Plattegrond van een Netkritiek Geert Lovink en Pit Schultz 1. Toward a European Standard Code for Critical Interchange (ESCCI) Wanneer we het net eenvoudigweg beschouwen als een "kind van de moderniteit", dan valt ook het klassieke genre van de kritiek onder deze noemer. In het tijdperk van massale conformiteit, micropraktijk en ik-beheer, is de kritiek echter in de vergetelheid geraakt. De eigentijdse commentatoren houden zich enkel nog bezig met de korrektie van bepaald maatschappelijk gedrag. De opiniemakers beschouwen enkel wat achter hen ligt, zien de diversiteit pas vanop veilige afstand. Het gelukkige toeval wordt ervaren als persoonlijke triomf; men is immers niet geëngageerd. Deze talking heads zonder eigenschappen blijken zonder nut in een tijd van snelle ontwikkelingen, waarin de recente emancipatie van computernetwerken zeker een plaatsje vindt . De fetisjisering van het eigen werktuig is een van de belangrijk discussiepunten van de hedendaagse kritiek: terwijl de enen vasthouden aan de orde van een schriftelijk discours, worden de anderen betoverd door de grenzeloze multi-functionaliteit van hun wensmachines. Tussen verwerping en extase ontstond een niemandsland waar slechts weinigen vertoeven. Terwijl de wetenschappers zich volledig toeleggen op het in-kaart-brengen van de kennis, produceren de visionairen van de Amerikaanse Westkust met gestadig tempo nieuwe cybermythen. Bij deze activiteit stuiten deze evangelisten van een toekomstige technopolis op bijzonder weinig weerstand. Elke kritische kanttekening eindigt doorgaans als netanecdote. Temidden de ruis van de speculatie gaat het om het doorspelen van mogelijke modellen; het einde van de wereld is slechts één van mogelijke scenario's. Techno-kritiek is een positie waarop hippie-conservatieven en alternatieve liberalen zich graag beroepen, omdat ze een poëtisch-futuristische werking heeft en jeugdig-vitaal klinkt. De "Rage against the machine" dient voornamelijk ter verbetering van het ik-design als "leukere", meer "lichamelijke" maatschappijkritiek. Elke cynische, verheven houding wreekt zich in de context van een "kritiek van de nieuwe media". Gehoopt wordt dat met de inburgerlijking van modieuze termen als "multi-media", "virtual communities", "cyberspace" en "tele-arbeid", de daarmee verbonden maatschappelijke omschakelingen weer naar de achtergrond zullen worden verwezen. Tevergeefs echter. Nieuwe media zijn als pasgeboren kinderen: ze schoppen wild en langdurig om zich heen, en daar kan noch een verbod noch een sussend woord iets aan veranderen. "Als we er een mode van maken, zal het allemaal wel weer weggaan," luidt de hoop in kringen van de oude media. Het gaat hier om een economie van de teleurstelling: wanneer de verwachtingen omtrent computerprestaties lang genoeg zonder gevolg blijven, wordt gewoon de televisie weer aangeschakeld; "hoe sneller de computer, hoe trager de software", luidt ook de ervaring van de eigentijdse Power-gebruikers. Je mag niet lachen met de trage verbindingen, de onafgewerkte beelden, de concurrerende softwarepaketten die met hun overaanbod de pret komen verpesten, e-mails die nooit aankomen, verstopte ISDN-leidingen (bestaan die alleen in Oost-Berlijn?), servers die verdwijnen, mailinglists die alles twee keer klasseren, het grote aantal websites dat "under construction" is of blijft, het schildpad-telnet, interessante IRC-sessies waarvoor niemand opdaagt, ontgoochelend hoge telefoonkosten. De pioniers hebben echter de juiste masochistische mentaliteit en genieten heimelijk van de data-files. De wens vraagt immers dat de machines niet werken. Voor visionairen is een ontoereikende performance echter taboe, iets waarover niet gesproken kan worden en waar zeker niet mee gelachen wordt. De netkritiek is een ambivalent iets: ze staat met het ene been in het stoffige Gutenberg-archief