Virtuele Openbaarheid Over de Digitale Stad Door Geert Lovink Geen electronisch warenhuis maar publiek domein. De Digitale Stad is geen in zichzelf gekeerd winkelcentrum of winkelpassage. Het is een publieke ruimte, die weliswaar toegang kan verschaffen tot commerciele systemen od diensten, maar zelf geen waren opdringt of tol heft aan de toegangspoorten. Zoals het niets kost om op straat te lopen, moet de toegang tot De Digitale Stad ook vrij zijn. Er heerst vrijheid van meningsuiting. Via de 'straat' kun je inloggen bij andere systemen waar je voor informatie moet betalen, maar de publieke ruimte in het Net valt daar nooit mee samen. Zodra dit fundamentele onderscheid tussen openbare ruimte en prive niet langer gemaakt kan worden, valt het bestaansrecht voor een Digitale Stad weg en wordt het een computernetwerk als alle andere. Een Digitale Stad kan wel 'winkelruimte' verhuren, maar zal daar niet toe gereduceerd kunnen worden. Commerciele systemen daarentegen zullen zich van nature niet buigen over het vraagstuk of ze een 'buiten' hebben. Ze zullen hoogstens reclame maken voor anderen, door de mogelijkheid te geven een advertentie te plaatsen. Volgens Joost Flint, samen met Marleen Stikker een van de coordinatoren, is de Digitale Stad zowel een antwoord op de dreigende vercommercialisering van het Net als een voorloper van die trend. "DDS legt ook een markt open. We zijn in die zin hippietoeristen die een ver land verkennen. Ik hoop dat De Digitale Stad een ruimte blijft voor niet-commerciele informatie, met gratis toegang en faciliteiten die je in commerciele systemen niet zult tegenkomen. Het zal prettig zijn voor mensen om te weten dat ze niet 'gemonitord' worden. Elke stap die je in andere Internetsystemen (bv.van de Telecom) zet zal geregistreerd worden. Die informatie zal worden verkocht aan een direct-marketing bureau. Privacy zal op een gegeven moment een issue worden." De Digitale Stad is een metafoor. Rob van der Haar is een van de ontwerpers van de interface voor De Digitale Stad 3.0. In een lezing getiteld 'De Stad als metafoor' stelt hij: "Waarom zou je een elektronische omgeving de naam 'Digitale Stad' meegeven? In eerste instantie omdat het kan dienen als metafoor, het verklaart onbekende dingen aan de hand van bekende dingen. Het gedrag van de elektronische stad zal dus min of meer aan moeten sluiten bij het beeld (mentaal model) dat de doelgroep heeft van een echte stad. Dit wil niet automatisch zeggen dat een Digitale Stad een exacte kopie moet worden van een echte stad. Integendeel, fantasiesteden zoals Disneyland en symbolische steden zoals 'the Legible City' van kunstenaar Jeffrey Shaw spreken veel meer tot de verbeelding. Op sommige punten mag een Digitale Stad best afwijken van het verwachtingspatroon van de gebruiker, verrassingen en ontdekkingen nodigen juist uit om de stad vaker te bezoeken." Een deel van het succes van De Digitale Stad is zeker te danken aan haar naam. De metafoor van de stad bevordert niet alleen de herkenbaarheid, het is bovenal een productieve formule, die de fantasie van zowel de makers als de gebruikers heeft geprikkeld. De 'stad' trekt ideeen aan en provoceert tot het maken van wilde plannen. Deze metafoor laat het toe dat er zowel gewerkt kan worden aan een strak, overzichtelijk plan waarin funktionaliteit en gebruiksvriendelijk domineren, als aan een labyrinth van stegen en straatjes waarin zich duistere, illegale, avontuurlijke zaken afspelen. Een stad kan zo rijk (en zo arm) zijn als het leven zelf. Uitsluitingsmechanismen kunnen zo niet effectief worden doorgevoerd vanwege de doelnbewuste complexiteit van de structuur. De onoverzichtelijkheid beschermt de bewoners tegen de destructieve kanten van de transparantie en de alomtegenwoordigheid. In computertermen betekent dit dat de koele, koude high-tech getemperd wordt door menselijke uitspattingen en niet-voorziene afwijkingen. Naast het stadhuis moeten ook de sexshop en koffieshop hun faciliteiten kunnen aanbieden. Je kan er naar school gaan, maar ook spijbelen. De Digitale Stad hoeft niet perse schoon en gezond te zijn. Er moeten ook anonieme plekken zijn. Dit systeem verkeert in permanente staat van verbouwing, inclusief hinderlijke bouwplaatsen en opengebroken straten. In de literatuurkritiek is de metafoor een bekende kwestie. Het is aan de literatuurwetenschap deze kennis over te planten naar cyberspace en het metafoorgebruik binnen systemen als De Digitale Stad aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. De metafoor van de stad verschijnt in cyberspace op een moment dat het met de stad Amsterdam als bestuurseenheid voorgoed gedaan is en de stad oplost in de regio ("ROA"). Zelfs in de reactionaire