Georganiseerde Onschuld en Oorlog in Europa Over Electronische Eenzaamheid en Onafhankelijke Media Bilwet's analyse van de laat-20ste eeuwse mediacultuur Door Geert Lovink Lezing gehouden op ISEA 95, Montreal, september 1995 Lachen om Europa, dat zou Nietzsche doen. Niet dat geklaag over een dreigend verlies aan nationale identiteit of de macht van de Brusselse bureaukratie. Hij zou verachtend neerzien op het gestuntel van de gewichtig doende Euroburgers die verward, zonder Witz of Idee, hun eigen geschiedenis trachten te omzeilen. Europeanen hebben de grootste moeite de actuele dialektiek van opbouw en afbraak, die zich om hen heen manifesteert, onder woorden te brengen. De laatsten der intellectuelen doen nog hun uiterste best het tijdsgewricht na 1989 te typeren, maar ze komen er niet uit. Het amalgaan van de oorlog in voormalig Joegoslavie, die rare nieuwe media, het kapitalisme zonder vijand, de Tijgers in Azie, het grassroots neo-liberalisme, de Brent Spar en de Franse atoomproeven, de buitenlanders en vluchtelingen, het verwoeste Tsjetsjenie. Het valt allemaal niet meer te vatten. Terwijl de ene groep meent in de 21-ste eeuw te zijn terecht gekomen, worden anderen een paar eeuwen terug gebombardeerd. Wat de een ziet als vooruitgang, is voor de ander pure destruktie. Men neemt de ontwikkelingen bezorgd waar, maar kan er niet langer konklusies aan verbinden. En dat hoeft ook niet langer, want wat Europeanen vooral bezighoudt is het uitbouwen van de eigen levensstijl. En om de kleine zorgen der middenmoot wordt niet gelachen. In mijn lezing tijdens ISEA 94 heb ik het werk voorgesteld van 'Adilkno', de groep uit Nederland waar ik deel van uitmaak. Adilkno, de Stichting ter bevordering van de illegale wetenschappen, is een associatie van niet-academische theoretici die elkaar begin jaren tachtig, in de toenmalige autonome bewegingen, tegenkwamen. In 1994 verscheen een eerste vertaling in Engels, "Cracking the Movement", een boek dat verhaalt over de verhouding tussen de Amsterdamse kraakbeweging en hun omgang met de media. Alhoewel Adilkno al in 1984 begon te schrijven over de media, is dit thema vanaf 1989 een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Dit resulteerde in het boek met de programmatische titel "Media-archief". Na ons vijf jaar lang met veel plezier en overgave te hebben gewijd aan de spekulatieve mediatheorie en potentiele mediagestaltes zoals de datadandy, doen wij sinds kort alsof de media hun dynamiek hebben verloren. De introduktiefase, "de korte zomer van de media", ligt nu om te beginnen achter ons. De commercialisering van de nieuwe media brengt een terugval in oude, vertrouwde patronen met zich mee. Het snelle uitdijen van het info- universum leidt tot een implosie van de verbeeldingskracht. De media, dat zijn weer 'de anderen'. Terwijl hordes jonge zakenmensen zich laven aan de 'digitale revolutie' en visioenen achternalopen van een utopische wereld vol kommunikatie, ziet de culturele situatie er heel anders uit. Afgezien van de aggressieve informatie-elite (Krokers "virtual class"), heeft het geestelijk klimaat een defensief karakter gekregen. Men maakt zich op voor "KO II", de tweede Koude Oorlog en kijkt heimelijk uit naar een nieuwe periode van stabliliteit. De bijbehorende stagnatie neemt men op de koop toe. Terugblikkend is het jaar 1989 geen moment van bevrijding gebleken. Voor de Westerlingen is Glasnost uiteindelijk synoniem geworden met de dodelijke radio-actieve wolk van Tjernobyl, die het uitsluitend had voorzien op de gezondheid van de West-Europeanen. De emoties bij de val van de Berlijnse Muur waren opmerkelijk schaars. Scepsis en ongeloof overheersten en de Oosterburen werden koel ontvangen. De stelligheid waarmee Roemenen begin 1990 beweerden dat alles bij het oude zou