Arjen Mulder Geen media zonder drugs, geen drugs zonder media "Once you've got the message, hang up the phone." 1. Black boxes Drugs zijn de sleutel in het slot van het heden. De belofte van drugs is dat ze het leven zo kunnen intensiveren en concentreren, dat gebeurtenissen in het eigen lichaam of de eigen omgeving direct ervaarbaar worden. Je zult zelf wat meemaken, hier en nu. De geruststelling die ze bevatten voor de kleingebruiker, is dat ze deze ingrijpende voorvallen en invallen aanbieden op toeristische grondslag. Als de roes voorbij is, zijn er alleen herinneringen en mogelijkheden over. Verder zal er niets veranderd zijn. Verslaafden kunnen de terugkeer naar hun sociale omgeving niet aan. De hero'sche gebruikers, die gigantische doses nemen, hopen door hun formidabele high zo stevig in het heden te worden verankerd, dat ze daar na afloop niet meer uit weg zakken. Drugs zijn vervoermiddelen naar waar je je bevindt, ze maken het onzichtbare zichtbaar: dat waar je de hele dag tegenaan kijkt. Er bestaat geen drugstheorie, zoals er wel een filmtheorie bestaat, of een theorie van de nieuwe media. Een drugstheorie draait niet om de biochemische werking van de verschillende middelen, evenmin als filmtheorie over de technische ins en outs van camera's of projectoren gaat. Ze heeft het niet over neven- of bijwerkingen. Het uitvoerig onderzoek naar samenstelling en werking van natuurlijke en synthetische dope is overbodig bij een analyse van hasjiesj of LSD. Drugstheorie bestudeert niet het chemisch fundament van het bewustzijn. Ze tekent geen berichten van gene zijde op en doet geen verslag van de gedrogeerde ervaring. Drugstheorie moet verdovende middelen beschouwen als black boxes. Ook het binnenwerk van een televisietoestel is abacadabra voor kijker en cultuurfilosoof, maar de programma's en effecten ervan blijken daar niet minder om te becommentariëren of te peilen. Wat maken drugs mogelijk, welke ervaringen, welk inzicht? Wat willen drugs? 2. Genietende prozawezens van de hoogste potentie In de jaren tachtig van de negentiende eeuw steekt H.H. Kane een waterpijp op in een besloten, oriëntaals vormgegeven koffieshop in New York. Het duurt even voor de hasjiesj begint te werken, maar na een tijdje merkt onze zegsman dat hij dingen ziet die tot dan niet gegeven waren in het koffiehuis. Er verschijnen draken, die zo snel beginnen te tollen dat hun tongen versmelten tot één enorme vuurbal, die met een formidabele knal de wijde hemel in schiet en uit zicht verdwijnt. Opeens wordt het volkomen stil, op het geluid van een wilde branding na die met woeste monotonie weerklinkt. Het geluid dempt tot het getingel van een fonteintje, dat Kane eerder in de kamer had opgemerkt. Het vallende water op het glas eronder neemt geleidelijk het volume aan van een oorverdovende blaaskapel, maar daarvan blijft al snel niet meer dan één jachthoorn over. Deze klinkt vrolijk over een landschap van heuvels en dalen, moerassen, weiden en bossen. Op een heuvelrand verschijnt een elegant geklede jager, de hoorn onder de arm geklemd, abrupt gevolgd door een groep als gekken voortstormende ruiters, waarachter een hysterisch blaffende roedel honden komt aanstormen. Kane, die zelf de vos is, zet het op een lopen, maar voelt kilometer na kilometer de jachthonden naderbij komen over de weiden achter hem, tot hij afgemat een bos bereikt. Hij denkt er nu werkelijk aan te zullen gaan, als zijn hand wordt gegrepen door een bosmuis en hij diens holletje wordt ingesleurd. Zijn lichaam verlengt zich om door het onderaardse gangenstelsel te passen en wordt aldus een slangelijf, op het punt de muis waar hij achteraan hangt op te vreten. Dat mislukt, en terug in een menselijke minigedaante hervindt hij