatica- revolutie. Met het verdwijnen van een sociaal streven van de PvdA is de utopische dimensie uit het politieke programma verdwenen en ontbreekt er een rechtvaardiging voor het arbeidsethos. De zwevende karakter van de sociaal-democratie wordt geãllustreerd door het project van de 'sociale vernieuwing' dat geleidelijk aan baanbreekt. De sociale vernieuwing is het schoorvoetende antwoord van de sociaal-democratie op het liberale dereguleringsoffensief. De onuitgesproken oogmerk van dit project is de verzorgingsstaat in het maatschappelijk nuttig te maken. Een uitkering bij werkloosheid wordt in het kader van de 'sociale vernieuwing' geijkt als beloonde lediggang, waar dus iets aan gedaan moet worden. De vermetele gedachte die school maakt is dat het maatschappijk nut van het algemeen bevorderd kan worden door werklozen in te zetten bij verrichten van onrendabele, maar daarom niet minder wenselijke werkzaamheden die ongelukkigerwijs blijven liggen. Speerpunten in dit werkgelegenheidsbeleid zijn de banenpools van stadswachten, klussenbazen en graffiti-verwijderaars. Enige jaren geleden zou de verplichte arbeidsinzet voor langdurig werklozen ondenkbaar geweest zijn. Het bewustzijn was nog niet gerijpt dat de uitvoering van deze perifere taken een bijdage aan 'sociale vernieuwing' zou kunnen geven. Opmerkelijk is de politiâle component van de postmoderne werkverschaffingsprojecten. Dezer dagen rolt het ene werkgelegenheidplan na het andere van de persen met voorstellen om werklozen op grote schaal te mobiliseren voor het bevordering van de veiligheid op straat en de realisering van haar esthetische dimensie, de properheid. Tien jaar geleden werd er wat lacherig gedaan over het idee, maar momenteel is de stadswacht een vertrouwde verschijning in het straatbeeld van de grote steden geworden. Voorop in de uitwerking van de stadswacht-filosofie liep de gemeente Dordrecht. Sinds de voltooiing van de Statenvertaling is deze stad bij velen enigzins in de vergetelheid geraakt. Ten onrechte want er is in het klussen in het openbaar bestuur heel wat afgeâxperimenteerd. In tegenstelling tot de populistische bombarie die het vooroorlogse Plan van de Arbeid omgaf, kenmerkt haar postmoderne variant zich door haar bureaucratische procesgang. De Bermuda-driehoek van de democratie die Politiek, Politie en Paperasserie met elkaar gevormd hebben, is het toverwoord 'surveillance' gesproken. Vroeger dienden werklozen gecontroleerd te worden, tegenwoordig beijvert men zich om werklozen om te vormen tot controleurs. Dat past in een bredere ontwikkeling die zich reeds lang aftekent. Sinds de politiebeambte in functie geen pet meer draagt, heeft de leus 'die pet past ook u' zijn wervende kracht verloren. De politie is niet langer je beste kameraad, zoals het kinderlied wil, maar eenvoudigweg je gelijke. Dat impliceert dat wij op z'n tijd allemaal een beetje surveillant en ordehandhaver zijn, alleen hebben sommigen er hun beroep van gemaakt. Als het aan de PvdA ligt, dan mogen dat er nog veel meer worden. Hoe moeten wij het socialistisch bewakingsoffensief dat stilletjes ingezet is, begrijpen en duiden? De betekenis van de nieuwe arbeidsinzet in het kader van stadswacht en grafitti-verwijdering wordt duidelijk als wij haar vergelijken met de structuur van de oude sociale dwangarbeid. Bij het tijdvak van het industrieâle socialisme hoorde de werklozenpolitiek van het gedwongen grondwerk. Werklozen moesten, om hun schamele uitkering te verwerven, de wil tot werken tonen, door letterlijk de hand aan de spade te slaan. Inzet bij ontginning van woeste grond, graven van kanalen en de doorvoering van cultuurtechnische werken passioneerde de vooroorloogse sociale vernieuwers. In de vermaledijde Rijkswerkinrichting te Frederiksoord met haar vestiging voor paupers op de heidevelden, de Dienst Uitvoerende Werken met de hel van Jipsinghuizen en het Bosplan waar boekhouders en procuratiehouders de kruiwagens deden rollen, werd aan concrete oplossingen van het sociale vraagstuk gewerkt. Terugkijkend op dit manuele grondverzet en het gezwoeg in weer en wind van kantoorklerken, lijkt er iets ongerijmds te zitten aan deze arbeidsprojecten. In de tijd van de industrialisatie, mechanisatie en modernisering werd