Architectuur in de onbegaanbare ruimte over stedebouw, media en toerisme Door Lex Louterwoot De architect is gedoemd om materialist te zijn. Het object van de architectuur bestaat uit bouwwerken. Woonhuizen, kantoren, fabrieken. Harde construncties waarvoor men baksteen, hout, beton en heipalen nodig heeft. Het is dus ook een harde business waarin niet al te veel ruimte is voor reflectie. De maten moeten kloppen en de zaak mag niet instorten. Met dit feit laat zich niet spotten want het bouwbedrijf brengt steden voort, de ruimtelijke ordening, miljardenprojecten, totaal nieuwe woonwijken. Hoewel de architect dus zijn nut overtuigend demonstreert is hij geen meester meer over zijn werkterrein. De eigentijdse architect is geen bouwmeester meer zoals hij zich vroeger trots kon noemen. Een reden daarvoor is misschien dat aan de architectonische structuur de samenhang en de betekenis van de maatschappelijke circuits van wonen, werken en inkopen niet meer te herkennen zijn. Aan fysieke dimensies kan men geen functies meer aflezen. Aan een gebouw valt niet te zien wat er in omgaat. Localisering van een instelling zegt weinig over haar plaats in een functionerend geheel. Stijlkenmerken en ornamenten hangen als modieuze kledingstukken om de betonstructuren. De context van de gebouwde omgeving is radicaal veranderd door met name de electronische media, kabelnetwerken en computers. Voor het oog zijn er in het straat- of stadsbeeld geen eenheden meer te onderscheiden waaruit men kan opmaken wat er gaande is in de wereld. Nu de stedelijke ruimte in een cyberspace is opgenomen is het zelfvertrouwen van bouwers geschokt. Architectuur en stedebouwkunde hebben schijnbaar hun ijkpunten verloren. Als we de peptalk mogen geloven zullen een groeiend aantal mensen thuis gaan werken aan de computerterminal. Na de fatale ineenstorting van de manufactuur en de huisindustrie in de loop van de industriâle revolutie lijkt er nu een keer te komen in die industriâle ontwikkeling. Werk en woning die steeds verder uit elkaar gehaald werden, kunnen opeens versmelten in een revolutiaire synthese. Een oplossing voor het verkeersvraagstuk lijkt in zicht. De files verdwijnen omdat scholieren en studenten hun lessen op het scherm volgen. Handelsreizigers nemen de eerste de beste uitrit van de snelweg omdat telemarketing hun activiteit overbodig maakt. In India, Mexico en Ierland verwerken nijvere handen de eenvoudige bewerkingen achter het toetsenbord voor multinationals aan de andere zijden van de globe. De onrust die zich meester heeft gemaakt van velen was makkelijk gezaaid. De terminologie waarin over nieuwe electronische media gesproken wordt vertoont een gelijkenis met de begrippen uit het vakgebied van architecten, stedebouwers en verkeersdeskundigen. Men heeft het over de van chips en computers. Er is sprake van een die we gaan betreden. Iedereen weet al wat bedoeld wordt met de , alsof dit een bekende sfeer is waarin men elkaar reeds getroffen heeft. In Amsterdam heeft hebben pc- gebruikers toegang tot een . En een van de grote politieke debatten van de afgelopen jaren draait om de aanleg van een . Ruimte is geen absoluut begrip meer en wordt niet meer automatisch gekoppeld aan materialiteit. Vroeger konden we allemaal wel eens even wegdromen of ergens anders zijn met onze gedachten, maar dat waren vermogens die nog niet produktief gemaakt waren. Tegenwoordig speelt het echte leven zich elders af. De gebouwde omgeving is daarmee gedegradeerd tot een transito-ruimte. Een anoniem niemandsland, waarvan men vindt dat het beter is dat er helemaal niets meer gebeurt. Het biedt hooguit en aardig design, een prettige markering in het landschap of een herkenningspunt vanaf de snelweg of uit de torenflat. Landschap en stadsgezicht zijn kwaliteiten die nog slechts vanuit het kader van een venster beoordeeld worden. Behang of decoratie die de blik vanuit de binnenwereld van het eigen