blijven, kon toen al niet worden weerlegd en is nu, ook in het Westen, gemeengoed geworden. De oude kaders keerden op het politieke toneel terug als neo-kommunisten, nationalisten of Thatcheristen. Hun transformatie zorgde voor inkomensdaling, afbraak van sociale voorzieningen, werkloosheid, radikale privatisering tot aan simpele roof, oorlog, genocide en haat. Wat zich in het Oosten in extreme vorm (en in een versneld tempo) afspeelt, geschiedt op een soortgelijke schaal ook in West-Europa. Maar dit resulteert niet in verzet of protest. Een anti-oorlogsbeweging zoals ten tijde van Vietnam, een solidariteitsstrijd zoals indertijd voor Nicaragua of een vredesbeweging zoals begin jaren tachtig tegen de kernwapens, lijken alweer lichtjaren van ons verwijderd en onvoorstelbaar. De Westerse burgers blijven, strikt mediaal gesproken, toeschouwers, die de informatie uit het Wilde Oosten volgens een ekologisch media-dieet tot zich laten komen, om niet verder te worden verlamd. Zelfs de kijkers zien zichzelf als slachtoffers, dan wel niet van de gebeurtenis, maar van de informatie die ze nu al jaren lang, dagelijks krijgen voorgeschoteld. Iedereen is in de race voor de most favourable victim status. In de recente geschriften van Adilkno wordt het mediabegrip niet langer als een container gebruikt, waarin alle fantasien gedumpt en uitgehaald worden. De media worden eerder gezien als onderdeel van bredere cultuurverschijnselen zoals toerisme, winkelen, sport, verkeer en sex. Voor Europeanen is de abstracte mediasfeer niet zomaar een waar, dat gekonsumeerd wordt. Alhoewel de marktideologie grondig tekeer gaat, blijven de media onderdeel van een metafysisch terrein, waar men de Westerse 'cultuur' meent te kunnen lokaliseren. Echter, in tegenstelling tot het (nog?) open begrip 'media', dat (als we Kittler volgen) vooral een technische connotatie heeft, speelt het begrip 'cultuur' in de dominante ideologie van het Westen cruciale rol, die steeds belangrijker wordt en waarin rechts-elitaire denkbeelden langzaamaan mainstraim worden. De Westduitse poptheoreticus Mark Terkessidis, voorheen bij het maandblad SPEX, toont in zijn boek "Kulturkampf" (Culture Struggles, Cologne 1995) aan dat de veel besproken 'ruk naar rechts' zich vooral in de sfeer van de 'cultuur' afspeelt. Volgens mediamakers en intellektuelen zouden de maatschappelijke konflikten niet langer ekonomisch of ideologisch, maar cultureel bepaald zijn. Analoog aan de "The clash of civilizations" van de Amerikaanse konservatief Samuel Huntington (1993) zou het Westen zich als 'minderheid' moeten verdedigen. Een veronderstelde 'culturele hegemonie' van de links- liberale '68-generatie in de media, op scholen en universiteiten zou moeten worden gebroken, vooral op het gebied van de (nationale) cultuur. Hierbij grijpt men, volgens Terkessidis, terug op de laat 18de eeuwse Duitse romanticus Herder, die cultuur in defensieve termen als ethnische identiteit definieerde en die pas tot z'n recht komt in de afperking tot anderen. Zoals de zwarten hun eigen cultuur herontdekken, zouden de Europeanen hun 'eurocentrisme' moeten terugvinden. "De ideologie van de cultuur" met z'n "vermenging van symbolisering, levensstijl en ethniciteit beidt het perfecte paradigma voor uitsluiting." En dat is waar het "gelauterde ethnocentrisme" op uit is: afscherming tegenover vluchtelingen uit de Derde Wereld, de immigranten, de Islam en niet de laatste plaats de eerste full-scale oorlog in Europa na 1945, waarin alles draait om de definitie van ethniciteit. Terkessidis ziet het als een valkuil, cultuur nog langer als machtsvraagstuk aan te zien, zoals dat in de jaren zeventig en tachtig geschiedde. Hij vermoedt zelfs een 'deal' tussen het establishment en hun toenamlige kritici: "Wanneer jullie ons in alle rust