zich in een vochtig hol vol sissende serpenten en hagedissen met enge ogen, die naderbij beginnen te kruipen. In een hoek ligt een hoop edelstenen. Hij sluipt erop af, begint zijn zakken vol te stoppen, maar wordt daardoor zo zwaar dat hij zich niet meer kan bewegen. Met tranen in de ogen legt Kane de stenen terug - tot hij opgelucht bedenkt dat hij alleen een hasjdroom beleeft. Prompt hierop gaat de beeldenstroom verder, mannen met grote neuzen verschijnen, de neuzen veranderen in dolken enzovoort enzovoort. Ja, vraag je je als hedendaagse lezer onwillekeurig af: hoe lukte het die Kane om dat allemaal uit één jointje te toveren? Wat was dat voor spul? Kan ik het adres van die koffieshop krijgen? Hetzelfde voorval, vijftig jaar later. In 1928 steekt Walter Benjamin een stevige joint op in een hotelkamer in Marseille. Er gebeurt niets. Na een tijdje besluit Benjamin de straten door te gaan slenteren. Hij gaat in een restaurant een glas drinken, kijkt uit een open raam omlaag op een donker pleintje. Hij bemerkt dat het plein verandert naar gelang de mensen die het betreden, zoals, realiseert hij zich opeens, de zeventiende-eeuwse portretschilders het decor aanpasten bij de personages die ze ervoor afbeeldden. Het spul werkt! Benjamin schrijft in een blocnote: "Eeuw na eeuw worden de dingen vreemder." Hij probeert te doorgronden waarom het zo heerlijk is om stoned te zijn. Het heeft, bedenkt hij, te maken met twee onafhankelijk naast elkaar lopende, maar even prettige ervaringen: die van een lichamelijke activiteit en die van een geestelijke. Walter Benjamin: "Je zou je, om nader te komen tot de raadsels van het roesgeluk, moeten verdiepen in de draad van Ariadne. Wat een genot is het alleen al om een kluwen af te rollen! Het geeft een plezier dat sterk verwant is aan het roesgenot, maar ook aan het scheppingsgenot. Bij beide gaan we voorwaarts. Daarbij ontdekken we niet alleen de kronkels van de gang waarin we ons naar voren wagen, maar genieten we dit ontdekkersgeluk tegelijk door middel van een andere ritmische gelukzaligheid: precies degene die je beleeft bij het afwikkelen van een kluwen. Zo'n zekerheid als je hebt bij het afrollen van een kunstig opgewonden kluwen, is dat niet het geluk van elke produktiviteit, al was het maar in de vorm van proza? En in een hasjiesjroes zijn we genietende prozawezens van de hoogste potentie." Voorlopig eindpunt van Benjamins drugsdenken. Hij wandelt opnieuw de stad in. Wat veranderde er tussen 1880 en 1930, onafhankelijk van dosering of persoonlijkheid van de twee beschreven blowers? H.H. Kane zag een autonome reeks beelden langskomen, gecombineerd met geluiden. Beeld en geluid hadden weliswaar hun uitgangspunt in de directe omgeving, maar kwamen daar al snel van los en gingen heel andere kanten op. Kane maakte in 1880 een geluidsfilm mee, in kleur, een vroege versie van 'Indiana Jones and the Temple of Doom'. Hij was zelf in die film aanwezig, speelde er zowaar de hoofdrol in. Alleen had hij nooit in een bioscoop een film gezien, domweg omdat die techniek niet bestond. Daarom had hij nog niet geleerd een beeldenstorm te beschouwen als iets dat buiten jezelf langskomt, waarnaar je van een afstand kijkt tot het is afgelopen. Hij interpreteerde zijn hasjroes daarom als visioen, een droom, iets innerlijks. Gelijktijdig deed hij de ontdekking dat je daar af en toe kunt uitstappen (je realiseren dat je in de bios zit). De drug maakte hem een roes deelachtig die pas een jaar of tien, twintig later door een technisch medium algemeen toegankelijk zou worden gemaakt. In het medium film zou de beeldenstroom echter onder controle zijn gebracht, hanteerbaar gemaakt, gedoseerd op een 'ontspannen' niveau. Technische media brengen de