Arjen Mulder Elektronische kunst De vraag wat kunstenaars met elektronica, computers, Internet en CD-ROM's aan moeten, is vergelijkbaar met de vraag wat kunstenaars met verf kunnen doen. Als je ontdekt dat de computer jouw medium is om de kunst te maken waartoe je jezelf in staat acht, dan koop je een computer en organiseer je programmatuur, je volgt cursussen, werkt nachtenlang door en in de weekends ook nog, en wie weet dat je op een gegeven moment iets vindt waarvan je de indruk hebt dat je ernaar op zoek was. Ook om goed te leren schilderen moet je een jaar of tien met verf in de weer zijn. Ambachtelijkheid is kennis en liefde voor een bepaald materiaal, plus het vermogen er dusdanig mee om te gaan dat zowel jij als je materiaal optimaal tot hun recht komen. Dat verandert niet of je nu met een palet of met een toetsenbord werkt. Wat wel verandert is je omgang met informatie. Ik zal nog even verder denken over het schilderij versus het elektronische beeld. Een schilderij bevat een onvoorstelbare hoeveelheid informatie; ook de kunstenaar weet niet hoeveel. Nog steeds is niet alle informatie uit de schilderijen van de Breughels, Vermeer of Van Gogh gehaald en keer op keer worden de generaties er door ge'nspireerd. Niet alleen kunstenaars, kunstminnaars en kunsthistorici, ook designers, reclamejongens en televisiemakers: telkens blijkt er iets nieuws te melden of zijn er herontdekkingen te doen. De schilderkunst dateert uit een informatie-arme tijd, waarin de schilder eropuit was in één enkel beeld zoveel mogelijk van zijn geloof, gevoel, inzicht, inspiratie of opdrachtgever uit te drukken of samen te bundelen. Het oeuvre van dit soort schilders is in één museum bij elkaar te brengen, en toch hebben ze met die paar doeken alles gemeld wat ze te melden hadden, en doen ze dat nog steeds. Elektronische beeldmakers zitten in een omgekeerde situatie. Niet alleen is er een verbijsterende hoeveelheid informatie op aarde beschikbaar, en verdubbelt die hoeveelheid naar verluidt om de achttien maanden, ook kunnen de kunstenaars zelf duizelingwekkende hoeveelheden beelden produceren. Die computer werkt heus wel door als je hem eenmaal op gang hebt weten te krijgen. In een informatiemaatschappij als de onze kun je overal informatie vandaan halen, en als je wat te weten wilt komen ben je daar meestal binnen een etmaal achter. Informatie is geen schaars goed meer, maar betekenisloosheid wel. De vraag waar elektronische kunstenaars mee worstelen is niet langer hoe ze zoveel mogelijk informatie in hun beelden kunnen persen, maar hoe ze daar zoveel mogelijk informatie uit kunnen verwijderen. Een goed elektronisch beeld laat geen enkele interpretatie toe. Je kunt een beetje doorkletsen over de apparatuur waarmee het gemaakt is of de beelden waaruit het is samengesteld, maar waar het over gaat zou een absoluut raadsel moeten zijn. Dit is een doorslaggevend criterium bij de beoordeling van elektronische kunst. Heel veel curieuze plaatsjes zijn met wat doordenken zeer wel te snappen en dus op langere termijn niet interessant. Of schilders nu de Annunciatie voor de zoveelste keer neerzetten, of een portret maakten van een tijdgenoot, of voor nog maar weer eens het uitzicht op een landschap afbeeldden, of woest in de weer gingen met hun pigmenten ten einde hun gevecht met het materiaal te documenteren, altijd zetten ze een herkenbaar stuk werkelijkheid op zo'n manier in de verf, dat het voor ons te bezichtigen doek zowel een strikt individuele beleving weergeeft, als deel is van een lange traditie. De individualiteit of originaliteit van het werk spreekt de beschouwer van het doek aan op zijn of haar individualiteit en uniciteit, terwijl de traditionele kant van de voorstelling de kijker in een groter tijdsverband plaatst. Een schilderij van de Annunciatie herinnert niet alleen aan de zwangerschap van de heilige Maagd of aan het voorkomen van middeleeuwse moeders, maar ook aan je eigen zwangerschap of aan die van je vrouw. Je zwangerschap maakt je tegelijk uniek en deel van het lange verhaal van de mensheid, en op die lijn speelt de schilderkunst zijn spel. In elektronische beelden vinden we niets terug van deze innerlijkheid, ook niet als er een aankondiging van een geboorte op het scherm verschijnt of uit de printer komt gegleden. Dat die zwangerschap zowel individualiserend als bovenpersoonlijk is weten we nu wel, en anders blijkt het uit de bibliotheken vol boeken en tijdschriften voor de aanstaande