laat regeren en de machtsvraag niet meer aan de orde stelt, dan krijgen jullie de cultuur." Deze transformatie van politiek in culturele levensstijlen, had tot gevolg dat 'de culturen' niet langer in hun sociale kontext werden gezien. Zelfs de 'subversie' en 'autonomie' liepen begin jaren negentig vast. De strategie van "verwarring, meerduidigheid en gebeurtenis" werkt weliswaar nog steeds, maar er valt niet langer een politieke inhoud in te ontdekken, zoals het geval is bij techno, ambient en jungle. De 'independent' gedachte is geeindigd in "zelfgenoegzaamheid, ontdaan van enig gevolg." De postmoderne strategieen van differentie, heterogeniteit en komplexiteit resulteerden in een "transformatie van de cultuur, waarvan men allang niet meer weet, welke richting het uitgaat." Achter slogans als "Niet rechts, niet links, maar cultuur" ziet Terkessidis een welhaast fascistisch wereldbeeld schuilgaan en reconstrueert de ideeengeschiedenis hiervan. Hij acht het noodzakelijk de huidige media-cultuur in een "materialistisch perspektief" te plaatsen, zodat de gevechten op het vlak van de cultuur, in de muziek, multi-media, computernetwerken etc., weer in een sociale, politieke en economische samenhang komen te staan, overigens zonder de autonomie van de cultuur op te geven. Het is duidelijk wat hier gebeurt: nu er geen opvolgers zijn voor Guattari en Foucault en de Parijse intellectuelen met de dag konservatiever cq. simplistischer worden, wordt er teruggegrepen op het neo-marxisme en hun pogingen uit de jaren zeventig de 'ideologie-kritiek' op een hoger plan te trekken. Al vanaf midden jaren tachtig zien we een terugkeer naar linkse theorievorming die de 'Parijzenaren' juist achter zich trachtten te laten. Over Foucaults "niet-fascistische praktijken" wordt niet meer gesproken. Derrida's project om de filosofie te redden schijnt te zijn vastgelopen in een oeverloze verdediging van Heidegger. Virilio wordt gezien als een anti- mediale, bezorgde diaken, die in z'n eigen "razende stilstand" is terechtgekomen. Zijn radikale kritiek op cyberspace en het Net vindt men maar overdreven. Men ziet het Net juist als een verrijking en kan zich voorstellen wat Virilio bedoeld met de "disturbance in the perception of what is reality." En als de Golfoorlog dus niet heeft plaatsgevonden, dan bestaat Jean Baudrillard ook niet meer ("Geen medelijden met Parijs"). Mark Terkessidis konstateert een "leegte waarin men in alles schijnt toe te stemmen." Het is precies deze kale ruimte die Adilkno wil onderzoeken. Het is aanlokkelijk om achter deze leegte extreem-rechts, reactionair gedachtengoed te vermoeden, waarin 'de cultuur' de plaats heeft ingenomen van het 'ras'. Terkessidis staat uitvoerig stil bij de anti-parlementaire rechtsfilosoof Carl Schmitt en zijn invloed op de huidige konservatieve elite in Duitsland. Adilkno doet het vooralsnog zonder zo'n gekonstrueerde, imaginaire vijand, zoals de denkers van 'nieuw rechts'. Het houdt zich nu bezig met artefacten bijna- engagement, geavanceerde desinteresse, ontroerende vaagheid, koude passies, leuke nietszeggendheid, verwarring voor gevorderden, the colors of boredom, out of context, electronische eenzaamheid, IKEA als cultuurideaal en kollektieve vormen van teleurstelling. Wij zien veeleer het ideaal opkomen van een samenleving zonder ideeen, met een 'Net zonder eigenschappen'. Hierin is 'het comfort' een mensenrecht geworden en delegeert men zoveel mogelijk aan professionals om zelf van het gedonder af te zijn. Er was al amateurisme genoeg in de twintigste eeuw! De tweedeling tussen geslaagd en mislukt is thans aangekomen in de sociale wetenschappen en de maatschappij-kritiek, zoals blijkt uit het volgende fragment uit het Adilkno essay. een ode aan de Parijse mediatheoreticus Guy Debord. The Society