huis of de personenwagen wat rust geeft. "de media" Wij maken momenteel duidelijk weer een rage mee. Een massale begeestering voor een nieuw medium. Of je de krant openslaat of de tv- kanalen overzwemt, overal verkeert men in de ban van de fascinerende wereld van het Internet. Natuurlijk is er veel reden voor enthousiasme, maar het zal u niet ontgaan zijn dat deze passie gelijkenis vertoont met het enthousiasme dat een aantal jaar geleden bestond voor de fantastische mogelijkheden van de Personal Computer, die al snel PC heette. Politici, journalisten en onderwijskundigen haakten hier op in door te verkondigen dat de computer ons voorland was en dat op informatica-gebied wij de slag om de toekomst dreigenden te verliezen. Tegenwoordig heeft iedereen een computer en is het apparaat zo gewoon dat de herinnering aan deze rage ons doet glimlachen. Enige tientallen jaren te voren zagen we nog heftiger taferelen toen de televisie zijn intrede deed in het gezinsleven. Huis aan huis waren om zeven uur op z'n minst een gordijn gesloten en keek men gebiologeerd naar de NTS. Wat er de vorige dag was geweest ontwikkelde zich tot het gesprek van de dag. Moralisten, toen nog veelal dominees en priesters, raakten niet uitgepraat over maatschappelijke gevolgen en gevaren van het nieuwe medium. En er viel heel wat wat te duchten. Zo was daar bijvoorbeeld de verschijning van Phil Bloom in het VPRO- programma Hoepla, die zo naakt was dat iedereen dat nu nog weet. Er voltrokken zich met andere woorden legendarische gebeurtenissen. Evenementen waarvan de impact niet te verklaren valt vanuit inherente kwaliteiten, maar die desondanks zijn ingevoerd in de annalen van de geschiedenis. Deze eigenaardige opeenvolging van beroeringen, legendarische gebeurtenissen en passies markeren de introductie van de media. Samen kunnen wij ze beschouwen als een de kenmerken van een epoche dat we in navolging van Walter Benjamin het Mythische Tijdperk van de Media zouden kunnen noemen. De fixatie, de collectieve waan en de paniek die nu het Net oproepen in de oudere media -televisie, krant, boek- zorgen ervoor dat er een een mythe geschapen wordt die beloftes en dreigingen inhoudt, die in de collectieve herinnering later de nostalgische encadrering voor een tijdvak zullen vormen. Maar in wezen gaat het hier om de introductie, de aansluiting en de overdracht van oude media op een nieuw medium. De architectuur kampt ook met deze verandering en verliest zich in panische toepassingen en profetische projecten. Ik denk dan zowel aan het optrekken van intelligente gebouwen als de filosofische debatten over ruimte, lichaam en virtualiteit. Onmiskenbaar zijn de tekenen van een crisis in het beroep van de architect en stedebouwer. Welke betekenis heeft zijn werk nog als hij gedegradeerd wordt tot een anonieme technicus die fabriekshallen en woonlagen ontwerpt die even snel gebouwd worden als ze later zullen worden afgebroken en recycled? De architect als oproepkracht voor het realiseren van tijdelijke constructies. Er valt in het high-tech landschap echter nog een heel ander spoor te volgen dan dit van de media. Een spoor dat dwars door deze media-revolutie getrokken wordt. Laten we gewoon eens naar buiten gaan. Aan gene zijde van stedebouw en cyberspace bestaat er de werkelijkheid van house-parties, attractieparken en survivaltochten door Mayaland. een toerist als u en ik In zijn Inleiding tot de dichtbundel schreef Lucebert: "Alleen in het vracht-, handels- en postverkeer worden nu nog vervoermiddelen gebruik, de rest is trouble-riding." Als brave leerlingen van een utilitaristische traditie zijn we geneigd om het verkeer te zien als een noodzakelijk kwaad. Wij moeten helaas in de auto stappen om van ons huis naar het werk te gaan, om het winkelcentrum te bereiken en inkopen te doen, om elders vrienden of familie te bezoeken. Verkeer verschijnt louter als een kwestie van logistiek. De kortste