aan de werkloze een archaãsche activiteit als greppels graven toegedacht als meest passende 'additonele arbeid'. De Maatschappij van Weldadigheid meende zelfs nog dat het paupervraagstuk opgelost zou kunnen worden, door de werkloze sloebers aan een hutje op de hei te helpen. Het getuigde van grote nuchterheid en werkelijkheidszin dat de toenmalige werklozen zelf niet zoveel voelden voor dat gespit. Al dat graafwerk was, zo zou later blijken uit de becijfering van het reâle nut van de cultuurtechnische werken, hoofdzakelijk een rituele handeling, waarmee primair het contemporaine arbeidsethos vormgegeven werd. Het mensonterende geploeter in de DUW was de uitdrukking van een politiek regime waarin het werken ten koste van veel ellende gevierd diende te worden. Vanuit ons perspectief bezien, springt de zinloosheid van het graafwerk in het oog. De hel van Jipsinghuizen heeft spiegelgladde akkers opgeleverd die weinig landbouwkundige meerwaarde bezitten. Inmiddels zijn door een gewijzigde beleidsperceptie van het landschap, de egale carrÇ's zelfs ontsierende ingrepen geworden die de baten verlagen. Het egale landschap vormt een verstoring van de toeristische kwaliteit van het natuurlijke profiel. Op verschillende plaatsen is daarom met bulldozers weer reliâf gebracht in de akkers. De landbouw loont niet meer op de arme zandgronden die uit heide en andere woeste grond is gewonnen. Op de keper beschouwd heeft het egaliseren van geaccidenteerd terrein alleen tijdelijk politieke vruchten afgeworpen. De morrende werklozen die potentieel een bron van onrust vormden, werden lichamelijk uitgeput, moreel gekrenkt en mentaal gebroken. En niet in de laatste plaats: politiek ongevaarlijk gemaakt. In de fundamentele zinledigheid vond deze gedwongen arbeidsinspanning lag haar uiteindelijke rechtvaardiging. Het graafwerk aan de Colijnsvlakte en het omspitten van het Bourtangermoor waren opgezet met een politiek doel: de beheersing van de onderklasse. In de vooroorlogse jaren, de bezetting en de Koude Oorlog was het de vrees voor het communisme die inspireerde tot sociale vernieuwing. Het feit dat er in de Sovjet Unie nog veel meer zinloos grondwerk werd verricht, zoals bijvoorbeeld aan het moordende Witte Zeekanaal was minder bekend, en voor alle betreffende partijen onwelkom nieuws. Bijvoorbeeld voor de burgemeester van Delfzijl, Jan Buiskool die een door de staat gefinancieerde ontwikkelingsmaatschappij oprichtte, teneinde de 'beroepswerklozen' het demoraliserende en mensonterende lot van het handophouden te besparen. Wellicht herkent u in deze constructie van 'public-private partnership' de opzet van wat tegenwoordig 'werkcorporaties' heet, zoals die van de de Rotterdamse NV Werk. Anderen zal het bekend zijn dat vernoemde Jan Buiskool een vrijzinnig democraat was, dus een prakticijn van de Paarse filosofie. Een liberaal die zich niet te elitair vond om zich zo op zijn eigen wijze om het volk te bekommeren. Ten overvloede zij vermeld dat de sociaal- democraten zeer ingenomen waren met de 'gezonde hardheid' van Buiskool die menig AOW-ers in Oost-Groningen zich nog goed kan heugen. Velen lijken de mening toegedaan, dat het ook in onze tijd aan die tucht ontbreekt. Vandaar dat overal werkverschaffingsprojecten verzonnen worden die moeten voorzien in duizenden banen in de veiligheidssector. Het gonst van plannen tot het aanstellen van flat- en stadswachten, buurtconciârges en tramconducteurs. Daarnaast wordt er een nieuwe campagne ingezet om de door gekken en onbesuisden besmeurde muren en gevels te reinigen. Kleine criminaliteit en viltstift-vandalisme zijn verheven tot de waarschuwingssignalen van een nieuwe subversie. GeÅniformeerd dient de langdurig werkloze aan te treden om de strijd met deze dreigingen aan te gaan. De vele wachtlopers die langs de openbare weg, in de holle trappehuizen en op de tochtige trambalkons zullen verschijnen, doen verrichtingen die enige jaren geleden in beleidvoorbereidende kringen nog 'werkvervangende activiteiten' heetten. Inderdaad kan men in Amsterdam constateren dat er al velen gemotiveerd zijn om zich te melden voor deze publieke vormen van arbeidssimulatie. Wij zien de stadswacht patrouilles in hun kekke rood-blauwe uniform in steeds meer wijken