of the Debacle Na de fascinatie voor het Kwaad in de jaren tachtig, zitten we nu midden in de belangstelling voor de Mislukking. Niet langer lezen wij over de Verleiding, de Simulatie, de Perfectie, de Glamour en Passie voor pure zelfexpressie. Het Kwaad moest al het Goede van de jaren zestig uitdoven en slaagde daar wonderwel in (vgl. de doorbraken van 1989). Maar daarna kwam er toch weer iets anders. De triomf van de dialektiek, de historische synthese van markt en democratie, bleef uit en zelfs een nieuwe anti-these kon niet worden gevonden. Het Goede Socialisme maakte terecht plaats voor het Kapitalisme van de Mislukking. Het systeem en zijn lijfeigenen hebben een Umwertung aller Werte ondergaan, en ondertussen is alles bij het oude gebleven. Een ondefinieerbare situatie waarin men zich niet langer de moeite getroost de Wereld en het eigen Ik (en alles wat dat aanpaalt) onder woorden te brengen. Chaos rules en dat leent zich ook niet voor onwettige visualisering. Het tijdloze getob in de vorm van vernietigend privĒ- intiatief, vindt plaats tenmidden van rottend beton en failliete staatsstructuren. Hier ontbreekt de heroische schijn van het gedeclameerde einde van de geschiedenis. De spektakelmaatschappij stortte ons onverwachts in de Societe des Debacles. "Wij leren van Guy Debord." Het heidense geloof in nieuwe media, project management, bewaking, flexibilisering, omscholing, improvisatie, imago en identiteit is de beproefde methode om nieuwe technieken te introduceren. Aanvankelijk is er de verbazing over het functioneren van al die rare apparaten en concepten. Zodra ze algemeen verbreid beginnen te raken en echt gaan werken, verschuift de aandacht naar de momenten dat de methoden en technieken falen en vallen er ontslagen. Eenmaal in de normaliteit beland, verliest iedere cybertechno z'n schittering en dient routineus gebruikt te kunnen worden. Zodra hard- of software wanprestaties gaan leveren, keert de woede van de consument zich tegen de Machine en zijn makers. Het is heerlijk om je Rage uit te leven en alle mislukte machines uit het raam te gooien, en masse op straat! De grunge en de generatie Nix hebben de authenticiteit van de elementaire mislukking in stelling gebracht tegen de lycra glans van het afgezaagd succes. De doorbraak van de stagnatie is de verrassende Wende die de geschiedenis sedert 1989 heeft volvoerd. Zolang het einde van de vooruitgang nog werd verkondigd, was er niets aan de hand. Maar de bevrijdingsfilosoof Fukuyama kon niet voorzien dat het aanmodderen de overhand zou nemen. De zelforganiserende principes zoals die van chaos, artificial life, fractals, internet, complexiteit, Biosfeer II, turbulentie komen weliswaar optimistisch op gang, maar blijven vervolgens steken in hun aankondigingsfase. Het konsekwente doorgroeien van de kanker wordt niet gehaald - het blijven modellen. De mislukking daarentegen is in principe geen model en ook geen strategie. In dat opzicht onderscheidt ze zich van alles wat de jaren tachtig aan ideeān heeft opgeleverd. De afgang is geen fatum: het noodlot nadert van buitenaf, terwijl het fiasco van binnenuit komt, zonder te kunnen worden voorgeprogrammeerd. De ingebakken teleurstelling die zich ontvouwt, is geen bug die uit het programma gehaald kan worden. In het tijdperk van overorganisatie en een maatschappelijk overschot aan ervaring is de floppreventie een val gebleken waarin het succesdenken is vastgelopen. Men probeerde nog de mislukking te herdefiniāren als leermoment, maar de Pentium chip van Intel, Windows 5.1 van Microsoft, CD-i van Philips, atoomenergie, de overhaaste hereniging van Duitsland, vrede in Europa... allemaal sterke concepten die het niet aan overtuigingskracht ontbraken en toch niets werden. Om te kunnen overleven meet men zich een mentaal