en de snelste weg is de beste weg. Impliciet wordt er in planning en politiek een vorm van economisch determinisme gehanteerd waarbij goede ligging en makkelijke bereikbaarheid boven discussie verheven zijn. De geleefde werkelijkheid van de weggebruiker is een heel andere. In historisch perspectief zou ons de spot met wetten van logistiek die de mens drijft bekend moeten zijn. In de negentiende eeuw bleek bijvoorbeeld na de aanleg van de eerste spoorlijnen dat het feitelijke gebruik van het nieuwe vervoermiddel sterk verschilde van de functie die de ingenieurs en ondernemers daar aan hadden toegedicht. In plaats van de verwachte toename van het goederenverkeer bleken de mensen zichzelf te willen verplaatsen. De trein ontwikkeling zich bij uitstek tot een middel voor het personenvervoer. Mensen vinden het blijkbaar leuk om te reizen en niet altijd thuis te blijven, ook als dit met kosten en moeite gepaard gaat. Een vergelijkbare ontwikkeling zullen we te zien zullen krijgen als het tele-thuiswerk dat de mogelijk maakt baan breekt: het toerisme zal exponentieel toenemen omdat iedereen aan de gevangenis van het eigen huis wil ontsnappen. Zonder dat het Net nog geweven is zijn we momenteel al getuige van een vergelijkbare omslag in de structuur van vestigen en verplaatsen. De revolutie die zich paart aan de aanleg van cyperspace is de explosie ontwikkeling van het toerisme. Architecten zouden als geen ander bekend moeten zijn met de omvang van dit fenomeen. Immers het effect van het toerisme heeft zich gematerialiseerd in een lintbebouwing over een groot deel van de kuststrook van de Middellandse zee. Deze agglomeratie van vakantiedorpen en appartementenflats in Frankrijk, Spanje, Portugal, Griekenland en Turkije is de grootste in zijn soort. Verspreid over Europa treffen we overal recreatiecentra, tweede huisjes, hotels, campings en piknikplaatsen, jeugdherbergen en berghutten. De ontvolking van het platteland die in de loop van de eeuw plaats vond is omgeslagen in een toeristische uitbating van de periferie. Economen hanteren wel het begrip , maar dat weerspiegelt eigenlijk een verlegenheid met het fenomeen. Is toerisme een industrie, een speciale vorm van dienstverlening, of een openbare voorziening of juist een domein dat voortgedreven wordt door eigeninitiatief? Het fenomeen toerisme is zo veelomvattend dat het merkwaardig is dat er zo weinig over wordt nagedacht. Pas doordat er zo'n een enorme groei optreedt in deze sfeer zien ambtenaren en ondernemers zich pas genoodzaakt tot reflectie. In Engeland werd onlangs in een rapport gesignaleerde dat de in de komende jaren gerekend moet worden met een verdubbeling van de bezoekersaantallen voor attracties die eigenlijk niet berekend zijn op groei. Met andere woorden: het beheersen, sturen en verdelen van de toeristenstromen wordt een kolossaal beleidsprobleem. Reeds jaren vormt de vakantie-uittocht een grotere oefening in crisisbeheersing dan welke NATO-manoeuvre uit de hoogtrij van de koude oorlog ook. De trek naar het zonnige zuiden veroorzaakt ieder jaar bevolkingsverplaatsingen waarbij de chaos aan het eind van de tweede wereldoorlog in het niet valt. Nog nooit in de geschiedenis heeft de reisbeweging zo'n kolossale omvang aangenomen als in onze tijd. Het betekent dat de verzorgingsstructuur niet alleen berekend moet zijn op het onderhouden van een bevolking die op bekende plaatsen gevestigd is, maar ook nog een keer als die voor bepaalde tijd op pad gaat met rugzak, mountainbike, overladen Ford Transit, Alpenkreuzer en Airbus. Daarvoor zijn parallele infrastructuren nodig die wij de toeristische sector noemen. In de praktijk is men voortdurend bezig om die knelpunten op te lossen, desondanks moeten we het vrijwel stellen zonder toerisme-theorie. stedebouw/architectuur Men had eigenlijk bij uitstek van denkers over architectuur en stedebouw kunnen verwachten dat zij hier hun blik op gericht