notie van de stadstaat zien we dat de stad zich herdefinieert als een verdichte infrastructuur, waartoe ook de verre buitenwijken, luchthavens, industriegebieden, edge cities, snelwegen, handelscentra en randgemeentes gerekend worden. De vroegere stad daarentegen had een duidelijke grens (en identiteit). De Digitale Stad kan nu als teruggekeerde metafoor een zekere beschutting bieden tegen het hoge oplossend vermogen van de nieuwe technologieen. Het heeft naast utopische ook nostalgische trekjes. Het wil de vergane glorie van de stad weer tot leven brengen, niet door de gebouwde omgeving van post-moderne facades te voorzien of de bewaking verder op te voeren, maar door de kunstmatigheid konsekwent uit te bouwen: digitaal constructivisme. De Digitale Stad is een vorm van openbare ruimte. De Amsterdamse filosoof Rene Boomkens houdt zich al jaren bezig met het 'verdwijnen van de openbare ruimte'. "De mediatisering heeft een ander gebruik van ruimte tot gevolg gehad, met als extreem voorbeeld Baudrillard's woning als enveloppe. Een lose ruimte tussen twee punten, waarin van beweging geen sprake is. De ruimte wordt kaler en leger, terwijl het beeldscherm alle functies van de ruimte opslokt. De metafoor van de mens als aanhangsel van een plug gaat al terug naar begin deze eeuw. Je komt het tegen bij Georg Simmel en Walter Benjamin. Volgens de Belgische filosoof Bart Verschaffel is de virtuele ruimte begonnen bij de uitvinding van de brievenbus. Het is het eerste objekt in de ruimte waarvan de vorm er eigenlijk niet meer toe doet. De gleuf van de brievenbus is de pre-historische variant van de plug." De Schnittstelle tussen de reele en virtuele steden vormen de publieke terminals, het vormen de interfaces tussen de twee noties van 'cyberspace' en 'publieke ruimte'. Vanaf de start van De Digitale Stad vormden de publieke terminals een essentieel onderdeel van het experiment. Ook mensen zonder computers zouden toegang moeten krijgen tot het systeem. De Digitale Stad moest zichtbaar worden, tastbaar aanwezig zijn in de materiele ruimte. De terminals kregen dan ook een verantwoorde vormgeving mee. Het werd aantrekkelijk gemaakt om met De Digitale Stad kennis te maken. Elders heeft men een stap verder gezet en 'cybercafes' opgericht waar een hele verzameling terminals bij elkaar staan en men geholpen wordt bij het gebruik van het Net. Joost Flint ziet echter geen direkt verband tussen de veranderingen in de openbare ruimte en de installatie van digitale steden. "Als mensen naar de virtuele ruimte gaan omdat het op straat niet meer veilig is, denk ik dat je meteen met De Digitale Stad moet stoppen. Lokale overheden zien zulke systemen gewoon als een manier om informatie te verspreiden en burgers bij het bestuur betrokken te houden. Het is voor hen een kanaal en er wordt geen verband gelegd met de publieke ruimte." Is de Digitale Stad een medium of een forum? De Digitale Stad wil (net als het politiek-cultureel centrum De Balie en XS4all) zelf geen inhoudelijke standpunten innemen, maar het publieke debat stimuleren en organiseren. Het wil geen partij kiezen, maar de spelers in een maatschappelijke kwestie aan tafel brengen. Met de vormgeving (of 'kunst') van het debat is veel ervaring opgedaan en deze kennis zien we in De Digitale Stad terugkeren. Door de nadruk op de platformfunktie werd voorkomen dat het systeem voornamelijk zelf informatie moest gaan genereren. Wat gedaan werd was het op gang brengen van de meest diverse informatiestromen in de richting van DDS. Informatie die veelal reeds in digitale vorm bestond en soms zelf al op een netwerk was geplaatst. De Digitale Stad is globaal in z'n verbindingen, nationaal wat betreft de taal en lokaal wat z'n uitgaansinformatie. In de eerste fase overheerste uiteindelijk de globale mogelijkheden. Joost Flint: "De Digitale Stad heeft een lokale funktie, maar ik denk niet dat die in het begin minder van belang is geweest. Zo is iedereen het er over eens dat de communicatie met politici in de eerste maanden mislukt is. Maar dat vond niemand erg. Het experiment was gelegitimeerd door het feit dat er lokale verkiezingen gehouden werden. De kloof tussen burgers en de lokale overheid was het enige argument om geld te geven. Als we gezegd hadden dat het goed zou zijn dat iedereen kennismaakt met het Internet, dan waren we nu nog aan het argumenteren. Nog een jaar geleden wilde de nationale overheid geen informatie op het Internet ter beschikking stellen en hun post niet op die manier versturen. Dat is nu anders." Zowel lokale, nationale als internationale omroeporganisaties hebben documentaires over dds gemaakt. In die zin is De Digitale Stad een katalysator geweest voor een uitgebreide voorlichting over de mogelijkheden van datacommunicatie." Zonder al die publiciteit zou De Digitale Stad niet zo'n succes zijn geworden. Nog steeds is het presenteren van het project in andere media een belangrijke taak. Maar is De Digitale Stad niet ook zelf een medium dat over zichzelf kan berichten, zonder op televisie of radio te hoeven komen? De datanetwerken maken onderdeel uit van de media in de ruimste zin van het woord. Als nieuw medium zijn ze via technische en ideologische schakelingen gekoppeld aan de oude media. We vinden de radio terug in de vorm van Internet Talk Radio, video en televisie in de Quick Time Movies, het zgn. 