pantser aan. Niet langer een sexueel pantser, zoals Klaus Theweleit die omschrijft in zijn "Male Phantasies", maar een onopvallende set van gedragingen en voorschriften die alle warme passies wil ontwijken. Het gaat hier om verfijnde methode en technieken hoe met de 'reality overload' om te gaan valt. In een ander recent Adilkno-essay heet dit "georganiseerde onschuld", een gespiegeld fenomeen van de beruchte "georganiseerde misdaad", die net zo onzichtbaar, het hedendaagse Kwaad belichaamt. Georganiseerde Onschuld Met de opkomst van de bevoorrechte middenmoot kwam het onschuldig bestaan binnen ieders bereik. De middenmoters behoorden niet langer tot een klasse die een historisch doel nastreefde, zoals revolutie of fascisme, men kwam in een koude periode terecht, zonder passies voortaan. Terwijl het buiten stormde en veranderingen elkaar in hoog tempo opvolgden, zette men het eigen leven in de parkeerstand. Ongeacht de geschiedenis, de mode, de politiek, de sex en de media kon de tijd zijn gang gaan. De onschuldige deed niet moeilijk en had daar ook een hekel aan. 'Laat de dingen toch op hun beloop.' Gewone mensen beschouwden zich als radertjes in een groter geheel en schaamden zich daar in het geheel niet voor. Ze zorgden dat de treinen op tijd reden en keerden 's avonds huiswaarts voor het warme eten. In plaats van oude barriäres als kaste, sexe en religie voerde de onschuld dooddoeners als tolerantie, openheid en harmonie in. Positivisme als levenswijze. De positieve kritiek diende de wederopbouw van politiek en cultuur. Men vermaakte zich, was druk en dynamisch bezig en had volop werk. Het beeld van de werkelijkheid was eenvoudig en helder. De onschuldigen belichaamden niet het Goede, ze hadden gewoon geen plan, maar het mankeerde hen ook niet aan normbesef. Aan misdaad kwamen ze ook niet toe. En zo werden ze ongewild het objekt voor de strategieān van Goed en Kwaad. We hebben het hier over een leven zonder drama, urgentie, Entscheidung. Het zal er nooit om spannen. Er hoeft nooit een beslissing te vallen. Je hoeft niet uit te breken om gewoon jezelf te zijn. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Onschuldigen gedijen in de rituelen van alledag, daar voelen ze zich happy bij. Een kapotte wasmachine kan een mens helemaal tot gekte drijven: dat ding moet het gewoon doen. De klacht tegen de dingen is dat ze stuk gaan, haperen, uitvallen, raar doen en niet ongemerkt vervangen kunnen worden. De belofte van de ongestoorde konsumptie is dat er nooit meer iets zal voorvallen. In dit onproblematisch bestaan is het komfort zo vanzelfsprekend, dat het onopgemerkt blijft. Het onschuldig bewustzijn wordt gekenmerkt door een benauwde kleinschaligheid die een universum oproept waarin persoonlijke irritaties bij het minste of geringste losbarsten: stoplichten, files en vertragingen, administratieve rompslomp, slecht weer, bouwlawaai, ziektes, ongelukken, onverwachte gasten en gebeurtenissen vormen keer op keer een aanslag op het onschuldig bestaan. Desondanks raakt men betrokken bij zaken waar men niet op zat te wachten. Deze storingsvijandige mentaliteit, die zich wijdt aan werk en beroep, sluit ieder risiko uit en heeft het haalbare tot enigst kriterium verheven. Het ideaal van een rimpelloos en vlekkeloos leven heeft de aandoenlijke pretentie dat het door letterlijk iedereen wordt nagejaagd. De onschuld staat onder voortdurende behandeling van de dokter, de therapeut, de schoonheidsspecialist, de acupuncturist, de garagehouder. De onschuld laat graag aan zich sleutelen. Ze ziet het als een plicht om zich verder te ontwikkelen en desnoods om te scholen. Men volgt een cursus, woont een bilwetoptreden bij, bezoekt schouwburg, concertzaal en tentoonstelling, leest een boek, volgt de pijltjes van een boswandeling, doet aktief