Arjen Mulder "Den Willen konnte ich nicht optisch zeigen." In 'Macht der Bilder' legt Leni Riefenstahl uit hoe ze de befaamde duiksequentie uit haar 'Olympia'-film gemaakt heeft. De beide delen 'Fest der Völker' en 'Fest der Schönheit' zijn zelden te zien en als ze al eens vertoond worden, zoals een half jaar terug in het Filmmuseum te Amsterdam in het kader van een weekend over het lichaam in de film naar aanleiding van het vijfentwintigjarig jubileum van Skrien, dan nog weet je niet of je de film ziet in de vorm waarin hij in de jaren dertig werd genoten, of in een of andere latere bewerking. De naoorlogse roem van de verfilming van de Olympische Spelen in Berlijn 1936 is gebaseerd op het album met stills dat Riefenstahl in 1938 uitgaf. Iedereen kent wel het beeld van de glanzende, naakte mannentorso met het serieuze gezicht, omgeven door donker wijkend haar, met rechte kaken, het lichaam van rechtsonder naar linksboven in het kader, met haaks daarop over de andere diagonaal een speer, lichte schacht en donkere punt. Achter het lichaam, tegen de duistere hemel, zijn lichtere, vage wolkflarden te zien. De speerwerper is van linksboven belicht: de schaduw van zijn speer is iets lager op de torso te zien, het donker onder de wenkbrauwen valt tot over de zwarte ogen. Het beeld heeft een eigenaardige charme, die door veel opmakers, op zoek naar een pakkend plaatje, gebruikt is om een anders saaie pagina interessanter te maken. Indrukwekkend is niet het goede woord, eerder bizar, duidelijk uit een ander tijdperk, getuige van een esthetiek die door zijn tijdloze ouderwetsheid een boeiend tegenbeeld kan leveren bij een of andere postmoderne tijdschrifbijdrage. Als je het speerbeeld ziet opduiken wanneer je eindelijk eens de gelegenheid hebt om de film zelf te bekijken, valt op dat het nauwelijks opvalt. Het is onderdeel van een mallotige openingssequentie, waarin stomme griekse beelden tussen rookmachines staan, terwijl de camera daar tussendoor rijdt op zoek naar het zoveelste pakkende plaatje, en ja hoor, dan gaat het vagelijk bekende beeld van een discuswerper nogal onhandig over in een levende figuur in onderbroek, die heen en weer staat te zwaaien en uithaalt met zijn sportobject. Daar ergens duikt die speerwerper ook op. Allemaal onzin, kitscherig, gewild diepzinnig, terwijl het niet meer zijn dan al te bewust gemaakte, schilderachtige potretten van leuke jongens. Even deconstruerend kun je nog zeggen dat Riefenstahls poging om met deze opening een soort ge'dealiseerd verleden voor de nazi's of de Olympische gedachte te voorschijn te toveren, mislukt is. Of misschien juist wel gelukt, doordat ze aantoont dat ieder beroep op een voormodern rijk in onze tijd nergens op slaat en ook eigenlijk overbodig is. Maar deze kritiek vergeet je al snel, de rest van 'Olympia' is gewoon een leuke sportfilm. Het hele publiek gaat onontkoombaar mee in het 'Oooh' dat door de zaal klinkt tijdens het hoogspringen (onhandig voorwaarts met de benen in spreidstand). Er zijn scènes, zoals het voetballen en het hockeyen, die maar een beetje aan elkaar zijn geplakt. De montagevrouw kende klaarblijkelijk de spelregels van de betreffende sporten niet. Er zijn stukken die verstierd worden door een opgewonden commentaarstem. Tot je opeens merkt dat de regisseuse op een ander onderdeel van de Spelen wel haar best heeft gedaan, met als beroemd geworden voorbeelden het duiken en de marathon. In de versie die ik zag, zat de marathon in het midden van het eerste deel en kwam hij nog eens voor in het tweede. Daar klopte blijkbaar iets niet. Het eerste deel was een Duitse kopie op film en gaf volop sportminnende nazi's te zien, Hitler, Goebbels, Goering met een nichterig