OORSPRONKELIJK KRAKEN Uit de anonimiteit van de stad is een adres tevoorschijn gekomen. Opeens verliest het onbestemde pand z'n onopvallendheid. Het besluit is genomen. We gaan kraken. Dan verschijnen de heroān en wordt duidelijk waar je al die jaren op hebt zitten wachten. Zij zijn al opgenomen in de andere werkelijkheid en helpen een handje bij de oversteek. Hun vanzelfsprekende doe-het-zelf houding is na te lezen in de handleiding die bij het kraakspreekuur verkrijgbaar is. De groep die klaar stond om al krakend binnen te treden in de schaduwwerkelijkheid, zag deze figuren opduiken in de gedaante van de klussers, iedere buurt had er wel een paar. Zij wisten hoe je een deur openbrak, gas, water, elektra aanlegde, een pand barrikadeerde, wat je tegen een tierende klerenkast of buurvrouw moest zeggen, of te doen had in geval van knuppelende platte petten. Zij haalden verhalen op over onvoorstelbaar woeste gebeurtenissen uit verre voortijden. Zij hadden kennis, gereedschap. Zij wisten wat je kon maken. De heroān zagen kraken niet als protestaktie, maar leerden dat het pand alleen gekraakt diende te worden voor onmiddellijke ingebruikname. Na een paar dagen verdwenen ze weer. Soms gebeurde hierna niets meer, liep kraken af met huiselijkheid, huurkontrakt, woonvergunning. Maar voor hetzelfde geld werd het een ongewisse reis die dwars door het curriculum vitae heensneed. Radikale naćviteit, aanpakken en geen gezeik, agressieve onschuld, de toekomst overboord, aktuele verontwaardiging, geen enkel benul van de wet, ongeloof in hun geweld... De verkenning van de ruimte buiten de bestaande orde kwam dan pas goed op gang; hetzij uit vrije wil door je aan te sluiten op alarmlijst en buurtvergadering, hetzij onder druk der omstandigheden: knokploeg, kort geding of plotseling massaal op visite komende krakers uit de straat. Middenin de stad, temidden van de konkrete vormen van de dagelijkse verveling, trad men binnen in een ruimte van onbegrensde mogelijkheden. Het ging er niet om iets nieuws te kreāren, maar het oude te gebruiken om naar elders te vertrekken: "Oscar, Wouter, Beer en ik kenden elkaar van kafĒ Stuttel waar we de avond doorbrachten als we niets beters te doen hadden. Allen zochten we een plaats om te wonen en kraken leek wel leuk. Oscar had in de Spuistraat een huis leeg zien staan. Dat was vlakbij dus na een avondje Stuttel gingen we even kijken. We bekeken het hoekpandje nadat ik de deur had ingetrapt en waren enthousiast over de ruimte. Volgende dag zorgden we voor matrassen en dekens. We sliepen in het pandje ernaast dat we ook leeg hadden gevonden toen we via het dakraam en de goot dit huis binnengingen. Na een speurtocht verder over het dak bleken we met z'n vieren de beschikking te hebben over een gigantisch komplex, met allerlei raar aandoende ruimtes waar hier en daar het licht nog aanstond. De bedoeling was het onder vrienden te houden zodat je in het gebouw altijd mensen tegenkwam die je kende en die dezelfde houding hadden - ik bedoel wij vieren vonden wonen iets ondergeschikts, dat je lol hebt is veel belangrijker. We kozen de beste ruimtes uit en bombardeerden het pand tot algemeen speelhol." Dat was de kraakervaring: dat er achter een opengetrapte deur een waanzinnig groot komplex te vinden was, met hier en daar "het licht nog aan". Sterker nog, het was 't enige gemeenschappelijke aan de verzamelde krakers. Kraken vormde geen historische missie, maar een buitenhistorische ruimte met als vierde dimensie het spel. Het bood sensorische sensaties. De intrede daarin was van een gewelddadigheid, die alleen door een vaste reeks handelingen te bezweren was. Het begon met het wachten op het verzameladres, het gereedschap dat bij elkaar werd gezocht, de afspraken en instrukties. De breekploeg vertrekt, daarna de anderen, de groep die voor eigen gevoel verschrikkelijk opvalt op weg naar het pand, het kabaal van het openbreken met koevoet en hamer dat over de straat schalt en je nog meer te kijk zet. Dan het moment van het rennen, een spurt van 50 of 100 meter die je met of zonder noodzaak altijd maakt: de deur was het zuigpunt waardoor je over de grens de andere ruimte werd ingetrokken. Het geweld tegen de deur was de overschrijding van de wet die het leven zijn vaste vorm geeft. Dit oergeweld kwam voort uit het feit dat de deur opeens niet meer een symbolische afscheiding was, maar een konkreet objekt. In de deur raakten de dagelijkse en de andere werkelijkheid aan elkaar. Het eerste wat na de kraak gedaan werd, was het repareren van de deur, het plaatsen van een eigen slot; een renovatiedeurtje van prefab karton werd direkt vervangen door zijn solide massief houten voorganger. Dit deurherstel was een gevolg van het feit dat het openbreken van de deur de enige strafrechtelijk te vervolgen handeling was, maar ook was het de bevestiging van het in gebruik nemen van het pand. De sleutel van het nieuwe slot maakte de woning, waarin aanvankelijk alleen was ingebroken, tot het eigen huis. De deur was kortom niet alleen deel van een rite de passage, maar ook van een bescherming van het eigen bestaan. Al zat de te kraken ruimte vol tochtige gaten, al stond het raam open, de deur was het magische punt waarrond de eigenlijke kraak zich organiseerde. Terwijl de woning vaak wekenlang minimaal gemeubilleerd bleef, werd de deur uitgerust met de omslachtigste assessoires, van bouwstempels tot staalplaten. Zelfs als het pand gelegaliseerd was kon nog jarenlang een strikt deurritueel in acht worden genomen. De deur, die in de open society tot afval was verklaard, werd herontdekt