aan spiersport. Onschuldigheid is een universeel mensenrecht en strekt zich uit over dieren, planten, gebouwen, landschappen en culturen. Dit is de conditie waaronder de planeet uiteindelijk nog gered kan worden: noch utopisch, noch fatalistisch, maar normaal funktionerend. Je kunt je onschuld verliezen door een moord te begaan, wat aan S/M te doen, bij een motorclub te gaan, voor de kunst te kiezen, undercover worden, maar de entertainment-onderwereld biedt geen soelaas. Alleen het overlopen naar de oorlog en de volkerenmoord is nog een optie waar we veel van vernemen. Toch is er geen ontkomen aan de agglomeratie en haar diktaten. Mountain Bike, te gekke t-shirts, handige Olilly- kleertjes, computerspelletjes, graffiti, bumpersticker, spoiler, caps, slordige casual wear, felgekleurde rugzakjes, de gel in het haar. Het zijn de 'objects nomades' van Jacques Attali's Europa, op weg naar een gestileerde eenvormigheid. De onschuld kan niet door haar tegendeel worden opgeheven of gekompenseerd. Het enige waar ze echt niet tegen kan is het verzieken van de sfeer. Dit rottingsproces binnen de normaliteit biedt geen alternatief, pleegt geen verzet en stelt ook geen daad. De onschuld raakt erdoor uitgeput. Je kunt niet altijd fris en vrolijk zijn en een grauwsluier wegrukken door konstruktief te denken. De onschuld loopt niet het gevaar te worden weggevaagd door revolutie of reaktie. Ze kan alleen maar vervallen, in armoede verzinken om langzaam uit het beeld te verdwijnen, alsof ze moet wegslijten. In een vastgelopen relatie laat men een vuilcontainer aanrukken om de geaccumuleerde onschuld in te dumpen om na verbouwing van het interieur weer een frisse, wildere start te maken. Het politiseren van het private heeft een generatie geleden nog wat onschuld het huis weten uit te werken, maar de onschuld heeft zich sterker dan voorheen gehergroepeerd en grungers, generation-X'ers, trancers en andere jonge mensen zoeken tevergeefs naar houvast om zich tegen af te zetten in een andere format dan die van mode of media, de nieuwe organisatievormen van de onschuld. De overheid lijkt zelf de grootste antiracist, antiseksist, antifascist, antiwoningnood, anti alles waar opstandige goedbedoelenden zoal tegen kunnen zijn. Het enige waar onschuldige nieuwe generaties hun woede op kunnen afreageren zijn alle vormen van de georganiseerde onschuld zelf. Materiaal genoeg om een massieve sociale beweging op te grondvesten en op ontelbare deelterreinen aan de slag te laten gaan, om daarna te ontdekken dat al die disparate groepjes iets gemeen hebben. "Boycot alle soorten verzekeringen, bestorm de winkels met eigenwijze babykleertjes, steek de hens in al die overbodige leuke kadoshops - er is een heel consumptieparadijs te vernietigen!" Maar laten we ons nu niet opwinden. Wij laten de onschuld wegebben, verstillen, we zullen het er niet meer over hebben. Out of Context: Onschuldig Europa en de Derde Balkan-oorlog Dit is het Europa van de genocide in Bosnie. Zelfs in Zagreb, Sarajevo, Tuzla en Belgrado tracht men er nog dapper aan mee te doen en houdt men wanhopig het geloof op dat men deel uitmaakt van 'Europa'. "Bosnians imagined that the fact they were Europeans would protect them from the horrors of war," aldus David Rieff in zijn boek "Slaughterhouse, Bosnia and the failure of the West" (New York, 1995). Europe, for the Bosnians, "was a continent in which cosmopolitan values they stood for had become the norm." Ze meenden dat het einde van het communisme would be followed by a "dull and pacifying age of consumerism." Dit leidde volgens Rieff tot een "cognitive dissonanace", a "misunderstanding of their historical situation", een mentale toestand die gold voor Sarajevo anno 1992 en die nog steeds opgaat voor de rest van Europa. De burgers van voormalig