hoedje op, de rechterarm bleef maar omhoog zwiepen. In het tweede deel was geen praktizerend fascist te zien, de kopie was op video en kwam uit Engeland. De copyrights op de films zoals ze gemaakt zijn, liggen bij Leni Riefenstahl zelf, en zij heeft zich er tot nu toe voor gehoed een getrouwe kopie vrij te geven. De film als geheel stelt niet veel voor, er zitten te veel mislukte scènes in. Maar de delen die werken en waarvan de stijl door de sportverslaggeving na '38 verder is ontwikkeld tot de alledaagste sportbeeldtaal, die zijn het aanzien nog steeds waard. Toch zijn dat niet de bekendste sequenties en het hoogspringen, het verspringen, het polstokhoogspringen, de paardenrace hebben geen mythische dimensies gekregen in de filmgeschiedenis. Het verhaal over 'Olympia' als dè film waarin het lichaam fascinerend en fascistisch getoond wordt, is gebaseerd op die twee eigenaardige stukken die ik al noemde: het sierduiken vanaf de hoogste plank en de marathonloop voor mannen. De duikscène, die in de Filmmuseum-versie in het tweede deel zit, duurt kort. Plotseling besef je, dit is die legendarische duiksequentie, dit is het hoogtepunt van Riefenstahls manipulatievermogen en dan flitsen de duikers voorbij en zie je de beelden vertragen en dan gaat het weer door met een of andere mallotige sport, roeien of zeilen of zo, waar aan het verloop van de wedstrijd geen touw is vast te knopen. In 'Macht der Bilder' legt Riefenstahl uit waar het allemaal om draait bij het duiken: "Ich habe eine Steigerung versucht - ganz realistisch angefangen." Bij de vrouwen noemt ze nog iedere keer de namen, bij de mannen laat ze die weg - "und habe allein noch auf das Springen, die Bewegung geschnitten". Alsof ze als vogels door de lucht zweven. Het tempo is eerst normaal, dan gaat het iets trager, steeds trager, maar dat is nog niet genoeg, de duikende lichamen moeten als vogels worden, en om dat te bereiken heeft ze af en toe het materiaal omgedraaid, zodat de springers uit het water naar boven zweven tot ze op de duikplank terechtkomen. Dat was voor het publiek, volgens Riefenstahl, toch niet te zien, het heeft alleen "die Bewegung" versterkt. Je ziet het wel degelijk in de film, als een korte duizeling en dan snap je wat ze doet en vind je dat leuk. Meer is het niet, een aardige vondst en ja, het is nog mooi ook, het heeft iets. Riefenstahl zelf noemt het "de beweging", een gratieuze overwinning van de zwaartekracht. Wie die duikers waren deed er niet toe, al kregen de vrouwen wel een individualiteit mee en bleven de mannen naamloos. Duiken was geen wedstrijdsport, de lichamen voerden een na een hun kunst op en enkel het geheugen was in staat hier een onderlinge competitie in te zien. Dat schakelt Riefenstahl uit door haar montage. De duikers maken op eigen kracht en voor eigen verantwoording een bewegend beeld van zichzelf en Riefenstahl schakelt die tot film, ze toont de essentie van sport door de mannelijke duikers te depersonaliseren tot louter beweging. Wat Leni Riefenstahl zo sympathiek maakt in de grote documentaire over haar beeldregie, is dat haar blik op de wereld werkelijk samenvalt met die van de camera, ze ziet lichte en donkere vlakken binnen een kader verschuiven, verplaatsing, belichting, camerahoek, lenstype, filmsnelheid. Wat er binnen en buiten het kader aan politieke, militaire of ideologische inhoud te interpreteren valt is haar zorg niet, ontgaat haar nog altijd: het zijn toch alleen bewegende beelden? Hoezo hebben die iets met betekenis te maken? Leni Riefenstahl heeft een technische blik op de wereld, zij is er als mens in geslaagd op te gaan in haar camera en tegelijkertijd haar menselijkheid mee te nemen, niet in de zin van compassie