zouden hebben. Het toerisme heeft een dwingend perspectief opgelegd aan het werk van deze ontwerpers. Bouwen zonder toeristische kwaliteiten gestalte te geven is bijna onmogelijk geworden. Een deel van stedebouwkundige politiek en landschapsinrichting wordt geleid door toeristische overwegingen. Sinds halverwege de jaren '80 bijvoorbeeld is er een boom geweest in Europa in de museumbouw. Kolossale kunstpaleizen zijn er opgetrokken, met name in Duitsland. Dat was niet alleen om de vele kunstschatten te bewaren en te tonen, maar vooral om de te bevorderen. De meerwaarde van een vestiginglocatie wordt tegewoordig mede bepaald door culturele kwaliteiten waarmee een stad kan pronken. Trekpleisters voor toeristen worden gezien als attractiepunten voor investeringen. De vestigingskwaliteit voor bedrijven wordt lang niet alleen meer bepaald door een goede bereikbaarheid en een nijvere bevolking. Er is iets ingrijp veranderd in de economische logica. De specialisten waar om geconcurreerd wordt wensen alleen maar naar een stad willen verhuizen als daar nog wat te beleven valt. Voorts moet de skyline zich lenen voor het ontwerp van een aantrekkelijk imago. Welstandscommissies, faáadebouw en beschermd stadsgezicht zijn een economische noodzaak geworden. Er is een mechanisme werkzaam waarbij de beschikbaarheid van bezoekers, vermaak en cultuur in een speciaal visuele omgeving een economische meerwaarde genereert. Waarom zou bijvoorbeeld het winderige daklozen- en junkieparadijs Rotterdam zich willen profileren als architectuurstad? Meer dan men geneigd is te denken wordt tegenwoordig de gebouwde omgeving ontworpen, gepland en gerealiseerd vanuit een toeristisch perpectief. Vliegvelden, autowegen, tunnels, alarmcentrales, vakantiehuizen en attractieparken verschijnen om stromen te kanaliseren, congestie te voorkomen en investeringen binnen te halen. De confectieindustrie klaagde in 1995 dat de kledingafzet stagneerde en wel omdat de consument er de voorkeur aan geeft om wat vaker op vakantie te gaan in plaats van nog een nieuwe outfit aan te schaffen. Zo dringt alom het besef door dat het toerisme een centrale institutie aan het worden is. Of is nog een gebrekkige betiteling, gaat het niet om een toeristische wereldorde? Toerisme is allang niet meer iets dat opgevat kan worden als een aspect van de vrijetijdsbesteding. Een specifieke vorm van consumeren, die zich toevallig op een andere plek afspeelt dan waar men woont. Wij leven in een toeristische orde waarin men hard werkt om er op z'n tijd uit te kunnen. Terwijl dus aan de ene kant de urbanisatie toeneemt, wordt het bestaan van de stedelingen steeds sterker beheerst door een seizoensgewijze transhumance. In de zomer trekt men voor een aantal weken naar het zuiden voor een zonvakantie, terwijl de winter gemarkeerd wordt door een uitstapje naar het Alpen-massief om te skiân. De toeristische transhumance, het doortrekken voor een korter of langer verbljf van huis is de motor van onze huidige levenswijze en arbeidscultuur. De oorspronkelijke vakantie opgevat als wordt aangevuld met bedrijfsuitstapjes en beloningsvakanties voor bijzonder gewaardeerde arbeidsinpanning. Hoger opgeleiden genieten tussendoor van het buitenlandse congres, de studiereis of de survivaltocht die de teamgeest van de medewerkers moet stimuleren. Tegen deze achtergrond is het heel begrijpelijk dat er in het vertoog steeds vaker gerefereerd wordt aan om de huidige beschaving te typeren. In Frankrijk heeft men het over als het tele-thuiswerk, de open universiteit of telefonische hulpverlening ter sprake komt. Filosoof Jacques Attali gaat helemaal uit zijn bol als hij portable computer en walkman mag kenmerken als , de instrumenten waarmee de postmoderne mens zich door een flexibel universum beweegt. Maar men vindt het ook terug in het alledaags taalgebruik, wanneer bijvoorbeeld een hoogleraar die twee baanjes heeft en dus tussen Nijmegen en