Joegoslavie konden niet geloven dat het "CNN- effekt" in hun geval uitbleef. Ze wachtten tevergeefs op de life- uitzending van de komst van een snelle interventiemacht, die hen zou komen bevrijden. Rieff: "People routinely speak of information and knowledge as if they were the same thing. Worse, they console themselves with the thought that once they have relevant information, they will act." Instead, "the sound bites and 'visual bites' culled bred casuistry and indifference." Rieff moet konstateren that the debate is long over now. "The West chose to do anything but intervene." Zij kozen daarentegen "to contain the crisis.", anciperend op het K.O.II-paradigma dat een opgelegde stagnatie iets oplevert. The West did not want to save the Bosnian Muslims. Voor Rieff is Europa niet langer een "civilized place" nadat hij getuige is geweest van een genocide. "The defeat is total, the digrace complete." Het is alleen de vraag waarom zelfs deze boodschap niet overkomt, vijftig jaar na Hiroshima en Auschwitz. Voor het eerste zegevierde het mentale pantser van de Europeanen over het dagelijkse information-bombardement. Volgens Slavoj Zizek is de Balkan "a new projection for Western phantasies," based on the "nature of the Balkans." Het is een imaginair glacis, ter verdediging van een cultuur, vol kommunikatie en globale dromen. Het toont het einde aan van het media-tijdperk, inclusief de bijbehorende perceptie-spelletjes. Met wie zou de doorsnee Westerling ook kunnen identificeren? Zonder een brede anti-oorlogsbeweging is de tegencultuur in voormalig Joegoslavie geheel en al op zichzelf aangewezen. Het enige wat nog telt is overleven. Bij het langdurig uitblijven van politieke konfrontaties uit zich the rage tegen de oorlogsmachine in een vitaal, ironisch, hoogwaardig cynisme. Geen nonchalante onverschilligheid, eerder een vorm van gestyleerde wanhoop. De overlevingskunstenaars in Belgrado, Sarajevo en Zagreb zijn wars van purisme en iedere uiting van political correctness komt over als een dwaze pietluttigheid. Het is geen protest dat vraagt om medelijden of solidariteit. De hulp die internationale organisaties bieden zorgt eerder voor een consolidatie dan voor een doorbraak en biedt geen uitzicht op een bevrijding van het beklemmende en naargeestige nationalisme. In een situatie waarin alle partijen zich definieren als slachtoffer, heeft het geen zin zich te identificeren met deze of gene groepering. Eenmaal deelachtig komt men vanzelf terecht in een grijze zone. Men wordt onderdeel van de zwarte markt, rookt wiet van eigen bodem, verkoopt hulpgoederen, gaat ten onder aan verbazingwekkend goedkope heroine of weet uiteindelijk te ontsnappen richting Parijs, London, New York of Amsterdam. Ter plaatse maken we kennis met het techno-existentialisme der achtergebleven enkelingen. Zij hoeven niet langer afscheid te nemen van het modernisme, zoals het Westerse postmodernisme al decennia meent te moeten doen. Het heersende discours is ongevoelig voor deconstructie- pogingen en laat de intellectuelen maar wat aanmodderen. Hun vermeende macht is een gepasseerd station. Deze minuscule oppositie, die zich onder het juk der repressieve tolerantie ophoudt in de schaduw van de macht, uit zich in tal van zogenaamde "onafhankelijke media". Hiermee wordt slechts bedoeld dat ze niet in eigendom zijn van de staat of onder direkte invloed staan van de regeringspartij, hetgeen in het voormalige Oostblok al een hele prestatie is. Net als in West-Europa bezit de subcultuur eigen radio-stations, weekbladen, organiseren techno-parties, maken videos, posters, rock & roll, theater en communiceren via fax en computernetwerken. Technologisch is de achterstand ten opzichte van het Westen opvallend klein. Nieuwe hard- en software verbreiden zich razendsnel en