en zelfs toen krakers muren gingen doorbreken en portalen wegsloopten, hielden ze de deur te vriend. Hij werd multifunktioneel aangewend als tafelblad, bed, achterwand, barrikademateriaal, schild, of zolang even weggezet. Iedereen legt aanvang en einde van "de kraakbeweging" ergens anders. Dat komt omdat iedereen op een andere plaats de gezamenlijke ruimte is binnengetreden. Voor de een was gebeurde dit bij het openbreken van de eigen etagedeur, voor de ander tijdens het ronddwalen in de onmetelijke leegtes van de komplexen die stedelijk werden gekraakt. Iedere krakerster kan de plaats aanwijzen waar zij of hij individueel de drempel overschreed en een kollektieve ruimte binnentrad. Er gebeurde iets kwalitatief anders dan het "opkomen voor je woonrecht" of "verzet tegen de repressie van de staat", iets anders ook dan het uitrazen van de in de loop der jaren opgebouwde woede over spekulatie en falend beleid. De ruimte werd niet geopend als gevolg van objektief maatschappelijke omstandigheden. Als het huis al symboolwaarde kreeg, gebeurde dat bijna per ongeluk, in de loop van de kraak zelf en niet vooraf. Het overrompelde de bewoners, die zich verbijsterd afvroegen hoe ze er weer onderuit konden komen. Het verlangen naar de ruimte kan evenmin worden verklaard met psychologische driften, er is geen reden waarom mensen die een gemeenschappelijke ervaring zoeken nu juist zouden gaan kraken. Zelfs waar krakers zochten naar de geborgenheid van een zelfingericht leven, werd deze voortdurend verstoord door gebeurtenissen van buitenaf, van verplichte huisgenoten tot ontruimingsbevel. Wie het recht in eigen hand neemt wordt als geen ander geleefd. Maar dat hoort juist bij de plezierige kanten van de kollektieve ruimte: het is ook een ontlasting van het vooruitzicht ĒĒn eigen bestaan te moeten leiden. Hoe de ruimte werd verlaten, dagen of jaren later, is meestal diffuser: een reis naar Afrika, een huurwoning in Huizen, een opgepakte studie, een solidariteit, een overdosis... Sommigen zwerven verder in andere circuits, van Alpenwei tot cyberspace. Anderen zijn gewoon gebleven. De ruimte verlaat niemand meer die eenmaal binnen was, 'snachts in je dromen keer je ernaar terug. Tijdens het kraken werd allengs het eigendomsrecht vergeten en het staatsmonopolie op geweld aan de laars gelapt. Maar gelijktijdig werd er geparasiteerd op de "Westerse Beschaming", zonder dat men zich druk maakte over principes of idealen. "Konsekwent zijn is stomvervelend." Materiaal was er zat, slapend Nederland schakelde net over op tweepersoons waterbed en houten bak, de straat stond vol met handig smalle beddespiralen die met keilbouten (maatje 7) in het kozijn konden vastgedraaid. Bovendien werden de binnensteden folkloristisch bestraat, zodat overal schaftketen en andere gereedschapkisten klaarstonden om gebruikt te worden. Salaris kwam van de sociale dienst, telefoonlijnen via de buren, energie uit opengeknipte en later gekantelde GEB-meters, informatie uit kadaster en GDH-archief, woningen waren overal te vinden, het gereedschap stroomde binnen via stadsvernieuwing en postorder, barrikademateriaal kwam van de bouwplaats, de delikatessen uit de proletarische winkel, drank vanachter vallend glaswerk, tegels uit de stoep en de politie bij een knokploegdreiging... De klussers leerden overigens dat je ook gewoon telefoon of elektriciteit kon aanvragen op een valse naam of die van een ander. Er was geen sprake van illegaliteit, de bestaande regels en mogelijkheden werden alleen handig aangewend. "Jullie rechtsorde" vermocht niet erg te boeien. Daar had men 'eigen' advokaten voor, die belangstelling voor hun emplooi trachten te wekken met slogans als: "Recht is wie het beste kan liegen." De kraakgroepen werden in beslag genomen door de ontwikkeling van het eigen pro deo systeem. Aanvallen daarop werden gepareerd met heilige verontwaardiging en gerechtvaardigde woede: "Tevens klaag ik aan: De spekulanten. De gemeente. De politie en Justitie wegens: Afpersing, Flessetrekkerij, Ontduiking van de Woningdistributieregels, Huisvredebreuk, Valsheid in geschrifte, Poging tot doodslag, Schending van de Mensenrechten, Seksisme, Overspel, Volksverlakkerij, Opruiing, Ondermijning van de Rechtsorde, Het toebrengen van Zwaar Lichamelijk Letsel, Het vernietigen van Menselijk Geluk, Meineed en Korruptie. Hoe durft een officier ons te dagvaarden?" Het eigen spel kon opbloeien door een blijmoedige onschuld jegens de boosaardigheid van de buitenwereld. "Waar zijn ze mee bezig, dat kunnen ze niet maken!" Binnen de ruimte van het kraken was geen sprake van historische ontwikkeling, al dwalend bleek hij alleen op steeds meer plekken te vinden, tot in de mafste uithoeken van de stad. Na intree kwam de verbazing dat er zoveel meer mensen waren op dezelfde plek, net zo gek als jij, net zo radikaal, net zo amateuristisch. Verbazing over het koele pragmatisme waarmee de heetste dadendrang ten uitvoer werd gebracht. De ruimte was letterlijk in en buiten het 'heersende systeem' te vinden. "De stad is van ons", want opgenomen in een eigen topologie met geheime bakens: panden, kafees, spullenbazen, fietsroutes, straten en bruggen, symbolen, signalen, affiches, klederdracht en haartooi. De geur van klamme leren jassen en doucheloze huizen, kattenpies, plastik tasjes met autospiegels, losgesjorde verkeersborden, vergo's, demo's, mani's. Voorverzameladressen, alarmlijsten en knokploegen, onbegrijpelijke telefonades, voornamen en ingangsnummers. Een spinnenweb van achtertuinen, trapportalen, koffie en dranksessies, jointjes en trips, stencils, gejatte