Amsterdam pendelt en zijn positie typeert als die van een . Op een serieuzer niveau treffen het nomadisme begrip aan bij Gilles Deleuze en Felix Guatteri die het in hun de essaybundel 'Milles Plateaux'hun tot de spil maken van een beschavingskritiek. Het zou interessant zijn om nader in te gaan op de wijze waarop dit begrip gehanteerd wordt. Hoe komt het bijvoorbeeld dat men tegenwoordig zo'n positieve waardering heeft voor nomaden, terwijl er bibliotheken zijn die documenteren dat veel verschijningen van de nomadische beschavingen een vernietigend en parasitair karakter hebben. Er zit een verrassende conjunctuur in de waardering van de Mongolen, Seldzjoeken en Hongaren. Een schrik- en vijandbeeld is omgeslagen in een positief gewaardeerd filosofische conceptie waarmee een verfijnde maarschappij-analyse en kritiek bedreven wordt. Het is denkbaar dat een verklaring daarvoor is dat het eigenlijk een modegril is die vooral uit de contemporaine Franse salons komt, waarin altijd metafysische speculatie goed gedijd hebben. situationnisme Deze -receptie heeft een hernieuwde belangstelling voor het Situationnisme met zich mee gebracht. Het Situationnisme is een stroming die zich op een snijvlak van avantgardistische beeldende kunst, radicale linkse politiek en kritiek van de media-maatschappij beweegt. De situationnisten zagen zich als voortzetters van de intellectuele traditie die door dada en het revolutionaire surrealisme gevormd was. Oorspronkelijk was het een beweging van beeldende kunstenaars en intellectuelen, maar na ruzies, meningsverschillen en royementen bleef eigenlijk alleen auteur Guy Debord over die de Situationnistische Internationale ophief. Het situationnisme is een van de inspiratiebronnen geweest van de studentenopstand van 1968. De invloed van dit dit enigzins obscure gezelschap is enorm geweest. Het situationnisme stamt uit de tijd van v¢¢r het massatoerisme. De jaren vijftig, waarin de thuisblijvers zich in de bioscoop mochten amuseren met de film "Les Vacances de M. Hulot" van Jacques Tati. En de jaren zestig waarin de automobiliteit zijn desastreuze kanten toonde, zoals tijdens de uittocht vol filevorming en vertraging, moord en doodslag, die Jean-Luc Godard schilderde in . Dit situationnisme weerspiegelt een tijd waarin er gesproken werd over de problematiek van de vrijetijdsbesteding. In de heruitgave van het tijdschrift kwam ik het toerisme eigenlijk alleen tegen in de vorm van een cartoon. Op deze 'gekaapte' afbeelding uit een fotoroman zien we een vrouwelijke badgast die te kennen geeft graag door een Asturische mijnwerker geneukt te willen worden. Haar anticlericale teneur werkt vervreemdend in een tijd waarin we horen van Duitse dames die zich in Kenya en hun Massai- groupies en de charters voor pedofielen naar Manilla. In veel opzichten doet het situationnisme oneigentijds aan. Bekijken we bijvoorbeeld een van de revolutionaire methodes die de beweging beproefde en aanprees, die van de of ronddolen. Een aangrijpingspunt voor een radicale kritiek op het urbanisme en de spectakel maatschappij meende men gevonden hebben in de gedaante van de verwilderde flaneur. Door alleen of in groepsverband rond te zwerven in de stad, en zich open te stellen voor de indrukken die het men bij het doorkruisen van de stad opdoet, dacht men een bevrijdend psychologisch mechanisme gevonden te hebben. Deze doctrine duidde men aan als psycho-geografie. Men meende dat men, al ronddolend uiteindelijk ook tot een nieuw bewustzijn en collectief handelen zou kunnen komen in wat me zag als zelfgeschapen situaties. Een revolutionaire ritus zou gewekt worden tijdens de rondgang, die een soort voorafschaduwing zou kunnen zijn van een beschaving die niet door door het spectakel gedomineerd werd. De stadswandeling werd beproefd als een zoektocht naar het beloofde land. En de utopie meende men te vinden in een domein dat aangeduid werd als de . De