voor het getoonde, maar van kitscherige esthetiek, die door Riefenstahl zelf consequent "malerisch" wordt genoemd. Voor zover ze inhoud in een beeld kan ontdekken, zijn dat "Motive", decors, voorgrond, bewegingspatronen. Zij beziet de wereld zoals een filmstrook die ziet, plat en bewegend, de schuldvraag is niet te stellen aan materiaal. Snelheid heeft geen inhoud, enkel een richting. Wanneer Riefenstahl die omkeert, wordt sierlijk vallen louter zweven. Leven dat van zijn bodem los is gekomen door een technische kunstgreep. De merkwaardige marathon in 'Olympia' duurt lang, je krijgt echt de indruk dat het een heel eind lopen is. De beelden zijn knap onrealistisch, tonen bijvoorbeeld de aanblik van hollende benen van bovenaf, voorbijschuivende korenhalmen en boomtakken. Het ligt er allemaal wat dik bovenop dat dit indrukwekkend moet zijn. De gezichten, van heel dichtbij, dragen de scène, de bewegende benen zijn onderbrekingen in een stroom stilstaande hardlopershoofden. Mannen, een paar Japanners, niet veel emotie aan hun gezicht af te lezen, en dat gaat dan zo'n tijdje door, tot het panorama openschuift en het stadion in beeld komt waar de finish wacht. De muzikale begeleiding is het hele parcours een hels kabaal: terwijl de beelden vertragen en de tijd uitrekken, gaat de muziek maar sneller en sneller en dan tadadada het stadion. Riefenstahl vroeg zich af hoe ze die 42 kilometer van de marathon spannend en interessant in beeld kon zetten, en kwam toen zeer snel op het volgende idee. Ze moest de "inneren Zustand des Marathonlüufers darstellen, die großen Erschöpfung in seinem Gesicht zeigen, was er f·Å·hlte, wie seine Beine wie Blei wurden, daß er aber nicht zusammenbracht, sondern durch den Willen... Den Willen konnte ich ja nicht optisch zeigen, die mußte ich durch den Musik darstellen." U zult bemerkt hebben dat "die Musik da ganz peitschend ist. Die Musik druckt den Willen aus, er will dat Stadion erreichen." In zijn innerlijke toestand wil de marathonloper het stadion bereiken, winnen is niet belangrijk, wat telt is het stadion, waar de massa's wachten, de plechtige binnenkomst als held, als één onder velen. Opnieuw toont Riefenstahl hier de beweging, alleen is dit door de dramatische opbouw van het verhaal van de marathonloop een beweging met een doel, anders dan in de duikscène waar iedereen maar wat deed: het doel is het stadion, het bolwerk dat zich opent, de macht een massa te bezielen, juichende toeschouwers. Beide delen, het hollen en het duiken, komen eigenaardig over als sportverslaggeving, omdat ze niet over een mogelijke winnaar gaan bij een specifiek onderdeel, maar over een bepaalde lichamelijke beweging die alle sportlieden, winnaar en lateren, onder controle proberen te krijgen. Deze lichamen willen niet sterker zijn dan zichzelf, of groter zoals in de beeldhouwwerken van Arnold Breker, ze willen een volmaakt beheerste beweging uitvoeren, niet om de perfectie ervan, maar de vrijheid. Deze bewegingsvrijheid heeft haar plaats in het kader van voorgeschreven bewegingspatronen, dat een sport is. Volmaakte beheersing is het kenmerk van de vrijheid. Dat is de ideologie in Riefenstahls film. Ze stelt de bevelstructuur van de sport voor als wilsmoment, niet als speelmogelijkheid. In de marathonloop is de sportman deel van het feest der volkeren, in het schoonduiken van het feest van de schoonheid. Blijkens de titels alleen al is duidelijk dat Riefenstahl haar sportfilms met een ander doel had gemaakt dan het tonen van sporters in actie: zij werden ondergeschikt gemaakt aan de categorieën volkeren en schoonheid. Dat de film internationaal onthaald werd als meesterwerk bewijst dat Riefenstahl de ideologie van de Olympische Spelen