wereld niet dichterbij, maar plaatsen de eigen ervaringen op een afstand. Walter Benjamin had wel al films gezien, heel veel zelfs, en zijn beeldenroes speelde zich dan ook niet langer in zijn eigen hoofd af, maar buiten hemzelf, in de stad, op onafhankelijk terrein. De hasj was het medium, de optische techniek die hem de buitenwereld liet waarnemen op een wijze die verschilde van wat hij met ongewapende ogen zag. Toen Benjamin curieuze dingen waarnam op een pleintje, kon hij die plaatsen in de voorgeschiedenis van de technische beelden en bedacht hij een theorie over de zeventiende-eeuwse portretkunst. Benjamin ervaarde zijn roes als een woordenstroom, een kluwen proza die zich geleidelijk afrolde. H.H. Kane maakte pas achteraf een journalistieke beschrijving van zijn roes. Terwijl Kane's geest volop creatief een avondvullende film produceerde, stelde Benjamin een theorie op over de ontrollende werking van de produktiviteit. Stoned onthutst noteerde hij: "Wie die Dinge den Blicken standhalten." Want Walter Benjamin ervaarde dit als een degradatie: zijn ervaring bleef 'maar' proza, zij het van de hoogste potentie. Wat Kane als magie ervaarde, was bij Benjamin cultuur geworden, die zich op geestelijk niveau bevond en derhalve om een verklaring vroeg. Zolang het lichaam met zichzelf samenvalt, is nadenken niet echt noodzakelijk. In plaats van een middel tot lichamelijke ervaringen was hasjiesj voor Benjamin een methode om kennis op te doen. Hij zou zijn hasjervaring uitwerken in de mijmerende, uiterst geconcentreerde schrijfstijl van zijn kritische theorie. Desondanks bespeurde hij een degradatie. De filmtechniek had zijn lichaamservaring geherprogrammeerd: ze had er een abstractieniveau in ge'nstalleerd dat bij Kane nog ontbrak. Ook als Benjamin, of wie ook, Kane's koffieshop had teruggevonden, zou hij nooit meer kunnen meemaken wat de tevreden roker van 1880 ten deel was gevallen. De ervaring die het technisch medium film oproept heeft dezelfde opbouw als die van de soft drugs. Tijdens de roes doet de gebruiker uit- en inzichten op en daarna herneemt het leven zijn baan. Juist doordat hasjiesj het mogelijk maakt een tijdlang rare dingen te aanschouwen, stelt ze de blower in staat de toestand daarvoor en daarna als 'normaal' te ervaren. De wereld is geen filmvertoning omdat de bioscoop dat is. De beeldenstroom die het leven op aarde te zien geeft is echt, aangezien de stromende beelden op het filmdoek dat niet zijn. Omdat cinema een roesmiddel is, is het niet-filmische universum dat niet. Soft drugs veranderen niets fundamenteels aan de condition humaine, ze maken haar integendeel tot een vanzelfsprekend gegeven, iets waarnaar je altijd terug kunt keren. 3. De grootst mogelijke ontkenning van de fatsoenlijkheid In maart 1953 gaat William Burroughs op expeditie naar Colombia. Hij heeft gehoord van het bestaan van een krachtige lokale drug, yage, die het mogelijk zou maken telepathisch contact te krijgen met medemensen, geesten, goden of wat dan ook. De indianengemeenschappen in de oerwouden draaien op deze dope. Burroughs is de ervaring van de klassieke drugs beu (na ze allemaal jarenlang te hebben gebruikt). Hij heeft bemerkt dat de bestaande middelen alleen privétoestanden veroorzaken, uitvergrotingen of vervormingen van wat je particuliere voorgeschiedenis aan materiaal in je heeft achtergelaten. Burroughs' bezwaar tegen de hem bekende drugs is, dat ze geen contact tot stand brengen met een niet-maatschappelijk bepaald 'buiten' of met een meer dan één individu omvattend bewustzijn. Ze maken enkel de twintigste-eeuwse eenzaamheid draaglijk. Telepathische drugs, zoals yage, beloven wel een uitbraak uit het ik en zijn pol-soc-his-eco-oeco-omgeving. Verdovende