boeken, perslijsten, rtv- inbraken, helms en knuppels, brekende tegels, busjes en bakfietsen, posten en burenbezoek. Maar ook de zieligheid van het journaal, van gemeenteraadsleden en bezorgde kritici ("Ze snappen er weer niks van"). De snelheid waarmee je van student relschopper, van relschopper voorbijganger, van voorbijganger stenensmijter en daarna praatjesmaker, ziekenverzorger of minnaar werd. Het was de ruimte van de voortdurende metamorfose. De gedaantes waarin gewisseld werd konden klassiek zijn (en dus geparasiteerd worden) of anders en nooit vertoond (en dus experimenteel): iemand die vanwege zijn "PvdA-hoofd" binnen wist te komen op een bestuursvergadering ging na afloop nog even Duroxblokken vinden, de heavy van vandaag was de supertruus van morgen. Twee linkerhanden stonden te stucen, even een regenjas aan om naar een rel te gaan. Iedereen bleek onverwacht alles te kunnen (zijn) en vooral wat of wie je nooit was geweest. Het eigen leven werd tot fiktie gemaakt en direkt weer omgezet in realiteit. Ieder uiterlijk kon worden aangenomen zonder er een identiteit aan te ontlenen. Dit was de vrijheid waarin mensen die elkaar amper kenden zich in akties storten op basis van een blind wederzijds vertrouwen: hard, vaag, vriendelijk, storend, gestoord. Dat er geen voornemens voor de middellange afstand waren donderde niet, de weg telde, de expanderende ruimte van het eigen levensritme - waar die heenvoerde was zelfs niet van later zorg (no future). Een explosie, veroorzaakt door de smakelijke konsumptie van het hier en nu. Historische voorwaarden? Oorzaken? Gevolg? Roept u maar. "Niemand had een huis en dat was heel gemeen!" Onbenutte ruimtes waren door een vergeetachtigheidje in de wet in gebruik te nemen, zonder dat de eigenaar met de wet in de hand iets tegen de anonieme gebruikers kon beginnen. Gunstig was ook dat eigenaars en gemeentelijke planners door hun naieve geloof in eigendomsrecht en gezag hun woningen eindeloos lieten leeg staan, zelfs toen al volop werd gekraakt: "Wooooningnoo- ood". De eerste groep, veelal studenten die zich groepeerden rond de klussers, had aanvankelijk rondgekeken in linkse kringen, maar die bleken een taal te spreken waar men geen kant mee opkon. Maatschappij- analyses, zelfontplooiing, toekomstplanning, het veranderen van de wereld en jezelf, strategische debatten, de mars door instituties of kollegediktaten, sociale verantwoordelijkheid, bewuste geborgenheid, relatiegesprekken, idealen, grote verhalen: het was ondragelijk geworden... Men kon niet meer de puf opbrengen nog langer te wachten op de mentaliteitsverandering van de ander en de vruchten van het werken aan jezelf. "De krisis van het marxisme is de onze niet." Het taboe op de onmiddellijke realisatie van de gedemokratiseerde verlangens had een diskussiekultuur rond emancipatie en integratie veroorzaakt. Het universitaire radenwerk was de leerschool voor de vergaderkultuur in de instituties van de toekomst geworden. Toen men weigerde nog langer op deze voorgeschreven route verder te marcheren, was het een kwestie van logika dat het politieke bedrijf in zijn geheel werd afgeschreven. De weerzin tegen links, van wie nog iets verwacht was, werd even groot als die tegen rechts, waarmee men sowieso niets te maken wilde hebben. De termen begonnen hun begrijpelijkheid te verliezen. De klussers hadden een andere kijk op de dingen. De oud-demokraten onder hen zagen door hun politieke bril de kraakgolf als verzet tegen de leegstandswet, die voorkomen of veranderd moest worden. Dat was hun trip. Een tweede groep, onbewuste leninisten, haalde het spandoek van zolder: "De allerslechtsten zijn de als links vermomde rechtsen. Ze zijn erger dan de rest, mijdt ze als de pest." Ook die leus viel buiten de ruimte-ervaring van de nieuwbakken krakers, iedere politieke stroming was als puntje bij paaltje kwam deel van 'hun' parlementaire demokratie. Het beheersbaar maken van maatschappelijke tegenstellingen was onze zorg niet. Er werd niet gedroomd van omwenteling of gestreefd tot nut van 't algemeen. De eigen woningnood was veel eenvoudiger op te lossen. Het begrip 'politiek' was door de feministische kritiek zijn alleenrecht op de openbare sfeer ontzegd en sindsdien doorgedrongen tot de meest intieme plekjes. Al snel werd alles politiek en daarmee verloor het woord zijn tot daden prikkelende charme. De kraakbijdrage aan de tanende politieke kultuur beperkte zich tot geschreeuw, rookbommen, gejatte dokumenten en in de fik gestoken maquettes. Het 'primaat van de politiek' zou worden vervangen door de robuuste term 'macht', maar tegen die tijd hadden de krakers de intellektuele atmosfeer al verlaten om in plaats van de franse theorie de eigen ruimte te gaan verkennen. Ook van het idee van politiek als doelgericht handelen, als haalbaarheidsonderzoek werd afstand gedaan. Maatschappelijke tegenstanders werden niet aangesproken, er was geen realistisch ideaal waarover te onderhandelen viel. "Parkeergarages = oorlog". Dit uit de praktijk geboren anarchisme fuseerde met het narcisme dat eigen is aan een ieder die een plaats inneemt die binnen de maatschappij niet te vinden is. Zonder het te beseffen werd het onvervreembaar recht op de eigen lokale ervaring ontdekt. Dit anarcisme, een kombinatie van woede, zelfmedelijden en het eigen gelijk ("Ons pand kunnen ze slopen, onze ideeān niet") bleek de brandstof waarmee de plaatselijke ruimtevaart kon worden aangedreven. De aantrekkingskracht van het kraken was dat het geen alternatief bood, geen zicht op een betere wereld die zich moest legitimeren