en de smerige realiteit, terwijl het andere rust op lichaamloze digitaliteit. Ze brengt de onrust en het onbehagen in de informatie aan de oppervlakte, en probeert tegelijk het onverenigbare produktief te maken. Ze reist naar Virilio-land wanneer beslissingen moeten gemaakt worden, die leiden tot illegitieme aansluitingen, hybriede constructies, een "esthetiek van de vertraging", en een mengelmoes van lokale en globale elementen. Er bestaat geen apriori meer, en dus ook geen superioriteit van hardware tegenover software. Elke verschuiving kan door een andere worden vervangen. Toch is er behoefte aan een nieuwe, materialistische net-analyse, die zich bekommert om copyright en kabelrecht. Het heeft geen zin om je gewoon van de hogepriesters van het Wired-evangelie af te wenden. De Third Wave-industrie, inclusief cynische New Age-ideologie, vraagt om een constructieve aanpak. Digitaal marxisme is voor deze taak te traag en te omslachtig. De ideologiekritiek van deze stroming beweegt zich immers alleen nog in de buurt van het culturele strijdterrein binnenin de Gutenbergiaanse areaal. Terwijl de Europese netkritiek zal trachten een materiële kern aan te duiden, is het de Noord-Amerikaanse kritiek vooral te doen om een dreigende ontlichaming. De netkritiek kan zich altijd beroepen op de datakritiek, die stelt dat skepsis ook toepasbaar is op het eigen midden. Het volstaat immers niet om ten aanval te trekken tegen de grote ondernemingen, de kleine entrepreneurs of de naïeve netgebruikers. Ook wat verborgen zit achter de eigen metaforen moet in het spel worden betrokken. 2. Over de cybernetische kritiek Als we de klassieke wereld van de massamedia vanuit de cybercultuur bekijken, blijkt de kritiek de belangrijkste produktieve kracht achter berichten en informatie. Een slechte wereld ontstaat door slechte berichten. Hoezeer de technologie achter de berichtgeving ook "state of the art" is, de klacht wordt steeds meer gehoord dat ze enkel dient om nog meer slecht nieuws te brengen. Volgens radikaal-constructivistische fundamentalisten zou daar na de zich momenteel voltrekkende mediawissel verandering in moeten komen. Terwijl de televisie steeds een altaar van het kwaad bleef, moet de multimediale settop-box ons naar een betere wereld voeren. De intelligente televisie zal over een regelaar beschikken die een welbepaalde emotionele balans creëert. De gebruiker aan de "stemmingspanelen" van zijn wensmachine wordt een affekt-jockey die de verschillende polen van banaal en verheven, gezond en pervers, binnenkant en buitenkant, golven en partikelstromen, het titanische en het nietige op eigen verantwoordelijkheid aan elkaar smeedt. Pay per view, surfwatch, kinderoppas en bewijs van persoonlijk stemrecht zijn de basisingrediënten van de nakende positieve televisie. Een kapitalisme van pure doorstroming wordt enkel mogelijk dankzij een verstrekkende veiligheidslogica. "Ons net moet zuiver worden." XXXVan de Turingmachine tot de deugdmachine evolueerde een digitale code als ideale basis van een goede berichtgeving. Het elektronische net moet immers van alle analoge vuiligheid gezuiverd worden. Perversiteit en vleselijke lust kunnen niet worden gecodeerd. Opdat het Calvinistische streven naar rijkdom helemaal tot ontplooiing zou komen, moet de waarde van een bericht worden gemeten volgens de nutsfactor van de begeerte. "Anti-Christen moeten buiten blijven." De transformatie van alle gebieden van het netwerk (goederen, energie, kennis, begeerte) wijst op een absolute monetaire spiritualiteit. Elke vorm van informatie kan worden vertaald als een redundantie die in geldwaarde kan worden uitgedrukt. Alles wat niet in ruilwaarde kan worden gemeten, wordt uit het net geweerd. Binnenin het netwerk wordt de romantische idee van vrijheid en gelijkheid van informatie door copyright-oorlogen, standaardisatie