verschijnen: verklede langdurig werklozen die met een landerige tred zich op hun individuele arbeidstraject begeven. In rotten van twee, en vaak zelfs in rotten van drie, zien wij hen ontspannen bezig met het observeren, signaleren en binnen hun bevoegdheid, corrigeren. Een eerstelijns bewakingsfunctie voor al diegenen, die een uniform op straat nog associâren met veiligheid die de terugtredende staat moet waarborgen. Net als eertijds bij het egaliseren van geaccidenteerd terrein is de gesimuleerde arbeid van de stadswacht, buurtconciârge, tramconducteur ook vooral geconcipieerd om de werkwillige in een publiek rol te dringen. Een evidente bedoeling achter het concept 'stadswacht' is de werkwilligen in een uniform te kijk te laten lopen. Om die reden is er voor het uniform zo'n grillige kleurstelling gekozen, een die in de Amsterdamse volksmond geassocieerd wordt met de Smurfen. De Amsterdammers staan in dat oordeel niet alleen. Direct na haar introductie in Dordrecht was de Stadswacht daar het meest populaire object van spot in de jaarlijkse carnavalsoptocht. De stadswacht heeft in de eerste plaats een theatrale functie. Het rollenspel biedt de politiek, de benauwde burger en werkwillige de kans om hun intenties te etaleren. De politiek laat zien dat ze niet een stelletje klungels zijn, die niet anders doen dan geld over de balk smijten. De benauwde burger weet zich gerustgesteld dat er een tegenprestatie wordt verlangd voor het potverteren in de RWW. En de langdurig werkloze ervaart, om in Rotterdamse termen te spreken, wat het is om weer in aanraking te komen met 'werk'. Waar de werkwillige in de arbeidspool ontegenzeggelijk mee in aanraking komt is psychologische disciplinering. Dat het om weinig anders gaat dan het nabootsen van een functie, wordt duidelijk als men ziet hoe men banen creâert. Het kernbegrip in de filosofie van de sociale vernieuwing is 'additioneel werk'. Wat zou men daar onder moeten verstaan? Welke problemen blijven er in een geordende kapitalistische maatschappij liggen? Dat kunnen alleen maar zaken zijn die geen waarde hebben. Afval dus. Langdurig werkloze werkwilligen ontfermen zich in de banenpools met het uitvoeren van rondslingerende restwerkjes. Letterlijk zwerfvuil opvegen dat collega reinigingsbeambten met een volwaardig salaris niet aan kunnen. Het wegboenen van graffiti. Registreren van obstakels, gebreken en bronnen hinder en onveiligheid op straat. In de informaticamaatschappij is in de gedaantes van stadswacht, kretenreiniger en klussenbaas het 'heitje voor een karweitje' teruggekeerd als professionele padvinderij voor volwassenen. Deze in essentie politiâle arbeidsvoorziening appelleert aan een wereldbeeld dat even oneigentijds is als datgene wat de filosofen van de spade ooit aanhingen. Waar komt toch de gedachte vandaan dat de nijpende veiligheids- en vervuilingsproblemen juist op straat gesitueerd moeten worden? Het idee dat het noodzakelijke werk op straat ligt is absurd. Er wordt louter aan een beeldspraak en een populair vooroordeel geappeleerd dat het ächte leven op straat te vinden is. En dat terwijl de openbare ruimte vrijwel heeft opgehouden te fungeren als een terrein voor maatschappelijke en economische activiteit. De functionele stad kent de straat primair als het domein voor het verkeer. Sociaal leven speelt zich hier slechts in afgeleide zin af. De stadswachters en hun collega-opzichters worden in een doorzichtig rollenspel geparkeerd. De conceptie van het sociale in de 'sociale vernieuwing' is net zo archaisch en gefingeerd als de wijkgedachte die ooit de PvdA in de jaren zeventig zoveel windeieren leverde. De werkcorporaties met hun arbeidssimulaties bieden mensen, die wel meer kunnen dan wat rondwandelen, figurantenrollen in een politiek straattheater. Een fundamenteel misverstand dat aan de werkgelegenheidsprojecten ten grondslag ligt, is dat men voor de oplossing van de werkloosheid bij de werklozen moet beginnen. Dat de capaciteiten van het afgestompte arbeidsreservisten tot norm verheffen worden van het 'additioneel werk'. Dat stompzinnigheid tot beschavingsnorm wordt. Toch blijft er veel werk liggen, dat potentieel van grote maatschappelijk betekenis is en nut zou kunnen afwerpen. Die klussen strekken zich uit