en beargumenteren. Niemand sprak namens iemand. "Wij gaan er niet uit" was geen eis maar een mededeling. Geen konsensus, geen kompromis, geen diskussie. Vrij-blijvendheid waar iedereen in kon stappen om zich uit te leven. Men draaide op de restanten en rućnes van een orde die in ĒĒn klap vreemd was geworden. De voorkeur ging niet zomaar uit naar vervallen panden, sloopauto's, leren jassen uit de oorlogsjaren, op straat gevonden meubilair. Alles wat afgedankt en dus buiten het maatschappelijk verkeer terecht was gekomen, bevond zich als het ware per definitie in het 'buitensysteem' waaraan de kraakpanden onderdak verleenden. En alles wat zichzelf binnen de ordentelijke efficiāntie definieerde stond daarbuiten. Er werd niet gedacht in strategieān, principes. Abstrakt-theoretische begrippen waren taboe. De ideeān waren geen woorden maar dingen: rijplaten, stenen, akties. Over "hun" werd gedacht in te slopen interieurs, te vernielen ME-busjes, voorposten en wat verder voor handen kwam. Het ging ook zonder ideologie. De vraag was: hoe? en nooit: waarom? "Wij beginnen alvast aan leven zoals het wel okĒ is, en storen ons zo min mogelijk aan hun wetten. En we vechten tegen onrecht. En dŻt vinden ze niet leuk! Praten mag, al zolang. Maar leven naar het oud-hollandse gezegde 'geen woorden maar daden!', dat mag niet." Het was allemaal van een nietszeggendheid die het goed deed bij de buren. De noodzaak om de wereld te vertellen waar het jou zoal om gaat werd niet gevoeld. Dit zwijgen verhulde geen geheim, er waren geen woordvoerders, gewoon omdat men niks te melden had. Het bleef bij een stenciltje voor de buren waarin wat harde info over de spekulant stond en de uitnodiging om een kopje koffie te komen drinken. Een bladenkultuur waarin onderling diskussies werden gevoerd, historische wortels blootgelegd en mooie verhalen verzameld, bleef achterwege. De ervaring was te fragiel om in een konsistent betoog vast te leggen. Men werkte het kadaster, de Kamer van Koophandel, het burenbestand en het gemeentearchief door om de geschiedenis van het pand uit te spitten. D'r waren altijd wel konnekties met malafide makelaars, dubieuze hypotheekbanken, sportscholen, lege BV's, postbussen op Aruba, onderhandse afspraken met de gemeente, witgewassen heroćnegeld, wapenhandel. Deze werden uitvoerig beschreven in de buurtblaadjes en oefenden een enorme fascinatie uit op krakers, terwijl de buitenwacht er gemeenlijk geen touw aan kon vastknopen. De onthutsende verhalen die de buren vertelden over vooroorlogse huurstakers, onderduikers in de oorlog, echtscheidingen, gevallen van zelfmoord en vereenzaming, sektes en illegale pensions bleven voor eigen gebruik bestemd. Het pand werd aldoende een case waar de blues van de oral history samenkwam met wereldomspannende financiāle samenzweringen, die een aardig schepje deden op het avontuur waar men middenin terecht was gekomen. De ruimte die hierdoor ontstond, was de ruimte van het experiment. Doordat eenheid eerder al ontmaskerd was als diktatoriale vergadertruc om de verschillen glad te strijken, kreeg de eenheid die ervaren werd in de aktie de mystieke geladenheid van de spontaniteit. Ze was niet moeizaam tot stand gebracht, maar werd verbaasd gekonstateerd of als vanzelfsprekendheid ervaren. Het experiment was geslaagd als het verschijnsel optrad, als de ontmoeting met de ruimtegenoten tot stand kwam. Voorwaarde voor welke ontmoeting dan ook is de onderlinge afstand. Wie permanent op elkaars lip zit komt elkaar nooit tegen. Geheime regel bij de organisatie van het kraken was deze afwezigheid van eenheid en identiteit, of zelfs van geregeld kontakt. De verschillende kraakgroepen zaten op een afstand van elkaar in hun eigen buurt, kraakpanden waren universalia waarin de bewoners deden waar ze zin in hadden, zonder dat huisbaas, buren of medekrakers daar iets over te zeggen hadden. Je had geraniumbezitters, andragogen, potten, vago's, kunstemakers, punx, engelsen, zeeuwen, mensen uit IJmuiden. Er was een samengeraapt zootje buurtgroepen die zich naar eigen inzichten organiseerden afhankelijk van de kenmerken van de bebouwde kom. Niet de leegstand produceerde het kraken, de leegstand werd pas zichtbaar als je ernaar keek en dan ontdekte je er steeds meer van, een gewoonte waar je nooit meer vanaf komt, net als het vluchtig kijken in kontainers met huisraad of bouwmateriaal. Het was puur toeval in welke buurt iemand terechtkwam, na de kraak was het onvoorstelbaar hoe een pand vijf jaar lang had kunnen leegstaan. Waarom anderen voorheen zich niet in dit avontuur hadden gestort bleef een raadsel. In sommige buurten werd nooit gekraakt, het zou jaren duren voor men op het idee kwam fabriekshallen in het havengebied te betrekken. Voor zover er een identiteit tot stand kwam ontwikkelde die zich in ijltempo, afhankelijk van de interaktie met de gebouwde omgeving. Het openbreken van dichtgetimmerde sloopblokken voor woongroepen leidt tot een totaal andere kraakgroep dan het intrekken in riante panden in een elegante wijk of het een voor een kraken van tweederangs verdiepinkjes voor de horizontale verkoop. Rustig wonen in een straat waar nooit een M.E.