middelen, zou Burroughs later schrijven, geven alleen inzicht in de eigen "algebra of needs". Zoals Avital Ronell in 1992 veralgemeniseerde: "Drugs, blijkt nu, zijn niet zozeer op zoek naar een uitwendige, transcendentale dimensie - een vierde of vijfde dimensie -, maar onderzoeken eerder fractale innerlijkheden." Hoe diep je ook afdaalt in de wiskunde van je behoeften, je komt op ieder volgend niveau altijd dezelfde tegen. Uiteindelijk is iedere film gewoon weer een film, ongeacht de vertoningsplek en ongeacht de kwaliteit ervan. Wie zich niet wenst neer te leggen bij deze toestand, moet krachtiger maatregelen nemen. In Bogota ontmoet Burroughs de etnobotanist Richard Evans Schultes, die tientallen hallucinogene planten heeft bestudeerd in de oerwouden van Zuid-Amerika. Hij geeft Burroughs een tip waar deze zijn yage, of ayahuasca kan vinden (een brouwsel uit de schors van de liaan Banisteriopsis caapi). Bij een medicijnman ergens in de wouden drinkt Burroughs ten slotte een plastic mok vol yage in één teug leeg. Hij denkt nog: "Dat was niet genoeg", om zich dan te realiseren dat hij een overdosis heeft genomen. Onmiddellijk kotsen, maagkrampen, stuiptrekkingen. Tussen de braakspasmen door werkt hij wat Nembutals naar binnen. En dan begint het. Zoals zijn biograaf het beschreef: "Hij voelde zichzelf veranderen in een negerin met spasmen van lust. Daarna was hij een neger die een negerin neukte. Alles kronkelde als in een schilderij van Van Gogh. Volledige biseksualiteit werd bereikt. Hij was een man of een vrouw, om beurten en uit vrije wil. Yage, bedacht hij later, deed werkelijk wat de andere drugs hadden moeten doen. Het veranderde werkelijk je bewustzijn. Het was de grootst mogelijke ontkenning van de fatsoenlijkheid.' Deze drug maakte een ervaring mogelijk die je niet weg- en terugvoerde uit en naar de 'normale' toestand, ze veranderde de norm zelf. Burroughs zag geen schilderij, zoals Walter Benjamin deed, hij leefde het. Yage tastte de willekeurige gestalte en inhoud van zijn lichaam aan en maakte het tot een voertuig dat door elke lichaamsvorm kon reizen: niet als avondje uit, maar als mutatie of metamorfose. Als onvermijdelijkheid. Alle biologische onderscheiden in het lichaam - man, vrouw, rassen, ziekten - bleken overschrijdbaar. Een paar weken later, in een laatste yagetrip, passeerde Burroughs nog veel meer lichamen dan degene waarop in zijn geboorteland zo respectabel werd gespuugd. Burroughs: "Het bloed en de substantie van vele rassen, negro'de, polynesisch, berg-mongolide, woestijn-nomadisch, polyglottisch uit het Nabije Oosten, indiaans - nieuwe rassen die nog niet geconcipieerd en geboren zijn, nog niet verwezenlijkte combinaties trekken door je lichaam. Migraties, ongelooflijke reizen door woestijnen en jungles en berggebieden (stilstand en dood in afgesloten valleien, waar planten uit het gesteente groeien en onmetelijke schaaldieren binnenin de schaal van het lichaam broeden en naar buiten breken), de Stille Zuidzee over in een kano met uitspringende roeidollen, op naar Paaseiland." William Burroughs was niet, zoals H.H. Kane, in de negentiende-eeuwse Amerikaanse natuur aanwezig en ook niet, zoals Walter Benjamin, in de vroegtwintigste-eeuwse Europese stad. De aarde en al haar bewoners bleken Burroughs' natuurlijke omgeving te zijn geworden. In zijn yagebewustzijn was Burroughs in de hele wereld tegelijk present. Hij ontdekt dat het 'hier en nu' waarin je ervaringen opdoet, niet langer in de natuur of de stad lag, maar de hele globe omvatte. Iedereen was iedereen: elk individu had alle anderen in zich en wist zich thuis in ieder landschap. De ervaring die Burroughs opdeed met yage was de fysieke vorm van het effect dat tien, twintig jaar later