van het vinden van remedies voor ongeneselijke ziekten tot het noteren van ongeschreven gedichten, van de uitvinding van een computer die werkt op onze eigen hersenactiviteit tot de kweek van een eetbare Hollandse tomaat. Het is verbazingwekkend waarom men de werkgelegenheid juist aan de onderkant van de arbeidsmarkt wil stimulen. Een heel wat meer voor de hand liggende aanpak is het creâren van oplossingen aan de bovenkant, waardoor er een doorstroming naar aantrekkelijker banen op gang komt voor lager geschoolden. In Nederland investeert men echter liever in de toekomst door te bezuiningen op research en development. Wij zullen binnenkort ook weer veel te doen zijn over bezuinigingen op kunstenbudget. Zoals u weet gaat het hier altijd om uitgaven, die altijd 'drukken' op de begrotingen. Ik wil hier niet de kunstbeoefening bepleiten als een oplossing voor de werkloosheid en voorstellen om de Banenpool te vervangen door de Contraprestatie. Het zou al een stuk eleganter zijn door beschaafde arbeidsituaties te creâren dan verveelde vandalen te surveilleren, maar zo'n voorstel zou maar de indruk wekken dat de inzet van dit betoog niet ernstig is of dat ik de menselijke natuur idealiseer. De kunst herinnert ons er, in al haar zuiverheid, aan dat de menselijke arbeidsinspanning een artificieel proces is. Men moet zichzelf een taak stellen alvorens zich daadwerklijk aan de arbeid wijdt. Welke taak dat is - of moet zijn - behoort tot het domein van de politiek. Arbeid is een menselijke inventie en zonder imaginair doel of levens-beschouwelijk perspectief is arbeid zinloos. Dit laatste lijkt me het geval bij het politiâle pragmatisme van de combine van PvdA en politie. De mobilisatie van werklozen voor onzinnige activiteit stemt tot nadenken over de achtergrond van de arbeidsobsessie die uitgedragen moet worden. Alleen al met de titel van zijn roman 'De wereld gaat aan vlijt ten onder' verwierf Max Dendermonde zich een eervolle vermelding in het geschiedenisboek van het Koninkrijk der Nederlanden. Het politieke probleem van de arbeid laat zich ook stellen in de terminologie van de lediggang. Als erfgenaam van de verlichtingsfilosofie is de sociaal-democratie van mening dat de menselijke vrijheid gerealiseerd kan worden door een arbeidsinspanning. Na de sociale ontregeling van de moderne tijd dienen wij ons echter de vraag te stellen of de utopie van het socialisme geen nieuwe betekenis gegeven kan worden door haar te verrijken met een meer oosterse vrijheidsopvatting die ook luiheid en lediggang insluit. Socialisme moet daarbij geen vrijetijdsfilosofie worden, maar een ander zicht geven op werk en werkloosheid. Het kan een opgave zijn om betaalbare vormen van beschaafde gelatenheid als dichtkunst en koffiehuiscultuur, opdat wij onze menselijk conditie - die gekarakteriseerd wordt door de noodzaak om te wachten - te ontwikkelen. Ook in 1937 werd er geworsteld met de oplossing van het werkloosheidsvraagstuk. In dat jaar werd er een commissie ingesteld die de mogelijkheid van moest onderzoeken, nadat in Duitsland het goede voorbeeld was gegeven. Leden van deze commissie waren oa dr. W. Banning (SDAP), mr. L. Einthoven (Politie Rotterdam) en ir. Z. Th. Fetter (Philips). Ook toen meende wijselijk dat het niet nodig was om te preciseren waar het sociale vernieuwingsproject voor stond. De commisie had zwijgplicht en vermeed het woord omdat het Nieuwe Duitsland daar reeds beslag op had gelegd, maar verkoos te spreken van ten dienste van de opbouw van . Arbeidssimulatie en volksverlakkerij vormde toen en nu het politieke antwoord op het bestaan van een grote massa economisch overbodigen. De werklozen van straat halen door ze de straat op te sturen: daar komt sociale vernieuwing op neer. Arbeidssimulatie is een kunstmatig en geforceerd procedÇ om onoplosbare sociale probleem als werkloosheid simpelweg om te vormen tot politiek beheersbare en te manipuleren fenomenen. De Stadswacht is zelfs geen beleidsconstructie meer, maar puur politiek design. De culturele betekenis van de arbeidersbeweging school ooit in haar ageren voor een imaginaire orde waar de mens zinvolle arbeid zou verrichten. In het designersocialisme van de jaren '90 is er van dit culturele ideaal niets meer te bespeuren.