-ontruiming voorkwam, gaf aanleiding tot ongehoorde heftigheid of chaotisme bij stedelijke akties, maar evengoed tot totale desinteresse daarvoor. Bewoners van fraaie grachtenpanden waren soms eerder geneigd met gemeente-ambtenaren te gaan onderhandelen, dan degenen die in wegzakkende revolutiebouw bivakkeerden, maar het omgekeerde kon net zo goed gebeuren: het besef veel kwijt te zullen raken leidde dan tot een principiāle houding. Kenmerkend was dat wie goed thuis was in een buurt prompt de plank missloeg op buurtvergaderingen elders. Onderlinge verschillen tussen buurten waren stimulerend zolang de onbekendheid met elkaar in acht werd genomen. Was de eigen buurt niet langer enerverend, dan kon je altijd naar een volgende verhuizen en overlopen van de ene identiteit naar de andere. Menige kraakbuurt ontstond overigens toen onderlinge ruzies in een van de ongeorganiseerde kraakpanden in een buurt een aantal bewoner*s verplichtte een straatje verder te gaan wonen. Juist de onderlinge afstand maakte het mogelijk bij konfrontaties de waanzinnigste dingen uit te halen. Motivatie of disciplinering zijn niet nodig als niemand je vraagt wat je ergens te zoeken hebt. Zolang je elkaar niet kent mag en kun je alles zijn. Onderlinge anonimiteit voorkomt starre scenevorming en sociale kontrole. Iedereen is welkom die de kode kent. Die kode bestond niet uit een geheim wachtwoord maar uit een bepaald soort vanzelfsprekendheid. Een herkenning die deuren opende die voor anderen gesloten bleven. Reporters die speed aanboden als entreegeld werden verzocht met goud terug te komen. Maar als je aanbelde bij een zwaar gebarrikadeerd pand en gehaast "hallo" zei, werd je zo binnengelaten. Bij aktievergaderingen zei je uit welke buurt je kwam en dan was het wel okee. Stillenangst bestond niet. Een groep kan haar geheim bewaren en tegelijk explosief groeien door een eigen normaliteit te scheppen die open staat voor iedereen, maar mensen met de verkeerde normaliteit genadeloos door de mand doet vallen. De grote evenementen waarmee kraken altijd wordt gelijkgesteld, speelden zich op een merkwaardige afstand van de afzonderlijke krakers en buurten af. In de kraakruimte konden twee niveaus worden onderscheiden: dat van de buurt waar men zelf in terecht was gekomen door te gaan kraken, en daarnaast het stedelijke, waar men in terechtkwam bij de kraak van een groot pand of tijdens een forse rel, een massale haat- of woedeuitbarsting tegen de M.E. als symbool van de hele verzameling autoriteiten. Wie een ochtendje meerelde kon daarna gewoon kantoorbaas blijven, net zoals kraken niet hoefde te leiden tot een opgaan in de gedeelde ruimte: het kon altijd weer overgaan. Maar het kon ook een initiatie in de ruimtevaart worden, indien er vervolgens een materiāle, minder vluchtige basis werd gevonden voor de grensoverschrijding in de gedaante van alarmlijst of kraakpand. Andersom betekenden de stedelijke rellen maar al te vaak een uittrede uit de eigen buurt of zelfs de volledige desintegratie daarvan. Het avonturieren in de kraakruimte werd dan op stedelijke schaal voortgezet of verder gelaten voor wat het was. De organisatie van de stedelijke spektakels moest per incident worden opgezet en werd bepaald door de plaats van het pand en de karakteristieken van het kasko. De produktie was in handen van de "afzonderlijke bewoners", en wie toevallig langskwamen. De opvoering zelf kon dan spontaan worden overgenomen door politie, passanten en wie er nog meer op het alarm afkwam. De kraakruimte op z'n expansiefst toverde de stad om in een cirkus met stuntelige petten, rookontwikkeling, lopende vuurtjes, scannerberichten over de radio, achtervolgingen, getrokken pistolen, aanstekelijke opstootjes, dichtgetimmerde etalages, opgebroken straten en gekantelde bouwketen. Postproduktie faciliteiten, zoals de arrestantengroep, werden aangeboden door de stad. Het schouwspel leek van begin tot eind in niets op het eigen straatje. Als je na de rel in de stad in je eigen buurt een etage ging kraken en de buren zeurden over "die zinloze vernielingen", was het antwoord dat jij daar niets mee te maken had, ook al had je urenlang ruiten lopen inkinkelen en als trofee het modelvliegtuig uit een reiswinkel meegenomen. Zo'n uitspraak had een hoog waarheidsgehalte: je bent waar je bent. Het zelfbewustzijn werd gekoppeld aan de plek waar men zich bevond, in plaats van aan de 'eigen' identiteit ofwel het beeld dat de buitenwereld van jou heeft. De toerekeningsvatbaarheid voor de eigen daden was geen afgeleide in de trant van "Verander de wereld, begin bij jezelf". Het "think global, act local" doet geen recht aan het unieke van gebeurtenissen, die jou juist op deze plek overkomen. De enig noodzakelijke allertheid bestaat eruit dat je, wanneer je toevallig aanwezig bent op de plaats waar iets te gebeuren staat, dat ook werkelijk doet, of het nu een frontale aanval op de M.E. is, het bevrijden van arrestanten of een konversatie met voorbijgangers. Dat is dan geen heldendaad of wilshandeling, je schakelt je alleen in op de gebeurtenis en de plek, om deel te worden van de kraakruimte. Dat bepaalde ook het karakter van de sterke verhalen die nadien werden verteld; niet stoerheid lag daaraan ten grondslag, maar verbazing dat juist wij dat hadden meegemaakt. Vandaar het geschater. "Had u dit verwacht?" De leegstand die woningzoekenden heetten te bestrijden werd door niemand meer gekoesterd dan door krakers. Krakers waren kunstenaars doordat ze leegte betrokken om die te bespelen en vooral niet om in te richten. Ze vormden het eigen huis om tot de endeldarm van de verzorgingsstaat. Als vanzelf akkumuleerde het kraakpand een verzameling onduidelijke voorwerpen waaraan asyl werd verleend. Het huis bleek een objektenmagneet waar de dingen gewaardeerd werden om hun eigenzinnigheid in plaats van te worden gekonsumeerd. Wanneer het gekraakt werd moest het huis eerst leeg worden geruimd, om vervolgens weer vol te kunnen worden gestouwd met rommel die men zelf op