Elektronische eenzaamheid Door Bilwet 'Verander de wereld, blijf thuis.' Dat is het adagium van de sociaal- ergonomen die uit het gebruiksgemak van consumenten-elektronica een staatsinrichting destilleren. Nu men definitief uitgedacht is over de maakbare samenleving, meent men dat er in de privÇsfeer een reservoir van nijvere zelfregulatie aangeboord kan worden. De post-sociologen in hun vermomming van trendtasters projecteren heel hun herboren bevlogenheid op de woonplek. Hun zorg geldt het leger uitgerangeerde witte- en blauwe-boordenwerkers, dat dank zij hometerminals uit hun staat van anomie en inproduktiviteit gehaald zou kunnen worden. Het eigen enthousiasme voor de technogadges wordt getransformeerd in een hoop op een nieuw economisch Çlan. Het installeren van nieuwe media bij u thuis blijkt een arbeidssituatie te hebben geprovoceerd. De combinatie van datasnelweg en opgevoerde televisie leidt onafwendbaar tot de wederkeer van de huisindustrie in de vorm van virtuele weefstoelen. Het platteland zou weer opbloeien, de files verdwijnen, het milieu worden gespaard en het gezin in ere worden hersteld. En wie wil dat in alle redelijkheid nou niet? In het tijdperk van de werkvloer, de kantoortuin, de kantine en de vergaderzaal bestond er nog een politiek arbeidsklimaat. Er was nog sprake van ruimtelijke nabijheid en de zichtbaarheid van hiârarchische verhoudingen binnen een technisch circuit dat de arbeidsdeling integreerde. De meedoen aan de materiele produktie zorgde voor een dwingende lotsverbondenheid. Dat gegeven vormde de voedingsbodem voor de corporatistische dromen uit de 20ste eeuw, van fordisme en taylorisme tot het Japanse management en New Age. Vakbonden zorgden voor een pacificatie van de immer sluimerende arbeidsonrust. Zo ontstond na WO II in het Westen een configuratie die een beheersbare sociale dynamiek waarborgde. Deze permanente herstructurering resulteerde uiteindelijk in ontvolkte fabrieken. Net zo geruisloos verdwenen de passies voor socialisme en communisme. De sociale kwestie verschoof daarmee van de fabriekspoorten naar de huisdeuren. Het thuis werd zodoende het object voor de fantasieen van de politiek-economen en andere sociaal-visionairen. Wie nu vervroegd is uitgetreden, is niet langer te motiveren en is de facto afgeschreven. Deze grijze massa's behoren tot het industriele verleden, maken het laatste geld van de verzorgingsstaat op en worden verder alleen gelaten. Maar zij waren het die zich tijdens hun actieve leven bewust hebben gewijd aan de woninginrichting. De na-oorlogse generaties ontdekte het eigen huis als vrijetijdsobject en als spiegel van het Ik. Het verbouwen en herinrichten werd hun levensinvulling en relatietherapie (de open keuken in een open huwelijk). Waar het op aankwam was de volgorde van de aankoop en de juiste schikking van de koelkast, hifi, slaapkamerameublement, schemerlamp, bromfiets, grasmaaier, zonnewering en wasmachine. Een bijzondere plaats namen de verkeermiddelen in: de personenauto voor buiten en het televisietoestel voor binnen. Het huis was een hersteloord waar je kreeg wat je toekwam: een beschutte ruimte waarin de gezinsidealen werden gepraktiseerd. De fatale omslag kwam met het verlate inzicht dat men had gewerkt aan een gerealiseerde utopie, waarin men het niet lang kon uithouden. De complete verzameling comfort veranderde in dood kapitaal. De sociale functie van de familiaire ontvangstruimte stierf af en maakt thans plaats voor een actieve en tijdelijke ordening van op het individu betrokken steunfuncties. De overdaad aan stoffige spulletjes heeft plaatsgemaakt voor een streng geselecteerde mix van