in dat opzicht valt er in Europa nauwelijks nog een verschil te maken tussen een Westers centrum en de periferie in het Zuiden en Oosten. Een voorbeeld hiervan is het Za-mir computernetwerk met bijna 2000 gebruikers, dat sinds 1992 het contact via e-mail verzorgt tussen steden als Prestina, Belgrado, Zagreb, Tuzla en Ljubjiana. Een aantal keren per dag wordt er post verstuurd en ontvangen. Het netwerkverkeer loopt via Duitsland. Vanuit Sarajevo staan op deze manier zo'n 500 gebruikers via e-mail in kontakt met de nabijgelegen hoofdsteden en de rest van de wereld en onderhouden anti-oorlogsgroepen uit Zagreb en Belgrado kontakt met elkaar. Daarnaast verschijnt in Zagreb het undergroundblad ARKZIN, in Skopje zijn er tal van vrije radio's, in Belgrado zetelt het weekblad VREME en het radiostation B-92, in Sarajevo zendt Radio ZID tegendraadse klanken uit (ook kritisch t.o.v. de Bosnische regering) en in Prestina verschijnt het onafhankelijke albaanse weekblad KOHA, ondanks hevige Servische repressie tegen de Albaanse meerderheid in de provincie Kosovo. Hier, in "Oud Servie", begon de mediacampagne van de Servische president Milosovic in 1989, een propagandaslag die velen zien als het fatale beginpunt van de oorlog. Nog steeds heeft Milosovic de staatsmedia in handen en voert mediamanipulaties uit om aan de macht te blijven. Het gaat om een aantal invloedrijke dagbladen en de nationale radio en TV-kanalen, die overal, vooral op het achtergebleven platteland, te ontvangen zijn, in tegenstelling tot de onafhankelijke media met hun gebrekkige distributie. In Kroatie is de situatie eender en ook in Bosnie-Herzegovina heeft de partij van Izetbegovic zeggenschap over radio en tv. Zelfs bij het heroische dagblad Oslobodenje kan er van onafhankelijkheid geen sprake zijn. De oorlog zal pas voorbij zijn wanneer de warlords met hun kleine legerbendes de wapens hebben neergelegd en de oorlogsprofiteurs die nu aan de macht zijn op demokratische wijze worden weggestemd. De anti- nationalistische, niet-kommunistische oppositie is echter nog te zwak om het roer over te nemen (net als overigens in andere Oost-Europese landen). Voor het steunen van zo'n oppostie vanuit het Westen is het allereerst nodig, zoals Zizek meent, om een eigen machtsanalyse van de Balkan te maken, die zich baseert op de geschiedenis en de rol van de media in juiste proporties ziet. Daarnaast is het nodig schoon schip te maken met de quasi-neutraliteit van de VN en de Europese humanitaire hulp, de slow non-intervention force. Ook zou men de 19de eeuwse diplomatie en de lachwekkende halfslachtige steun aan een van de strijdende partijen belachelijk moeten maken. Nu de oorlog na vier jaar een eigen dynamiek heeft gekregen, dienen we de macht van de media niet te overschatten. De zogenaamde "onafhankelijke media" kunnen de autoritaire clan niet ten val brengen. Het zijn hooguit kiemcellen voor een demokratische beweging die genoeg heeft van haat, roof en genocide. Maar het zijn niet langer broedplaatsen voor dissidenten met een uitgesproken moraal. Het gaat erom de Europese onschuld te overwinnen en de verlammende identiteit van het slachtofferschap ter zijde te schuiven. Als het zoals Arthur Kroker beweert, in het nieuwe Europa, met zijn nieuwe, onzichtbare, electronische Muur, gaat om "the bitter division of the world into virtual flesh and surplus flesh" is het woord aan de onafhankelijke media zoals Zamir, B-92 en ARKZIN, deze scheiding te ridiculiseren en op een ironische, existentiele wijze de universele technologische begeerte, cyberspace vorm te geven. Informatie over de onafhankelijke media in voormalig Joegoslavie is o.a. te vinden op de WWW-site MediaFilter, gevestigd in New York. http://MediaFilter.org/warzone ARKZIN's e-mail adres: ARKZIN_ZG@zamir-zg.ztn.apc.org