moeder. Of dat de zonnebloemen van Van Gogh zowel de bezetenheid van de ene zomerse dag, als miljoenen andere zonnebloemen zichtbaar maken. Genoeg, genoeg! Ik wil nu wel eens een zonnebloem zien die me zowel Van Gogh als al die velden vol wuivende zonnebloemolieproducenten doet vergeten. Of een annunciatie die me duidelijk maakt dat al die andere zwangerschappen niets te maken hebben met de mijne/die van mijn geliefde. Als een wereld al te begrijpelijk is geworden, zoals de onze, is het de taak van de kunstenaar hem weer ondoorgrondelijk te maken. Al het menselijke is navoelbaar voor alle mensen, daarom is racisme, seksisme en dergelijke zulke onzin. Maar wat onnavoelbaar blijft, is wat machines over ons te berde kunnen brengen. Vandaar de hooggestemde verwachtingen omtrent de elektronische kunst, en vandaar de bedenkelijke gezichten van de traditionele beeldenminnaars. Voor deze laatsten valt hier niets te leren, althans niets wat ze te weten zouden willen komen. Hinderlijk genoeg wordt deze kritiek gedeeld door wie van elektronische beelden houdt: hier valt niet alleen niets te leren, hier valt zelfs een heleboel af te leren wat je je met veel moeite eigen had gemaakt. Schilderijen zijn informatiefilters doordat ze een bepaald patroon opleggen aan de beschikbare informatie - bijvoorbeeld een eigentijdse gebeurtenis afbeelden als deel van een Bijbelverhaal. Elektronische beelden zijn ook informatiefilters, maar ditmaal in de zin dat ze actief informatie, betekenis en interpretaties afstoten. Over elk elektronisch beeld kun je een standaardwerk aan interpretaties volschrijven en daarna weet je nog niks, want elke interpretatie is aantoonbaar willekeurig. Elektronische kunst is meer dan leeg, daarin verschilt het van de werken van een Warhol of Koonz. Je weet niet eens zeker of die beelden of installaties wel niks te melden hebben, aangezien je er maar niet in schijnt te kunnen doordringen. Elektronische beelden zijn volkomen helder, vaak opgebouwd uit goed herkenbare elementen en gemakkelijk te doorziene beeldmanipulaties, maar waarom, waarom, waarom krijgen we dit nou toch te zien? Wil elektronische kunst overtuigen, dan moet hij zijn eigen onzinnigheid tot de hoogste graad opvoeren. Een elektronisch kunstenaar moet z'n eigen werk keer op keer kapotanalyseren en het dan nog eens proberen. Daar is evenveel liefde en kennis voor nodig als voor het maken van een mooi schilderij. Ik zou er dan ook voor willen pleiten niet te snel te oordelen of een standpunt te bepalen als het gaat om elektronische kunst. We hebben hier te maken met een nieuw soort beelden vol radicale, onthutsende en/of enthousiasmerende mogelijkheden, waarvan vooralsnog niet duidelijk is wat ze met ons zullen uitrichten. Schilderijen, maar ook foto's en films, kunnen je leven zinvol maken: samenhangend, persoonlijk, rijk. Wat doen beelden die uit zijn op zinloosheid en onpersoonlijkheid? Wanneer je altijd alleen maar boeken leest, kun je je concentratie verliezen en geestelijk uiteenvallen zodra je tijdschriften gaat consumeren. Wanneer je alleen maar foto's en films kijkt, kan je wereldbeeld stukgaan als je wordt blootgesteld aan televisie. Maar zodra je aan tijdschriften of aan televisie gewend bent, zoals wij nu wel zijn, is er geen reden meer voor paniek, woede of wanhoop. Ook de raadselachtigheid of irritante nietszeggendheid van elektronische beelden blijkt heel mild als je je verplaatst in de wereld waarvan ze deel uitmaken. Met betekenisloze beelden kun je een roes opwekken, zoals in de disco, of een religieuze toestand, zoals in de chill caves van Gerald van der Kaap, of unheimliche lichaamservaringen veroorzaken, zoals de geslachtloze vrouwen van Inez van Lamsweerde - om kort te gaan: elektronische beelden hebben weliswaar niets te melden over de wereld en zijn bewoners, maar werken daar wel op in. Op ons namelijk, op degenen die deze beelden zien. Hoe meer je ze ziet, des te aangenamer hun gezelschap wordt. Het elektronische beeld maakt geen aanspraak op de wijze waarop de beschouwer de wereld dient te interpreteren, dat wil zeggen op de manier waarop je de wereld moet zien wil hij zinvol zijn. Alle beelden zijn zinloos, dat leert de elektronische kunst. En in retrospectief geldt dit bevrijdende inzicht ook voor alle pre-elektronische beelden, van grotschildering en schilderkunst tot foto, film en video. Precies dit gegeven maakt beelden zo interessant: want als ze niet over de wereld gaan, waar dan wel over?