zou worden opgeroepen door de live-televisie. Als de camera's ergens in het universum aanstaan is die plek daarmee automatisch aanwezig in alle huiskamers ter wereld waar een beeldscherm staat. En met de bewakingssatellieten wordt elke plek op aarde constant gefilmd en op iedere plek op aarde is ook wel ergens een televisietoestel te vinden. Iedereen is altijd overal ingeschakeld op de actualiteit. Burroughs was in zijn yageroes aan het kanaalzwemmen, hij zapte, of eerder: hij werd gezapt. Want dat was het verschil met wat televisie zou bieden. In televisie is het hele leven aanwezig, maar op afstand. Men leeft mee, zelf ervaart men niets. Burroughs was nog geen toerist in verre landen, bij vreemde volken, hij was één van hen, en met hen. Hij was overal in het buiten aanwezig, zijn metamorfosen speelden zich niet af in zijn hoofd of geest, maar in zijn hele lichaam. Hij voelde zich iemand anders worden, en nog iemand anders, eindeloos voort. Er bestond alleen voortdurende gedaanteverandering. Toen Burroughs een schrijftechniek zocht om zijn gewaarwordingen onder woorden te brengen, ontwikkelde hij zijn zap-stijl, waarin alleen losse flarden achter elkaar worden gezet, zonder 'masterplan' of programmablad dat de fragmenten aaneenschakelt tot een samenhangend geheel. Televisie biedt geen metamorfosen, ze toont die enkel: telkens zie je wat anders op de buis, maar altijd elders. TV maakt ons toerist in eigen bestaan, dat is de verandering die de televisie in onze norm heeft veroorzaakt. We kijken altijd van buitenaf tegen onszelf en onze omgeving aan. Toerisme is onze normaliteit. Burroughs noemde zijn televisie-ervaring met yage 'The Composite City', de Stad der Samenstellingen, bevolkt door 'larvale wezens die wachten op een Levende...' Het ecosysteem van die wezens werd het televisietoestel, en toen de larven zich ontpopten als presentatoren en tv-persoonlijkheden, bleek de Levende, de kijker, fysiek onbereikbaar. De telepathie die televisie met de 'buitenwereld' tot stand brengt, dringt niet dieper door dan de twee dimensies van het beeld. De stad-als-bioscoop van Benjamin is vervangen door de huiskamer-als-beeldscherm van Burroughs. Maar waar William Burroughs indertijd de braakspasmen van de yage moest zien te overleven, kunnen wij de ervaringen die hij opdeed consumeren in een hanteerbare en 'ontspannen' vorm. In de televisiecultuur is yage zijn roep van telepathische drug kwijt (het actieve bestanddeel bleek bij nadere analyse niet de unieke stof telepathine te zijn, maar de meer voorkomende alkalo'de harmine). 4. De kosmische giechel In februari en maart 1972 maakt Terence McKenna met een groep geestverwanten een tocht door de oerwouden van Colombia. Hij volgt aanvankelijk exact dezelfde route als William Burroughs, alleen is de McKenna-groep niet op zoek naar yage, maar naar de exotischer drug oo-koo-hé (met hars van 'Virola theiodora'). Uit de verslagen van Richard Evans Schulte heeft hij begrepen dat hierin natuurlijke DMT voorkomt, di-methyltryptamine. Met het gebruik daarvan heeft McKenna goede ervaringen opgedaan: de extase zet vrijwel onmiddellijk in, duurt drie tot vijf minuten en na een kwartier is ieder spoor van een roes verdwenen. In die paar actieve minuten word je gelanceerd in een parallelle ruimte, pal naast de onze, waarin kleine, vredelievende, razendsnel metamorfoserende wezentjes leven, die alles zijn en alles weten en je dat ook duidelijk willen maken, ware het niet dat je te kort bij ze blijft. Oo-koo-hé zou de DMT-aanwezigheid elders kunnen verlengen, zodat er hoogstnoodzakelijke inzichten kunnen worden opgedaan. Na de gebruikelijke reisverwarring komt de groep aan in La Chorrera, een open stuk land rond een missiepost aan de