en veiligheidsprotokols brutaal opzij geduwd, of dreigt ze te verdwijnen in het museum van de netgeschiedenis. "The Desire to be Wired" is de heimelijke drijfveer van de informatiemaatschappij. De wil tot aansluiting heeft naast een sociologische, psychologische en systeemtheoretische ook een neurologische component. Elektronische nervositeit is het gevolg van de koppeling tussen libido en elektriciteit. De aandoening lijkt vanuit een huidige perspectief niet echt ongezond, zolang ze de produktie maar niet in de weg staat. Vandaag is het niet langer de verdringing maar de archivering van de ervaring die de vlotte omgang vergemakkelijkt en aldus de tredmolen van de kapitaalstroom draaiende houdt. Zuiverheid, veiligheid, geborgenheid en intimiteit zijn de basisdeugden van de digitale burger. De familie wordt een tele-arbeidsplaats, een produktiestation van zuivere informatie, waar de bron van onstuimige energie wordt gefilterd en gecontroleerd. Vanuit de oerbron van elektronische nervositeit wordt een universele Turingmachine aangedreven tot het produceren van maatschappelijke orde. Helemaal aan het eind van de omgeschakelde black boxes vinden we de ideologie van de digitale creativiteit, die verantwoordelijk is voor de verhoudingen binnen het net en de esthetiek van de navigatie. Het negatieve wordt als oerkracht gezien van de gehele berichtgevingindustrie. Een samenzwering van postmarxistische zwartkijkers houdt het bereik van de informatietransactie in haar greep. Sinds het uiteenvallen van het voormalige Sovjet-rijk (of nog vroeger) is hun strijd gaan klinken als een soort opdringerig gemopper, dat de televisiewereld op instinctieve manier het hazepad deed kiezen van de informatiestroom. Enkel een hernieuwde bezinning kan de realiteit nog behoeden voor de omschakeling naar de bandeloze decadentie van 5000 channels. Onder de vlag van een "virtueel Amerika" werd het cyber-Westen een transcendente vluchthaven van positieve energie, die het kwade op veilige afstand houdt in een analoge omgeving. Het vrolijke technovitalisme gaat ervan uit dat er een levensprincipe schuilgaat achter de vernetting, dat enkel door blinde commercialisering kan worden geactualiseerd en aldus als passende omgeving kan dienen voor de moderne übermensch. De mensheid als middenklasse heeft eigenlijk alleen goede bedoelingen. In de berichtgeving krijgen we echter alleen de slechte dingen te horen. Dat is natuurlijk niet eerlijk. Oorlog, crisis en catastrofe zijn eigenlijk alleen media-effecten. Wanneer het getechnologiseerde simulacrum daadwerkelijk de wereld gaat beheersen, wordt het ook mogelijk om via enkele omgelegde leidingen of een omgeslagen hendel enkel nog goede dingen te produceren. Net als de atoombom in de oorsprongsmythe van het net, wordt het slechte gezien als een indrukwekkende, extra-digitale boeg, waar de hele wereld van het net automatisch wordt omheen geleid. "You're in trouble? We'll rout around it." De gepassioneerde positiviteit van de huidige cybercultuur gaat uit van het bestaan van een zuivere media-bron. De zonde wordt omgezet onder invloed van verschillende multimediale bioadaptors, en hangt niet langer af van communicatie maar van een terugkoppeling die pure afwezigheid oplevert. In de black box van het zender-ontvanger model vinden we bedrog, passiviteit en constante ontmoediging. Elke vorm van tegenspraak, paradox en dialektiek wordt in het archief geneutraliseerd. Achter alle niet-lineariteit heerst een survival of the smartest, een model dat het welslagen van een sluwe technologie met geautomatiseerd levensprincipe voorstaat. Het volgende stadium van de evolutie belooft een vereniging van natuur en techniek via de methoden van artificiële bevruchting, chaosonderzoek, implantaten en ecologische maatschappijmodellen. De maakbaarheid van het goede zou vandaag al moeten blijken