straat vond. Houten strijkplanken, oventjes, gootsteenbakken, een autodeur, knipperlichten, beddenspiralen, tl-balken, etalagepoppen, uitgezakte bankstellen, halve fietsen, kisten, geamputeerde meubelstukken, kastjes, tvtoestellen, dieptemeters, ijzeren emmers, een loodzware liftmotor... Op weg naar de kraak werd er al verzameld want "hoe meer troep, des te minder makkelijk er kan worden ontruimd". De prullaria werden niet uit zuinigheid gerecycled, maar voor onbepaalde tijd rust gegund buiten de maatschappelijke cirkulatie, waarna ze weer aan de straat werden teruggegeven. Doordat ze zich niet opdrongen om te worden gebruikt, vormden ze geen bedreiging voor de aanwezige leegte. Net als de bewoners hadden ze, losgekomen van ieder maatschappelijk nut, genoeg aan zichzelf. Zo er hier al sprake was van kultuur, dan een van de non-esthetika. De drang zich te etaleren bleef uit. Grijs, ontwapenend, oninteressant, niet uit op expressie, differentie of overdracht van groepskodering, ongećnteresseerd ook, onbenullig, fantasieloos, vaag, niet-aanstootgevend, asexueel, weinig aantrekkelijk: "Mensen met smaak moeten dit kunnen waarderen." De huisstijl miste iedere klare lijn, was de grens gepasseerd waarbinnen dingen nog mooi of lelijk te vinden zijn. Ook het krakersteken van de cirkel en de schuin naar boven gerichte, gebroken pijl bezat die slordige nietszeggendheid. Het miste de transparantie van de piktogrammentaal en ontleende daaraan zijn mysterie. De klassieke idealen die aan opstandige jeugd worden toegedicht, van angry young tot fris en vrolijk, heftig en toch leuk, ketsten af op deze onopgemerkte, geruststellende oppervlakkigheid. Men slaagde erin onder de verplichting uit te komen de wereld te gaan veroveren, ja zelfs om een subkultuur op gang te brengen. Dit low-culture-profile bij een gelijktijdig high-action-level garandeerde een perfekte onbekendheid met de traditie, ook de eigen. Het mechanisme dat kultuur produceert uit een breuk met het voorafgaande, waartegen men zich krachtig dient af te zetten, kon daardoor vermeden worden. Kultuurkonsumptie beperkte zich tot leenkunsten als punk, new wave, politiek straattheater en fanfares. Kunstenaars in een kraakpand betekende altijd gelazer. De expressie van het Ik is moeizaam te kombineren met aktueel wonen. Al krakend zag men zich gekonfronteerd met het palet aan geuren en fleuren dat de voorafgaande decennia aan het woningbestand hadden toegevoegd. Niet alleen de tien lagen verf, de drie plafonds, de piepschuimplaten, schrootjes en het kurk op de schoorsteenmantel, het hele miasme van bedomptheid en wansukses doortrok de panden. Indien het ontbrak, bij intrede van kantoren en vers opgeleverde luxe appartementen, was dit een teken des onheils dat werd bezworen door ze du moment om te toveren tot een puinschuit. Dit was dus het eindpunt van de opstallen. Eenmaal opgezogen door het vakuÅm achter de voordeur belandde men in een timegap die door de geschiedenis van het perceel was achtergelaten. De achterstallige staat waarin men de ruimtes aantrof leverde de bouwstenen voor het nieuwe paleis. Onze krakers kenden een ironische omgang met het komfort. De semi-permanente herhuisvesting van het vege lijf bracht een totaalpakket aan tijdelijke voorzieningen met zich mee. Tuin- of brandslangen als waterleiding, boven de straat hangende elektriciteitsdraden, butagaskachels met doorzakkende deksels, dekens bij wijze van deur, een houten geraamte voor de gootsteen... "Ook hier renoveren krakers de stad." In dit kampement was het afvalvraagstuk permanent. Doordat er afscheid was genomen van de starre funktionaliteit van de woningplattegrond, kon zich een staat van voordurende verbouwing vestigen. Deze metamorfose van de ruimte werd nog aangewakkerd als ter voorbereiding van het huisfeest het halve pand werd leeggehaald om opgevuld te worden door nachtelijke gebeurtenissen. Het open huis, volgepakt met ongevraagde bezoekers, presenteerde zich als generale repetitie voor een dreigende ontruiming of viering wanneer de dreiging bezworen was. Overdadige konsumptie van biertjes en blowtjes, gekombineerd met luidruchtige drama's, een deinende geluidsmuur, kleine knokpartijtjes, doorgedraaide honden, garandeerde dat om een uur of een de politie de feestgangers op straat herenigde. Het hele trajekt van vuilnishoop tot life-style woning en terug kon aldus in een etmaal worden afgelegd. De lijnen van het opbouwen en het uitwonen kruisten bij het minste of geringste. De vermakelijke vergankelijkheid van het bestaan werd extatisch uitgeleefd met een knulligheid van het jaar nul. Het recht op wonen waarmee krakers zich legitimeerden was hun antwoord op de uitnodiging van de leegte om in haar binnen te trekken. De leegte opende zich als het spanningsveld tussen aktie en lamlendigheid. Ze was afwisselend speelhol, uitvalsbasis of broedplaats voor de weigering om maatschappelijk te funktioneren. Tot ze opeens middenin de geschiedenis bleek te zijn terechtgekomen. Er zat geweld in de lucht. De opengebroken leegte moest worden afgeschermd met barrikademateriaal. Het huis werd een groeiende verzameling voorwerpen, bekenden, telefoonnummers, adressen. De buurt een onoverzichtelijk netwerk van kafĒ's, wijkcentra, kontakten met opbouwwerkers, stedelijke vergaderingen. En de stad een ondoorzichtige kluwen van akties, onderzoekskollektieven, perskontakten, aankoopgroepjes en plotseling doorgebelde alarmen. De voorgeschiedenis wordt keer op keer overrompeld door grootse gebeurtenissen. SPECIALE BEWEGINGSLEER De beweging van '80 verscheen op het historische