rivier. Verderop ligt het woud waar de Witoto leven, het volk van de drug. In het bos verzamelen ze wat yage-lianen van de alom aanwezige 'Banisteriopsis caapi'. Over het grasland zwerven koeien en op hun uitwerpselen ontdekt McKenna prachtige groepjes paddestoelen, naar blijkt 'Stropharia cubensis'. De reizigers, allen drugsspecialisten, weten dat in deze zwam de hoogste natuurlijke concentratie van de psychedelische stof psilocybine voorkomt. Ze besluiten er die avond zes stuks per persoon van te nemen. Die nacht opent zich een universum, een andere dimensie, die hen de oo-koo-hé voorgoed doet vergeten. Terence McKenna weet zich op de grens van een verbijsterende, alomvattende, alverlichtende ervaring. Hij staat op het punt de ruimte die hij in zijn DMT-trips heeft ontdekt, voorgoed te betreden. Meer dan dat: de ontdekte binnenruimte zal zich openen en naar buiten komen, toegankelijk worden voor iedereen en de buitenwereld vervangen. Alle problemen op aarde zullen dan zijn opgelost. Ook Dennis McKenna, de broer van Terence, die als wetenschappelijk narcobotanist en kenner van hallucinogenen is meegegaan, heeft een merkwaardige gewaarwording. Hij hoort in zijn roes een bromtoon uit het oerwoud komen. Na enig aarzelen weet hij de toon te reproduceren, alsof hij een radio is die een onmenselijk geluid doorgeeft. Op het moment dat de toon weerklinkt uit zijn mond, begrijpt hij wat voor onvoorstelbare hoeveelheid energie in het signaal aanwezig is. Hij bemerkt dat de zangtoon de omzetting van de drugs in zijn lichaam versnelt. Dat kan niet anders betekenen, concludeert Dennis, dan dat de bromtoon het hoorbaar gemaakte geluid van alle metaboliserende psychedelische stoffen in het levende oerbos om hen heen is. En hij krijgt een geniale inval. Als ze de paddestoelen zouden combineren met de yage, zou de harmine uit deze laatste drug de afbraak van de psilocybine remmen en zo de werking daarvan geweldig intensiveren. Wanneer hij dan, onder invloed van beide stoffen, de bromtoon zou laten weerklinken, zouden er in de psilocybine-moleculen eigenaardige effecten optreden. Sterker nog, de combinatie van brom en drugscoctail zou het mogelijk maken de actieve bestanddelen van de psychedelische stof in te bouwen in het eigen DNA. Door een door Dennis ontdekt samenspel van kwantummechanica, supergeleiding, resonantie-absorptie en chemische uitwisseling zou de in het DNA ge'mplanteerde drug als een radio gaan werken. Alle informatie die in het genetisch materiaal ligt opgeslagen - alle ervaringen van alle organismen die ooit bestaan hebben en nog bestaan - zou via die antenne direct hoorbaar en kenbaar worden voor de mens. Via ons DNA zouden wij eindelijk werkelijk contact krijgen met elkaar en de wereld. Licht ongerust over deze uitbarsting van wetenschappelijke intu'tie, komt de groep tot de conclusie dat een experiment noodzakelijk is. De tweede mogelijkheid, dat Dennis gek is geworden, wordt even overwogen, maar tot nader orde verworpen. Dennis stelt de volgende bewijsvoering voor zijn krasse stellingen voor: ze zullen een levende 'Stropharia' met mest en al in de kamer zetten en dan allen paddestoelen en yage eten. Wanneer de drugs goed werken, zal hij de bromtoon laten weerklinken. Op dat moment zal de psilocybine in de levende drug dusdanig elektrochemisch worden aangeslagen, dat de paddestoel spontaan explodeert. Dan kan iedereen met eigen ogen zien of hij gelijk heeft, of ijlende is. Het experiment wordt gepland voor de nacht van 4 maart. Terence ziet de betekenis van het experiment anders dan Dennis. Hij weet dat de yage niet nodig is. Het zit allemaal in de kosmische paddestoel zelf. De yage is uitgewerkt of ze nemen er veel te kleine doses van. 