voortreffelijk in beeld had gebracht: die zag men verheerlijkt, de politieke context deed er niet toe. Ergerlijk aan de Olympia-films is niet dat ze de dingen mooier tonen dan ze waren, maar dat ze duidelijk maken hoe men toen dacht over sport en er tussen de sporters en de kijkers een ideologisch raster zit geschoven dat ons volstrekt vreemd is geworden, hoogst eigenaardig. De blik op het lichaam in deze films is ouderwets en tegelijk volledig overtuigd van zijn juistheid. Leni Riefenstahl wist altijd precies onder welke hoek en vanaf welk punt ze haar opnamen wilde laten maken. De beelden van Hollywoodfilms uit de jaren dertig zijn nog altijd even modern als toen, Riefenstahls beelden zijn dat niet. Ze kon gedateerd werken in een tijdloos technisch medium. De Russische propagandisten, Vertov of Eisenstein, konden dat ook. Foute films hebben een andere charme dan goeie. Leni Riefenstahl was een van de eerste vrouwen die begrepen dat je je beeld in de media zelf moet regisseren, zoals iedere popster nu doet. Het grappige aan 'Macht der Bilder' is wel te zien hoe getoond wordt dat Riefenstahl keer op keer zit te liegen, over haar bekendheid met Goebbels, over Hitlers liefde voor sport, terwijl je dat gezwets geacht wordt te waarderen als uitingen van een filmisch bewustzijn. Als het scenario niet goed is, verander je het. Leni Riefenstahl wilde zijn zoals het gezicht van haar eerste filmheldin Jutta eruit zag: zonder herkenbare inhoud, zonder vlekjes of verkleuringen, vanaf rechts horizontaal beschenen, het ene oog helder, het andere zwoel, de ene mondhoek vragend, de andere gevend. Ze zag zichzelf als foto. Jutta zoekt in 'Das Blaue Licht' een groot transparant, stralend blok bergkristal waar het licht zo mooi door speelt. Het bevindt zich op ontoegankelijke hoogten: symbool van de perfecte film, knalhard en helder en groots, zijn lichtspel verbreidend over het ganse Tiefland. "Jutta ist mein Schicksal." Het merkwaardige van Riefenstahls esthetiek is dat zij de kwaliteit van de foto - het stilstaande beeld - weet mee te geven aan bewegende beelden. Film als fotografie. Film is fotografie in beweging, meer is het niet. Riefenstahls beelden waren bedoeld als propaganda voor zichzelf, voor het beeld, de formele kwaliteiten ervan, de mogelijkheden van hun combinaties, en ze presenteerden zich als documentaire, dus als beeld van iets, een werkelijkheid, een "Inneren Zustand". In film zie je altijd de maatschappelijke context, in foto's zie je die niet, daarin bespeur je alleen de blik van de fotograaf. In de filmbeelden van Leni Riefenstahl voel je de aanwezigheid van de maakster op de plaats waar de maatschappelijke context had moeten zitten, dat maakt ze unheimlich, het postmoderne bewustzijn zegt fascinerend. Ze hebben als foto geen andere inhoud dan dat ze eigenaardig zijn, en als film dat ze de mensen, de massa's kan stilzetten als op een foto, terwijl alleen de held beweegt, de führer of sportman. Riefenstahl liet zien wat de nazi's (en de Olympische sportliefhebbers) zo mooi vonden aan zichzelf. Ze wilden de beweging onder het bewind van volk en esthetiek brengen. De esthetisering van de politiek, waarmee Walter Benjamin het fascisme gelijkstelt, volgde een filmesthetiek - de beheersing over bewegende beelden, marcherende en stilgezette massa's, afspringende en zwevende duikers. In de documentaire films van Leni Riefenstahl hebben de protagonisten een macht over zichzelf en de massa's, zoals tot dan alleen een regisseur had over zijn filmbeelden. Riefenstahl manipuleert niet haar kijkers, maar haar beelden. Daaraan ontleent ze haar een plaats in de avantgarde van de twintigste eeuw. Dat ook maakt haar zo oninteressant voor neo-nazis.