Tegen de ecologische identiteit Ontwerp voor een post-ideologische negativiteit Door Bilwet "Words of Advice for Young People. Advoid any sympathy for normal people." Johan Sjerpstra Het vooruitgangsdenken geloofde nog in de levensfase. In de eerste fase word je opgeladen met kennis en cultuur, die na een produktieve groeifase van de karriere-loopbaan als vanzelf overgaat in een fase van reproduktie en overdracht, waarna men tijdens de levensavond terugblikt op de behaalde successen, danwel het eigen falen aanvaart als noodzakelijk leerproces van de mensheid. Het hele maatschappelijk leven was rond dit model georganiseerd: school, baan, gezin, pensioen. Men dacht nog in aan de natuur ontleende metaforen zoals de seizoenen, de etmalen en de biologische levenscyclus van mens, dier en plant. Zowel het persoonlijke leven als de geschiedenis zouden zich lineair in de tijd ontvouwen, zo meende men tot laat in de twintigste eeuw. De techno-ekonomische rationaliteit werkt met een ander model. De produktiviteit zet in vanaf dag 1 en gaat onverminderd voort tot en met de welverzorgde, persoonlijke uitvaart. Men blijft zijn hele leven lang jong. Onderwijs is niet langer een periode die je moet uitzitten, maar een omgeving die je altijd omringt, net zoals je familie (die houdt ook nooit op). De ecologie heeft zich uitgebreid van de biologische levenssfeer naar de sociologische en de culturele domeinen van het bestaan. Je wordt niet alleen voortdurend bijgeschoold en opgevoed, maar alle aktiviteiten worden beschouwd als een leerproces en training. Leren voor later is er niet meer bij. De pedagogie is geextensiveerd tot een vanzelfsprekende levensopgave. Daar wordt geen verzet tegen aangetekend. "Nicht das ich sein soll etwas, sondern zu lernen." (Hoelderin) School is out in the classroom without walls (McLuhan). "We don't need no education" was nog het verzet tegen de school als panoptikum a la Foucault. Men behoeft geen kontrole meer over het eigen pubertaire lichaam, men wil kontrole over de eigen loopbaan d.m.v. korte kennisinjecties. Ooit bestonden er nog generatiekloven. Eerst waren die cultureel en religieus, later werden ze ekonomisch en technologisch. Er waren generaties die de invoering van de computer (PC) negeerden of zelfs afwezen, terwijl hun kinderen altijd al omringd waren door CD-ROMs en internet. Dit gaf de kleuters een enorme voorsprong over de vijftigers die net de top van hun macht hadden bereikt. Maar dat was nog in de tijd van de technologische revoluties. Thans is de computer een onderdeel van de omgeving en zozeer verweven met de Lebenswelt, dat het niet meer als een zelfstandig element herkend kan worden. Technologie is opgenomen in de ekologie van het dagelijks leven. Tegenwoordig kan iedere kennis in een paar dagen tijd worden verworven. Niet de informatie maar de struktuur daarvan wordt tijdelijk door cursisten opgeslagen. De rest is Bildung. Veel van de inzichten, die vroeger voor algemene ontwikkeling doorgingen, worden nu als identiteitsspeficiek doorzien. Vervlogen kennis over nationale geschiedenissen, oude heersers, grote dichters (in vergelijking met welk medium?), de namen van stand- en trekvogels, inheemse bloemplanten en bomen, zoogdieren en insekten, hoofdrekenen, logarithmen, worteltrekken, aardrijkskunde: waarom had men toen nog zoveel tijd al die feiten uit het hoofd te leren, als je het toch allemaal weer vergeet? Vertrouwde men de boeken niet waarin de weetjes toen waren opgeslagen? Was men bang de weg naar huis kwijt te raken zonder kaart in het hoofd? Wat was de inzet van dit alles? Alle kennis zou organisch samenhangen, in een overall plan van God of de natuur (of beide). Men liet niet graag iets aan anderen over en wilde alles zelf snappen. Pure tijdsverspilling. Door dit soort waanideeen raakte Europa zo achterop. Veel te lang hield men de scholieren in de schoolbanken om ze te disciplineren tot fabrieksarbeiders en direkteuren, die alleen tijdens de vakantie te mobiliseren waren. En dat kost punten. Na