uit biochips, groupware en techno-culture. De leesbaarheid van de digitale wereld wordt door het pragmatisch gebruik van bepaalde user-interfaces, intelligente fuzzy logic en genetische algoritmen steeds moeilijker gemaakt. Constructieve kritiek is het resultaat van een positieve reflectie op de eigen instellingen en verhoudingen. Negatieve kritiek wordt echter een moeilijk te verkopen waar in de omgeving van geneutraliseerde culturele weerstand en constante updating. Nihilisme geldt dan als een Europese ziekte die enkel door onwrikbaar geloof kan worden genezen. De cybernetische kritiek beoefent veelal de eigenliefde, en produceert een esthetiek van oninteressante nutteloosheid. De enige weg uit de constante repressie van zelfs minimale begeerten lijkt te leiden tot cybersex in de werkplaats, e-mail intriges, een algemene vertragingsstrategie en een aangename lethargie ten overstaan van het grootkapitaal. Kritiek als trend-onderzoek is wel bijzonder populair in de glasbetonnen bunkers van zin-zoekende toekomstondernemers. Zolang de kritiek een toekomstige evolutie kan blijven voorspellen, worden belangrijke geldsommen geïnvesteerd in de hersenkronkels van intellectuele en sociale dwarsliggers. Een algemeen gebruiksparadigma opende voor academici de weg naar een leidinggevende positie. Cultural Studies of the Net is een verplicht nummertje in de evolutie van Internet Shopping Malls. Het is bon-ton voor skeptische hedonisten om te vertrouwen op de kreativiteit van de subculturen. De grotere présence van Tribes uit de Queer Community, Black Culture, de jeugdcultuur en andere periferieën, wordt gehuldigd (en dus meteen ook geneutraliseerd) door gespecialiseerde, geïsoleerde uitzendingen en rubrieken. De netkritiek kan zich niet beperken tot het testen van performance en/of efficiëntie, maar moet staan voor een beschrijving van het net als machtsapparaat. Een samenzweerderige vernetting van in- en uitgangen zorgt ervoor dat zogenaamd "vrije zones" niet lang zullen bestaan. De netkritiek onderscheidt zich van de tekstkritiek in zijn hedonistische benadering van de sociale praktijk, en zijn vertrouwen in de kracht van de dysfunctionaliteit. "Criticism will take you beyond the borders of boredom." In het theater van het machtsspel bestaat altijd wel een plaatsje van waaruit het spektakel van de vernetting in alle rust kan bekeken worden. Het net is niet het leven zelf. De netkritiek groeit niet uit de traditie van priesters en technocraten maar uit die van ketters en technici, die met hun inzicht in de finale beperktheid van de technologische communicatie altijd wel een opening vinden in het harnas van de heilige virtualiteit. "Het net zit ons op de hielen, maar wij zijn sneller!" 3. The unbearable lightness of being digital Een objectieve analyse van het net bestaat wel degelijk. Arthur Krokers "virtual class" toont al het ware, brutale gelaat. "I think elites basically drive civilization" (Stewart Brand, net-goeroe). We maken een politiek-economische kaart van mediaverbanden, waarop we zowel de machtsverhoudingen tussen bestaande en geplande joint ventures, als de overnames en fusies tussen telcom, film, televisie, kabel, software en hardware-industrie kunnen beschrijven. Een historische parallel kan worden gemaakt met de elektrische revolutie aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Op de komende wereldtentoonstellingen zullen de "networks of power" van de media-industrie aan het publiek worden voorgesteld. Multinationale concerns nemen de taken over van de staatsinstellingen en construeren een maatschappij van constante controle en fortificatie (Deleuze). De ideologie-kritiek krijgt het vandaag bijzonder gemakkelijk: "One billion people on the internet by the year 2000" (N. Negroponte). De omnipotentie-fantasieën van kinderlijke, Californische visionairen worden ironisch