sanitaire objecten. Deze combinatie van een gestyleerde en funktionele ambiance zorgt ervoor dat het huis er nu klaar voor is om te worden omgetoverd tot werkruimte. De visioenen van het telethuiswerk staan op een lijn met de wensvoorstellingen over robots, kunstmatige intelligenties en kunstorganen. Deze appelleren aan een volgend, nog onbekend maar volstelbaar ontwikkelingsstadium. Het thuiswerk aan de terminal schept een arbeidssituatie die alle traditionele attributen mist (fysieke inspanning, collegialiteit, ellebogenmentaliteit, verplaatsing, lawaai en vuil). Alles wat vroeger van arbeid een last maakte, lijkt nu te zijn verdwenen. Het werk aan de machines van weinigen, waarborgt de welvaart van de velen die thuiszitten. Maar de geinternaliseerde arbeidsdrang kan het schijnbare nietsdoen, dat nauwelijks meer is terug te vinden in de werkeloosheidsstatistieken, niet verdragen. Er moet een gevoel van noodzakelijkheid worden gecreeerd dat allen zullen moeten aanpakken omdat de gemeenschap anders onverwijld afzakt in decadentie, misdaad en entropie. Het verrukkelijke perspectief is dat de massa's weer iets om handen zullen hebben en aan een lijntje kunnen worden gehouden. Thuis maken we een invasie van de sciene fiction mee: het ruimteschip nestelt zich in de huiskamer en dringt de gedachte op dat iedereen op een virtuele ruimtereis is: van "we are here to go" naar "we are here to stay". Als jezelf niet naar de ruimte gaat, komt de ruimte naar jou toe. Met videospelen, 06-lijnen, interactieve media en homeshopping is men al in de stemming gebracht en heeft men de tactiele vaardigheden verworven om voor geld op afstand te gaan werken. Nu moeten de beslissers nog worden warmgemaakt om de telesector te voorzien van zowel technische als ideologische infrastructuren. De beleidsmakers kunnen worden geholpen als wij onze inzet articuleren dat we samen, maar wel ieder voor zich, in een positief klimaat een perspektief willen scheppen op economische activiteit. En passant wordt het axioma van de zelfverwerkelijking op de telearbeid geplakt: alleen als je handelt word je iemand. Zonder activiteit geen identiteit. Opgepept, getraind en op performance beoordeeld, moet de geindividualiseerde massa in staat van paraatheid worden gebracht voor digitale arbeid op stukloon. Het telewerk is geen institutie, maar een constitutie, een mentaal kader waarin de nieuwe arbeidsinspanning zich kan ontplooien. Om te beginnen psychisch: wat vroeger apathie heette - "die zit met zuignappen vast op de bank" - is nu de uitgangspositie tot het leveren van een arbeidsprestatie. De afzondering moet daartoe geconditioneerd worden: de enkeling wordt opgesloten in een nis waarin hij/zij ÇÇn is met het netwerk. Men wordt gemaand het hoofd te houden bij het scherm, want er is niks anders. Het opbloeiend gezinsleven blijft uit, net als het vreemdgaan op de werkplek. En zelfs de aangeboden uitweg van de virtuele sex loopt dood. Het enige waarmee men blijft zitten is de rekening. Aangezien de toevallige ontmoeting is uitgebannen, komen de bemiddelingsbureaus met videopresentaties, strenge matching- en screeningstechnieken om de wens te koppelen aan het daarop toegesneden aanbod. Wanneer het tot een omgangsregeling is gekomen, treden de al te menselijke onvolkomenheden aan het licht en worden ze acute obstakels, nog voor het avontuur op gang gekomen is. Grosso modo is de anderdie je kunt uitkiezen onuitstaanbaar. De immer ontbrekende glans en perfectie van de ander vormt een sociale grondslag voor verveling en lusteloosheid. De omgang wordt gesmoord en de tele-existenties zijn verder onzichtbaar en onbetekenend