de Koude Oorlog zijn al deze uitgangspunten onbegrijpelijk geworden. Onderwijs en wetenschappen zijn in snel tempo verkleind tot vakopleidingen die zich richten op de markt. Sindsdien is alle kennis gekoppeld aan een identiteit. Ben je Christen dan weet je iets over religie. Ben een kraker dan ben je thuis op de huizenmarkt. Ben je van new age, dan weet je wat de zin van het leven is. Politiek is als je het leuk vindt om te participeren. Alles kan een hobby zijn. Televisiekijken, reizen, tuinieren, sport, filosofie, handwerken, postzegels, kunst, relaties, multi-media, UFOs, dat zijn de gebieden waar de kennis akkumuleert. Kijk maar in de boekhandel en je komt het allemaal tegen: dit is onze naakte waarheid. Identiteit is iets dat kollektief wordt gevierd, maar individueel wordt ervaren. Voor de eeuwwisseling wilde men niet graag groepsdier zijn. Dat associeerde men met de fatale kanten van de geschiedenis. Vroeger stond de twintigste-eeuwer een deel van zichzelf af aan een idee (facisme, communisme, demokratie) en kreeg daar een gevoel voor terug ergens bij te horen. Tegelijkertijd bewaakte hij een gedeelte van zichzelf om te voorkomen dat hij ten prooi zou vallen aan massawaan. Er bestond een wankel evenwicht tussen persoonlijk en publiek, waarin het er om ging wel en niet deel te zijn van de geschiedenis. Tegenwoordig zijn de modellen van de explosie en de implosie aan hun eind gekomen. De explosie was de geschiedenis, voorgedreven door de passies van de massa's, de objektieve wetten en hun organisaties, die zorgden voor revoluties en wederopbouw. De implosie was het eind van de geschiedenis, het opschorten van alle passies, de afbraak van de natie-staat, de deregulering en privatisering van de politiek en correctiemechanismen die de welvaartsstaat had voorgebracht. Het nieuwe model is dat van het milieu waarin altijd alles overal aanwezig is, maar de lokale omstandigheden de mix bepalen. In deze context-maatschappij die gedikteerd wordt door het vertoog van de komplexiteit, kan de subjektiviteit van het individu niet zomaar tot een identiteit worden gemodelleerd. Het Ik woont niet meer op het 'eiland der ziel', maar is een netwerk van personele en technologische relaties geworden. De globale ideologie vertelt ons dat er een balans gevonden moet worden tussen permanente desintegratie en formele gemeenschapszin. De media en de markt zijn het platform waarop dit socio-ecologische evenwicht moet worden gerealiseerd. Dat is de nieuwe discipline. Geen hedonisme, maar ook geen onderdanigheid. Wat verwacht wordt is 'sustainable history'. Men mag wel iets willen, maar het mag geen desastreuze gevolgen meer hebben, men moet de 'Folgenabschaetzung' meedenken, als men inbreekt op de computer van een bank. Gevraagd zijn koele passies met een korte looptijd die de dreigende onwilligheid van de massamensch in ons moet keren. Teveel willen is totalitair, teweinig willen is niet sportief. Dat is de les van de 'eeuw der uitersten' (Hobsbawn). Het verlangen naar de radikale ommekeer moet gedempt worden en gekanaliseerd in een netwerk van kleine ingrepen. Er is geen eindpunt, er zijn alleen maar katastrofes, die tot een nieuw evenwicht leiden. De apocalypse is geen breuk maar een leermoment en verliest zo z'n mysterieuze aura. De subjektiviteit heeft deze lessen in zich opgenomen. Het subjekt hoeft zich niet meer te konformeren aan de maatschappelijke konsensus, in een pijnlijke act van aanpassing, maar begrijpt zichzelf als een kommunicerend onderdeel van een cybernetisch systeem, dat zelf weer beperkt is in zijn actie radius. De wereld neemt toe, dat is een feit. Dat geldt zowel voor de milieuvervuiling als voor de milieuverbetering. De intensivering van de tijd/ruimte loopt niet uit op de ondergang van het Avondland, maar gaat over in een nieuwe normaliteit, waarin de computer-zonder-idealen altijd al aanstond. Wat we aantreffen in de contemporaine netwerken zijn drie cultuur-morfologische configuraties. Als eerste is er de Amerikaanse