ogenblik dat de media gećntroduceerd en geaksepteerd waren, waarna ze hun fase van totale hegemonie betraden. Zonder er zelf erg in te hebben kwam deze beweging buiten het bereik van de media tot bloei. Voor de opbouw van haar strukturen had ze de media niet nodig. Haar aantrekkingskracht kon ook door geen enkel persorgaan tot uitdrukking worden gebracht. Letterlijk alles wat daarover gezegd en geschreven wordt, slaat de plank mis. De "onjuistheden, insinuaties en pure leugens" die in de loop der jaren over de kraakbeweging zijn verspreid, hadden de bedoeling haar te sommeren een waarheid over zichzelf uit te spreken. Dat ze daar uiteindelijk op inging, bewijst echter niets. Zodra iets buitenmediaals wordt blootgesteld aan media, begint het iets anders te worden. Kenmerkend voor het Vrije Westen van na de Tweede Wereldoorlog is het verdwijnen van de massa die op straat leeft en zich plotseling kan formeren tot een geheel dat aktief gaat optreden. Vanaf het ontstaan van de moderne stad hadden er overal op straat massa's mensen rondgehangen. Zij werden afwisselend opgezweept of in toom gehouden door ze te gebruiken als dragers van het maatschappelijke imaginaire, hetzij in de vorm van revolutionair, hetzij als volks subjekt. Dit gevaar van de massa als fascistische horde of kommunistisch proletariaat wordt nu door de demokratische gemeenschap uitgebannen door de universele invoering van de media die in de oorlog waren ontwikkeld: het autoverkeer en de televisie. Vanaf de jaren '50 wordt de kollektieve fantasie afgewend van de historische opgaves binnen de stedelijke ambiance en gericht op het massaverkeer op de snelwegen buiten de stad, waar ieder individu zijn ruimteverlangen kan uitleven. Het wordt de mensenmenigtes op straat afgeleerd zich te zien als een groep die de mogelijkheid heeft zelfstandig te handelen. De voetgangers zijn deel geworden van een verkeersstroom die niet mag vastlopen en moet blijven cirkuleren. Het individu beweegt zich als een enkelvoudig deeltje door deze stroom. De ander wordt hindernis in plaats van potentiāle medestander: op straat vinden geen ontmoetingen meer plaats. Het ideaal van de vrije cirkulatie krijgt bovendien een vektor toegewezen in de gedaante van de automobiliteit. Het gereguleerde verkeer wijst de stroom een richting. Deze biedt de afzonderlijke verkeersdeelnemer de zekerheid deel te zijn van een gezamenlijk projekt: de verovering van de ruimte, bewegingsvrijheid zonder obstakel. Wanneer men heeft plaatsgenomen in de kabine, verliezen de overige weggebruikers hun realiteit als mensen die in staat zijn tot van alles. Zij gaan op in de enige resterende werkelijkheid, die van het verkeer als doorgaande beweging. In beide gevallen, te voet en in het voertuig, wordt de massa door zichzelf niet meer als massa waargenomen, maar als medium voor het transport van a naar b. De free flow of information op de televisie transformeert de werkelijkheid nog een stap verder. Met de invoering van de beeldbuis wordt de verdwenen reāle massa van straat- en weggebruikers vervangen door de imaginaire massa van de medekijkers. Om te kunnen funktioneren moet de televisie op twee niveaus een denkbeeldige werkelijkheid oproepen. Enerzijds vraagt ze aan de kijkers een realiteit achter het beeldscherm te veronderstellen, anderzijds dient men zich als deel te zien van een publiek dat in iedere huiskamer is ingeschakeld. In de imaginaire massa wordt de ander meegedacht, terwijl bij de reāle massa de ander wordt meegesleept. Toen de beweging van '68 de reāle massa als potentieel revolutionair subjekt herontdekte, ging ze ervan uit dat deze nog steeds bestond. Ze moest konstateren dat, voor zover er nog sprake is van massavorming, die alleen verschijnt in de gedaante van filemeldingen en kijkcijfers. Deze imaginaire massa werd benoemd als konsumptiemaatschappij, waartegen ze vervolgens te strijde trok met bewustzijnsveranderende middelen, van mentaliteitsaantasting tot bomaanslag. Daarbij schakelde ze de t.v. in voor een fenomeen dat nog dateerde uit het krantentijdperk: de met het oog op de persmuskieten opgevoerde daad, die tot media-event moet worden. Toch kwam ook in de sixties de reāle massa een paar keer aan het oppervlak van de geschiedenis. Er zijn momenten waarop een menigte, of dat nu arbeiders zijn of toevallige voorbijgangers, zich zonder voorbedachte rade overvallen ziet door een wil. Deze wil uit zich in de konstatering dat er ergens op gewacht wordt. Als het teken gegeven is, weten we waarop: de gebeurtenis die door de menigte wordt aangericht om in een keer van haar wil af te komen. Deze gebeurtenis kan zijn voorbereid of uitgedacht, maar kenmerkt zich erdoor dat, na een initiārende handeling, een kettingreaktie op gang komt die alle oorspronkelijke bedoelingen te buiten gaat. Eerst wordt de gebeurtenis aangericht en vervolgens neemt ze het over van de akteurs. Het gebruikelijke boomdiagram van oorzaak en gevolg wordt dan abrupt vervangen door een kausaliteitenkarousel van voorvallen en verhalen waarin oorzaak en gevolg uitwisselbaar blijken. De gebeurtenis krijgt aldus een fataal karakter, ze zal z¢ verlopen en niet anders, ze is eenmalig, lokaal, extatisch. In de gebeurtenis vindt een verdichting van de tijd plaats, ze krijgt een intensiteit die verleden en toekomst in het niet doet verzinken. Ze verschijnt als inbreuk van het heden in het onbenullige voortschrijden van de geschiedenis. Ze is een onvoorziene terugkeer van een vroegere werkelijkheid, die daardoor als oerwerkelijkheid wordt ervaren. De algehele chaos tijdens een straatrel wordt door