voor elkaar. "Martin Buber, waar ben je?" Van oudsher was het huis bevolkt met kinderen en hun grootouders, maar daar is nu geen plaats meer voor. Het hoofd staat er gewoon niet meer naar. Praktisch gezien is de telestulp onleefbaar geworden voor kinderen. In deze lege, gecoate omgeving valt geen eigen wereld te scheppen. De aanloop is verdwenen en wordt verder ook niet op prijs gesteld. Dat stoort alleen maar het programmatische verloop van de dag. De kleine mens zit onwrikbaar vast in een gesurveilleerd ontwikkelingsmodel. Al vanaf hun conceptie zijn ze klonen van een cultuurideaal. Ze zijn gemaakt om perfect te worden. En wee degene die deze belegging in kansen niet waar kan maken. Het spelen is leren geworden en de computer is daarvan het model. Zo legt Nintendo-educatie een mediale basis voor het toekomstige generatiekonflikt. Als je de computers reeds op vierjarige leeftijd hebt doorgrond, kan het Net nooit meer het domein van de rebellie vormen. Men zoekt het daarom maar op straat, het verboden terrein bij uitstek (wapens, drugs, sex, mode, joyriding). Buiten huist het informele nog, het onbepaalde toeval: het gevecht om niks, het sjansen, het wachten, de uitbraak, het ongeval. De ouders daarentegen blijven thuis geketend aan het scherm om hiervan nimmer los van te komen. In de varia-media vinden ze hun gelijkgezinden en wisselen daar hun radeloosheid uit. Opgesloten in de perfecte wereld kunnen zij zich simpelweg niet voorstellen dat een mens anders zou wensen. De primaire socialisatie tot onmogelijke puber met alle bijbehorende biologische deviaties doet de media verworden een onbetekenende instantie waar geen gezag vanuit gaat, noch inspireert. Het is net als ander speelgoed: na een tijdje gooi je het weer in de hoek. De ouders van nu raken aldus ieder houvast kwijt nu zelfs de computer geen soelaas meer biedt. Er is geen weg meer terug, nu het gezin als netwerk uit elkaar ligt. De familie was nooit funktioneel. Het leek eerder op een bourgondische bende, die niet wist hoe ze de tijd moest doorkomen anders dan met pesterijen, roddel, geknutsel, moord en doodslag, grootse plannen, slecht eten, veel drinken en desillusie. De reâel bestaande elektronische eenzaamheid kan niet worden gevat in metafysische danwel psychiatrische termen. Er is hierbij geen sprake van melancholische diepte, maar van een artificiele vlakte. De verlatenheid is een fatale produktiefactor, een val waarin men tuimelt door overmoedig denken en het geloof in luchtspiegelingen. Alleen georganiseerd toerisme wordt nog als uitweg gezien. Men legt een collectie van psycho-fysieke ervaringen aan, van meditatie, inkeer, uitputting, extase, vasten en pelgrimage tot heroische hulpverlening. Maar die sensaties leveren geen daadkracht op tijdens de hoogst eigen confrontatie met het apparaat. De stekker uit het Net trekken betekent zelfmoord. Er is geen toekomst zonder het Net, er circuleren geen alternatieve scenario's meer. De voortgang van de enclosures lijkt niets in de weg te staan. De tijd van wanhoop ligt definitief achter ons. Get serious. Sentimenten zijn in de archeologische lagen van het bewustzijn beland (in een tijd waarin de geschiedenis van de mentaliteit wordt geschreven). Het Net als de ideale tredmolen voor zelfgestylde identiteiten zal geen revolutionaire situaties scheppen, noch de wereld ten onder doen gaan. De cybernetische leegte hoeft niet gevuld te worden en zal ook nooit vol zijn (van verlangens, afkeer of onrust). Totdat ten lange leste de telematische energie verdwijnt in het flatland van het stilzwijgen. De commando's blinken nog op het scherm, maar jijzelf bent verdwenen.