virtualiseringsdrang. Na het geld, het lichaam en de geografie, is thans de persoonlijkheid aan de beurt om virtueel te worden. Iedereen is uitgenodigd om daar aan deel te nemen. Maak van jezelf een verzameling data die zich onafhankelijk van je eigen intenties voortplanten. William Gibson beschrijft in Idoru een popster die niets over zichzelf te melden heeft, maar over wie zijn fansclubs een volledig profiel produceren. Het enige wat de muzikant zelf wil is trouwen met een reeds volledig virtuele tegenspeelster die tot dan toe uitsluitend optrad in computerspelletjes. Wil Amerika nog een rol spelen in deze 21ste eeuw dan moet het de virtualisering konsekwent voortzetten, om het even wat andere beschavingen daar van denken of mee doen. Wat hebben de Amerikanen anders te bieden? Als tweede is er de Europeesche zuil die verstrikt zit in het Dasein en andere metafysische bouwwerken die maar niet te slopen vallen, ondanks agressief modernisme, twee wereldoorlogen en de postmoderne dekonstruktie van dit alles. Ook verregaande Amerikanisering mocht niet baten. Denk aan de kroatische slogan: 'onze toekomst ligt in ons verleden'. Europa gokte altijd op de diversiteit van nationaliteiten. Soms had het individu ook z'n vrijheden. Maar het idee van de eenwording van Europa bleek te vermoeiend en het micro-politieke geemmer over de onderlinge afstemming hield maar niet op. Historie kan dan wel een inkomstenbron zijn voor toerisme, maar als je er middenin moet leven, wekt dat alleen maar cultureel onbehagen op (die op zijn beurt weer nieuwe historie uitbraakt). Deze dialektiek zal verder moeten worden geintensiveerd. Je kan het niet uitschakelen of ontlopen, dus moet je er iets mee. Ten derde is er de geschiedenis van de 21ste eeuw zelf: Azie. Japan was hier ooit de pionier van welvaart, technologie en conformisme. Waar Europa 200 jaar nodig had om van het individu een subjekt te maken, doorliep Japan dit Foucaultsche trajekt versneld in een paar decennia. De spaarzame, gehavende individuen die de rijkdom van de eerste generaties heeft uitgespuwd kunnen wel geld uitgeven, maar komen niet uit de voeten met de niet- ekonomische kanten van de subjektiviteit. Japanse underground is niet eens pseudo-subversief (zoals in Europa en USA), maar gewoon. In dit Zwitserland van Oost-Azie, omringd door de vele grotere (en rijkere) Tijgerstaten van voorheen, ligt eenzelfde provincialisme op de loer als in zijn Europese tegenhanger. China heeft als Groot-Hongkong alles in zich om de wereld over te nemen. Daar vinden geen versnellingen meer plaats met onvoorziene gevolgen. In het ideologisch verleden werden daar teveel slechte ervaringen mee opgedaan. De rem van de massaliteit is de grote voorsprong van het Rijk van het Midden, niet het exotische of de drang tot kortstondige rijkdom. China kan een wereldmacht worden die groot genoeg is om geen belangstelling te hoeven hebben voor elders. Een rijk waarin de drang tot normaliteit gargantueske vormen aanneemt. Virtualiteit, historiciteit, normaliteit. Dit zijn de koordinaten waarbinnen de post-ideologische negativiteit zich dient te situeren. De afwijzing als levensstrategie hoeft niet te gokken op materialiteit, eenmaligheid of perversiteit. Die uitingsvormen zijn te defensief, te positief. Het negatieve denken creert een ruimte buiten de ecologie en de dwingende context waarin het onverwachtse weer kan opduiken. Het wil de neo-natuurlijke verbanden verbreken om telkens weer de wereld opnieuw uit te vinden. De generatie van '10 heeft genoeg van techniek en natuur. De cyborg is geen ideaal maar een gegeven. Alle projekties die gedaan zijn in de technologische symbosis hebben hun fantasiewerking verloren. Het idee dat technologie een potentie zou hebben (goed of slecht) is nog te lineair gedacht. Ook van de zelf-organiserende chaos van milieu, techniek en maatschappij komt niets terecht. Deze utopie houdt geen rekening met de dynamische medemens die de chaos in de war schopt. Jullie chaos is de onze niet. En jullie orde ook niet.