genoeg probleemloos verspreid door de oude media. Hun programma bestaat uit de opheffing van de instellingen van de sociale staat. "Oppressive 20th century institutions - public schools, the mass media, government - will crumble." (Kevin Kelly) De dialektiek van de nomadologie keert zich in naam van het kapitaal tegen alles wat de doorstroming mogelijk kan tegenwerken. De klassieke arbeider uit de materiële industrie wordt onderworpen aan het strenge regime van de ware tijd. De heerschappij van Amerika wordt niet langer door militaire interventies maar door kolonisering via communicatie-standaard bestendigd. De zelfgekroonde verlichte geesten van de Wired World geloven in zichzelf als "the most powerful people on the planet today." Voor hen is internet een religieuze ervaring en "the key to the new american soul". De profeten van de cyberspace age zien een virtueel Amerika opduiken achter de horizon van een "electronic frontier." De matrix, het beloofde land van deze nieuwe pilgrim fathers, groeit met iedere aansluiting van nieuwe gigabytes en wordt verlicht door een eeuwigdurend "virtual light". Oudeuropees esoterisme, hippiebewegingen en Oosterse mystiek leveren het basismateriaal voor de slogonomics van tele-evangelisten en ondernemers. De netkritiek maakt de afgrond zichtbaar achter het glinsterende oppervlak van het World White Web. Daarnaast biedt de netkritiek natuurlijk ook een analyse van alle betrokken subjectiviteiten. Ideologie-kritiek staat immers machteloos wanneer de vertaling naar de sociale praktijk volledig mislukt. De expressieve configuraties van usenet, mailinglists en e-zines, neigen naar zelf-referentiële zelfgenoegzaamheid. Het gaat erom helderheid te scheppen in de schemerzone waar lurkers, slackers en cruisers vertoeven. Het is precies deze groep die internet op het niveau van de andere massa-media heeft gebracht, en ervoor heeft gezorgd dat de Hacker-ethos eerst aan het wankelen ging en daarna werd herontdekt als ontuitputtelijke inspiratiebron voor de droombeelden van Hollywood. De idee van een "virtual community" ging in de praktijk ten onder aan een te grote transparentie en te hoge ontwikkelingssnelheid, en werd nooit meer dan een aandachtig bestudeerd unicum. Als lokmiddel voor de aansluiting van "the rest of us", werden virtual-sex, free software en de metaforen van de information super highway de arbeidsmaatstaf voor een arbeidsloze toekomst. De wetenschap en het militaire complex vertoefden hoofdzakelijk op de minder recente ftp- en gophersites, of trokken zich terug in de vertrouwde omgeving van deelnetwerken. Vandaag is iedereen webmaster, gebruiken slechts enkelen de geboden distributiemogelijkheden voor méér dan de promotie en verzending van de eigen persoon via opzichtige home-pages. Het digitale narcisme heeft een grotere uitdeinigszone van de intimiteit tot stand gebracht, waarbinnen de media-gebruiker zich op velerlij manier kan verliezen in zijn eigen wensdromen. Met de massale uitdeining van het net stelt zich de vraag naar relevantie. Hoewel het niet de taak is van de kritiek om autonome wijzen van consumptie en gebruik te propageren, kan toch teruggevallen worden op de dagelijkse sleur, op de grijze alledaagsheid die internet ziet als een geheime tip voor een info-elite en de plannen en priviliges van haar ondramatische protagonisten doet accorderen met primaire verzorgingsdiensten als water, gas, elektriciteit en telefoon. Het is niet erg om de aansluiting te missen, want er bestaan andere manieren om de tijd mee door te brengen. De kritiek beoogt geen telefoonverbinding met de smerige realiteit, maar een herwaardering van de bestaande data-trash. "The aesthetics of uselesness" ziet het leven niet als compensatie voor het online-zijn, maar speelt met zinloze, hybriede schakelaars tussen oude en nieuwe machines en hun voortbrengsels.