Nederlandse schilder Constant Nieuwenhuis is een van degenen geweest die het meest toegankelijke proza heeft geschreven over de filosofie van het situationnisme. Ten onrechte is de man enigzins belachelijk gemaakt als een fantast en maquette-bouwer. Zijn Project Nieuw Babylon is in al zijn verschijningsvormen een poging om het denkbeeld van een niet-utilitaire beschaving waarin productie en stedebouw gericht zijn op het bevorderen van het spel te exploireren en te illustreren. De schrijver en schilder Constant heeft zich in dit project niet gemanifesteerd als stadsontwerper maar als maatschappij- kritikus en utopist. Nadat Constant weer zijn schilderarbeid had hervat en in Den Haag een winkelcentrum gedoopt was met de naam leek het doek voor de definitief gevallen. De teloorgang van de oogde als het zelfde teken voor de theoretici: het socialisme heeft geen bestaansrecht meer. Bij minder oppervlakkige lezing van de situationnistische geschriften kan men er niet om heen te constateren dat noch de triomf van de markt, noch de val van het staatssocialisme het gedachtengoed hebben aangetast. Wat opvalt in veel van de teksten is dat verklaringen, veroordelingen, de doctrine van het unitair urbanisme, het hele spel oogt als een persiflage van de communistische beweging. In die zin heeft de Situationnistische Internationale meer verwantschap met het blad i10 (een toespeling op een hypothetische tiende internationale) dan met een politieke wereldbeweging. Tegenwoordig zijn er de nodige kunsthistorici en radicalen die speuren naar een onderwerp of een onderkomen. Zij zijn het die de dingen letterlijker en realistischer nemen, dan de situationnisten met al hun ironie ooit bedoeld hebben. De hang naar navolging en hagiografie verhindert dat er doorgedacht wordt op de ideeân die in de intrigerende intellectuele erfenis van deze beweging te vinden zijn. Een van die open vragen geldt bijvoorbeeld het als kritische categorie in de methode van de en de utopie van Nieuw Babylon. In zekere zin kan het voorstel voor de stad van de spelende mens als een ontwerp voor een soort zigeunersocialisme geãnterpreteerd worden. In deze politieke doctrine is een kleinburgerlijke notie van het vrije bestaan van de trekkende zigeuners geslopen. Daarmee is de continuãteit tussen de negentiende eeuwse flaneur en situationnisten geschetst. Walter Benjamin noteerde in zijn Passagen-Werk dat het surrealisme als een nieuwe kunst van het flaneren opgevat moest worden. Overwogen moet worden in hoeverre het post-situationnisme niet anders is dan een politieke vorm van toerisme. Het toerisme als methodiek en vooruitzicht. Momenteel ontbreekt er nog een radikale toerismekritiek in het verlengde van de kritiek op het urbanisme en de spectakel maatschappij. In het toerisme is drang naar het zwerven, rondhangen en genieten van vreemde horizonten geabsorbeerd. Textuitleg is niet voldoende om het fenomeen van het toerisme te begrijpen en te bekritiseren. Afgezien van de calvinistische en ecologische zuiveraars bestaan er weinig toerisme-kritici. Toerisme is een domein dat nog braak ligt voor de ontwikkeling van theorie. Een van de weinige politieke denkers die in de afgelopen tijd een opmerkelijke beschouwing over toerisme wijdde was de soefi-anarchist Hakim Bey. In zijn essay pleit hij er voor om het zomerkamp, dat in Amerika in de jaren '20 en '30 floreerde, weer in ere te herstellen. In het vooruitzicht van uw volgende vakantie wil ik daarom de conclusie uit dit opstel citeren: "Niet iedereen kan een neo-nomade worden - maar waarom dan niet op z'n minst neo-tranhumant? Wat gebeurt er als de opstand niet doorgaat? Zullen we het zomerland nooit meer terugkrijgen, zelfs niet voor ÇÇn maand? Zelfs niet voor een ogenblik uit ons gevangenis mogen? Het zomerkamp betekent geen oorlog, zelfs geen strategie - maar het is een tactiek. En een onbemiddeld genot, en dat is op zichzelf al een afdoende excuus."