'Stropharia' behoort tot het soort zwammen dat overal op aarde voorkomt. Anders dan yage of oo-koo-hé is de magic mushroom niet het unieke eigendom van een of andere kleine stam in de wildernis van Zuid-Amerika en evenmin een typisch westers produkt. De Paddestoel komt voor in alle culturen. Tijdens het experiment zal de psilocybine in elke bestaande paddestoel worden aangeslagen en daarmee onmiddellijk het DNA in ieder mens activeren. Dennis' doel is een interne radio te construeren, die iedereen met iedereen verbindt via de paddestoel. Dan wordt universele communicatie mogelijk, vrede. En precies dat had yage (televisie) nooit weten te realiseren, ondanks alle aanvankelijke beloften. Het experiment wordt ingezet. Ze voelen dat de psilocybine in hun lichaam geactiveerd wordt en hoe de harminemoleculen daarop beginnen in te werken. Dennis hoort de bromtoon uit de omgeving op hem af komen en geeft hem door. Terence, die de meesterproef heeft beschreven, voelt de psilocybine in zijn lichaam gaan trillen op de frequentie van het gebrom. En een stilte valt in. De nacht is voorbij. Een haan kraait drie maal. Als de paddestoel explodeert, zal de steen der wijzen verschijnen en degene in wiens DNA de psilocybine is ingebouwd zal deze ter hand nemen, is de verwachting. "Kijk!" zegt Dennis. Terence buigt zich naar de levende paddestoel, die staat te gloeien. Als er even een schaduw over valt, ziet Terence in plaats van de zwam "een planeet, de aarde, glanzend en levend, blauw en gebruind en verblindend wit." Een explosie was niet nodig. "Het is onze wereld," zegt Dennis. "Het is ons gelukt." Als ze een luchtje gaan scheppen in de vroege ochtend, wordt Terence opnieuw overvallen door twijfel. Er is een vreemde energie in hem vrijgekomen. "Ik vraag me nu af waarom het voor mij zo eenvoudig was om de sprong te maken van de gedachte dat we een eigenaardige, plaatsgebonden ervaring hadden, naar het idee dat we een sleutelpositie innamen in een planeet-omspannend fenomeen. Ik was het slachtoffer van wat ik een cognitieve hallucinatie zou willen noemen. In plaats van een visuele ervaring van iets dat niet werkelijk aanwezig is, is een cognitieve hallucinatie een totale verschuiving van de hoogste niveaus van onze relatie met de wereld." Waar heeft McKenna het over? Wat maakten ze nou precies mee? Op het moment van de overgang naar de andere ruimte waartoe DMT en psilocybine de vervoersmiddelen zijn, "keert de wereld ontspannen binnenstebuiten en wat verborgen lag, wordt onthuld: de magische zijnswijze, een ander mentaal landschap dan je ooit eerder hebt gezien, en dat landschap wordt echt. Het is het rijk van de kosmische giechel. UFO's, elfjes en de krioelende pantheons van alle godsdiensten zijn de bewoners van dit eens onzichtbare landschap. Je bereikt de continenten en oceanen van de verbeelding, werelden die iedereen kunnen onderhouden, die bereid is om te spelen, en dan laat je het spel dieper en dieper gaan..." Wat Terence McKenna hier beschrijft, is de droom van Virtual Reality, ofwel van de science fiction van schrijvers als William Gibson en Neal Stephenson: Cyberspace, Metaverse. Dezelfde techniek overigens die al vijf, tien jaar na McKenna's visioen in allerhande laboratoria in ontwikkeling werd genomen. Als binnenkort via VR alle informatie op aarde beschikbaar komt in 3D, en iedereen daarop is ingeschakeld, is de computer de nieuwe verschijningsvorm geworden van onze blauwe, gebruinde, verblindend witte planeet. VR is de steen der wijzen. Het technisch medium Virtual Reality bevindt zich een stapje verder dan de TV, doordat ze de afstand tot het beeld heeft opgeheven. De buitenwereld is naar binnen gehaald, je stapt de beelden in. De McKenna's dachten het menselijk DNA te moeten ombouwen