'Gutenberg Project' wijdt zich aan het digitaliseren van boeken, kranten zetten hun edities op het Net, schilderijen worden gescand en gepubliceerd op World Wide Web, variaties van gedigitaliseerde foto's doen de ronde. Dit is wat Friedrich Kittler het 'mediaverbondssyteem' noemt. Het leggen van zulke verbindingen tussen verschillende datastromen lijkt een zuiver technische aangelegenheid. Maar achter de keuze van de data gaan wel degelijk redaktioneel beleid schuil. Toch vermeldt het 'Handboek Digitale Steden' (februari 1995), geschreven in opdracht van het Ministerie voor Economische Zaken, niet dat er zoiets als een redaktie bestaat. De Digitale Stad wil namelijk niet de zoveelste krant zijn... alweer zo'n groep die uitzendingen verzorgt. De redaktie van computersystemen is een nog niet gedefineerd terrein. Zodra de groei uit het netwerk is en de verbindingen zijn gelegd, keert de media- eigenschap weer terug. Joost Flint: "Voor mij is De Digitale Stad geen medium en heeft het ook geen redaktie. Het heeft wel een bedrijfsleiding. De metafoor van de stad is soms verwarrend. Het systeem is zo je wilt niet demokratisch georganiseerd. Het is een projekt dat bijna als een bedrijf geleid wordt. De groep die het draait bepaalt vooral de randvoorwaarden ('niet hoger bouwen dan 1MB...'). Maar wij willen niet bepalen welke informatie waar terecht komt. Sommige gebruikers vinden dat zij het laatste woord moeten hebben. Ik lees de krant, maar betwist niet de eigendom van die krant. Ik ga naar de bibliotheek, maar voel me daar geen eigenaar van. Het is vervelend als een kleine groep gaat betwisten dat jij de zeggenschap hebt over een faciliteit die gratis wordt aangeboden." De Digitale Stad heeft een leeg centrum, met daar omheen zgn.'virtuele gemeenschappen'. Maar dds is zelf geen groep met een herkenbare stijl. Bewoners kunnen niet gedwongen worden te discussieren en dan maar hopen dat ze wat met elkaar krijgen. De virtuele gemeenschappen die ontstaan zullen zich dan ook zeker in het begin, in de schaduw van het systeem ophouden. Communicatie kan niet van bovenaf worden gepland en ook een aantrekkelijke vormgeving biedt geen garantie. De Digitale Stad zal altijd kinderziektes hebben. Het Net is bij uitstek een 'instabiel medium'(V-2) dat zich voortdurend vernieuwt. De gebruikers zullen daaraan wennen en hun voordeel mee doen. De permanente upgrading zorgt er aan de andere kant ook voor dat de bewoners nieuwsgierig blijven en terug zullen keren naar het systeem. Joost Flint (DDS) vermoedt dat de interface telkens zal veranderen. "Het zal steeds persoonlijker worden. Misschien kan je straks aangeven wie je als vriend beschouwt, zodat je bekenden kan zoeken in de stad. Of dat je kan zien waar het druk is. Een stad die overdag anders is dan 's nachts. De opvolgers van Netscape zullen het veel gemakkelijker maken om bewegend beeld te laten zien. Voorlopig zal het Internet en De Digitale Stad nog via de telefoon binnen blijft komen en bewegend beeld zal gaan bieden en er mogelijkheden tot uitzenden komen." Er zal bekeken moeten worden of er informatie- en communicatiesystemen ontworpen kunnen worden, die kompleet de andere kant opgaan en afzien van iedere metafoor. Als cyberspace volwassen wil worden, zal het zich dienen te emanciperen van aardse en historische metaforen en een eigen stelsel van regels en gewoontes ontwikkelen, die niet langer refereert aan 'real life'. Kommentatoren van De Digitale Stad vinden de geboden opties veelal banaal en weinig fantasievol. Zij vinden het iets te makkelijk om de bestaande omgeving te kopieren. Bovendien is de 'stad' iets wat je bezoekt, niet iets waar je gaat 'wonen'. Het open karakter van een stad betekent dat er extra moeite gedaan moet worden om je thuis te voelen en te gaan bijdragen aan een diskussie of een andere publieke aktiviteit. Het is niet zeker dat 'de stad' zondermeer tot een blijvende identificatie leidt, zeker niet wanneer de 'freenets' meer en meer verworden tot een virtueel loket voor overheidsdiensten zoals de belastingdienst, het stadhuis en de politie.