tot wereldontvanger en -transformator, maar universele communicatie bleek ook iets minder cru en onhandig te verwezenlijken. Met dit verschil alleen, dat in VR niet alle in de lichamen opgeslagen informatie beschikbaar en inzichtelijk wordt, maar dat omgekeerd alle informatie ter wereld via computers en elektronische schakelingen in de lichamen binnendringt. De code waarin de McKenna's hun ervaring wilden inschrijven - het DNA met zijn vier basiselementen - is vervangen door een binaire code met slechts twee elementen, de 0 en de 1 waarmee de hele programmatuur van het digitale net is geschreven: de 'deep structure' van Cyberspace zelf. Opnieuw een degradatie. Virtual Reality streeft ernaar de buitenwereld te vervangen en heeft geen boodschap aan de lichamen die daarin leven. De cognitieve verschuiving die wij in onze relatie met de aarde meemaken, is dat we bezig zijn overbodig te worden. VR, en ook de biosfeer, functioneren eigenlijk veel beter zonder de mens. Wat we terugkrijgen voor dit harde voorgevoel, is de mogelijkheid van een spel van eindeloze metamorfosen met ons lichaamsbeeld en met het beeld van de wereld waarin we zijn terechtgekomen. Daarbij zal geen afstand meer bestaan tot de beelden, maar wel tot ons lichaam. Dat blijft hangen in de hinderlijk materiële werkelijkheid en keert daar onvermijdelijk naar terug. Aangesloten op VR is ons lichaam, als dat van de McKenna's waarin de moleculen hun combinaties legden, een machine ter informatieverwerking geworden, een medium. Zelf maakt het niets meer mee. 5. Hier blijven Drugs creëren geen nieuwe wereld, ze breken de bestaande open. De vraag wat er eerder is, de drugservaring of het technisch medium waarmee die drugservaring kan worden geduid, is een kip of ei-kwestie. De tendens van H.H. Kane en Benjamin via Burroughs naar de McKenna's is dat het hier en nu waarin ze ontdekken te leven, steeds grotere ruimte- en tijdsafstanden omvat. Burroughs had genoeg van de lokale filmervaring van de klassieke drugs - "How many of you people can live without film coverage?" - en raadde aan onmiddellijk de bioscoop van het alledaagse leven te verlaten. In de yage deed hij een extatische televisie-ervaring op, waarin hij aanwezig was in de hele buitenwereld tegelijk. Voor de TV-generatie van de McKenna's was die roes uitgewerkt. Zij ontdekten Cyberspace: de onmiddellijke aanwezigheid van de complete binnenwereld buiten de eigen geest - in de nieuwe apparatuur namelijk. Het buiten, het andere, dat wat voorbij het bekende ligt, blijkt altijd een nog niet geconcipieerd en verwezenlijkt technisch medium te zijn. Opvallend is dat zowel Kane, Burroughs als McKenna hun nieuwe ervaringen gingen halen uit drugs die deel waren van een cultuur zonder technische media. De drugs waren zelf de communicatiemiddelen. Als de wereld het restprodukt van VR is, biedt ontsnappen daarnaar de mogelijkheid van een buitenvirtuele ervaring. Wat de drugservaring in het heden ontdekt, is het voorgevoel van een onbekende machine. Zolang er media bestaan, zal er een 'drugsprobleem' bestaan, zal er gezocht worden naar de uitgang door intensiteit. Verdovende middelen zijn, zo bezien, vergeefse pogingen buitenmediaal te gaan. Dat klopt voor degenen die hero'sche doses gebruiken. Voor degenen die met minder toe kunnen, zijn drugs eerder specifieke middelen om met dezelfde snelheid, intensiteit en concentratie te werken als de huidige elektronika. Wat drugs leren is dat het leven niet meer is dan een reeks mediale ervaringen en mogelijkheden. Aanwezigheid in het heden betekent dan niet meer, dan ontsnappen aan het heersende medium. Anderzijds zouden de drugs natuurlijk ook zo hun eigen preoccupaties kunnen hebben wat bewustzijnsverruiming betreft.