de massa beleefd als een elementaire realiteit die, onafhankelijk van het verloop van het civilisatieproces of de stand van de technologische kultuur, onverwoestbaar aktueel blijkt. Tijdens zo'n gebeurtenis vindt de ontmoeting plaats tussen de vreemdelingen die de stad bevolken. De massa, die als verkeersstroom voor zichzelf onzichtbaar was geworden, herkent zich opnieuw en reageert als zodanig: ze hervindt haar realiteit in een konkrete gestalte. De individuān die, naar Canetti, in de massa hun aanrakingsvrees overwinnen, komen elkaar als lichamen tegen en omarmen die ervaring opeens. En dat terwijl in de dagelijkse orde de ander alleen nog een beeld was, een verzameling reklameboodschappen omtrent lifestyle, status, seksualiteit, subkultuur. De akkumulatie van kenmerken die eenieder van zichzelf maakt, verliest stante pede haar disciplinerende impakt. De ontmoeting is een gebeurtenis zonder nadere kennismaking. Men loopt elkaar gewoon tegen het lijf en de energie die deze botsing vrijmaakt geeft een richting aan het verdere verloop. Anderen van wie je het bestaan nooit bevroedde, verklaren zich ongevraagd solidair met je akties en doen door hun extreme normaliteit nog een schepje bovenop de rariteit van de hele situatie. Hoe uitzonderlijk de aangerichte schade ook is in de verhalen die later de ronde doen, de konkrete voorvallen zijn minder duurzaam dan de uiteindelijke verbazing hoe dit in godsnaam heeft kunnen gebeuren. De kettingreaktie overtrof iedere initiārende handeling. De verwondering hierover kan verhard worden tot een nostalgische houding, die eist dat de onvoorstelbaar geworden gebeurtenissen uit de goeie ouwe tijd niet opnieuw zullen plaatsvinden. Maar ze kan ook worden omgevormd tot de schittering van de belofte, dat het avontuur opnieuw beleefd kan worden, dat dezelfde gebeurtenis nogmaals te ensceneren is, van begin tot einde, maar dan door onszelf. De audiovisuele media zijn verkeersmiddelen als alle andere. Ze produceren, net als trein, auto en vliegtuig, bewegende beelden van een buitenwereld waar we geen rechtstreeks kontakt mee maken. De weg- en beeldschermgebruikers worden, opgesloten in komfortabele kabine of salon, met zo'n daverende kracht ingeschakeld op de versnelde beelden, dat deze zich aan hen voordoen als een unieke, individuele kijkervaring. Gezeten op de troon van waar af ze de wereld kunnen overzien, wordt hun wereldbeeld tot verstrooiing gebracht doordat het kamerastandpunt voortdurend verandert. Het vraagt een grondige scholing hen ervan te doordringen dat er meer verkeersdeelnemers zijn, waarmee rekening dient te worden gehouden. De werkelijkheid keert alleen terug in geval van een katastrofe: botsing, storing of stroomuitval. Voor de rest is alles imaginair op de buis of de voorruit, niet onwaar of onwerkelijk, maar autonoom. In het televisiebeeld is de reāle massa niet verdwenen, maar gedegradeerd tot publiek dat vertoond wordt als dekor van het mediaspektakel, om het werkelijkheidseffekt daarvan te versterken. Wordt dat publiek weggelaten, bij overstroming of brand, dan komt het een dag na de event spontaan opdraven om zijn bestaansrecht op te eisen in zijn hoedanigheid van rampentoeristen. De media jagen op de gebeurtenis die door een echte massa wordt meegemaakt, om haar onder te brengen in een scenario waar de massa zelf geen grip op heeft: de media-event. Het werkelijkheidsgehalte van de oorspronkelijke gebeurtenis verschijnt daarin als het amusementsgehalte van het spektakel, dat geen ander doel heeft dan de kijkers ingeschakeld te houden. De media-event is geregisseerd nieuws, ze kan altijd anders verlopen dan voorzien was, afhankelijk van de aanwezige kamera's. Ze is eindeloos herhaalbaar, desnoods in slow- motion. Ze is globaal, wereldwijd te ontvangen. Ze heeft geen exklusieve band met de plek waar ze plaatsvindt, ze kent de lokale ervaring niet. Er vindt geen kettingreaktie van voorvallen plaats, die naar alle kanten vertakken om uiteindelijk rond te gaan tollen. In de media-event komt een stroom items op gang, die zich allengs samenbalt in ĒĒn enkel beeld, dat als symbool gaat fungeren. Waar de gebeurtenis een extatisch karakter krijgt, blijft de uitstraling van de media- event beperkt tot de uitzending zelf. Ze is geen verdichting van de tijd, maar streeft naar een permanente aktualiteit. Voor zover ze ergens toe leidt, zijn dat volgende mediaspektakels. Het aantrekkelijke is dat ze voor de kijkers volstrekt konsekwentieloos is, "risiko maar met komfort". Ze ontleent haar impakt niet aan de aanval van het heden op de overige tijd, maar aan haar ogenblikkelijke alomtegenwoordigheid, de garantie dat ze overal te ontvangen is en dat er ook werkelijk naar gekeken wordt. Zonder kijkers geen media-event; de imaginaire massa van de mensen thuis verleent wat anders gewoon nieuws was gebleven, haar feestelijke karakter. Zonder dit mediamieke extra krijgt de kijker meteen het gevoel op het verkeerde kanaal te zijn afgestemd. De media vormen de ruimte waarin de imaginaire massa tevoorschijn wordt geroepen. Terwijl iedereen individueel bezig is met z'n eigen mediakonsumptie, dragen de media de ideologie van het kontakt uit. Ze bieden vrijblijvende informatie over de wereld zoals zij die in beeld brengen, verbeelding in plaats van verbinding. De media zijn niet uit op kommunikatie, maar op alienatie. Ze zijn in staat van het gewoonste voorval een vreemde voorstelling te maken, door de plek van het item om te toveren tot lokatie. Maar wanneer het publiek zo'n media-event de rug toekeert en naar de kamera gaat zwaaien, wordt dit gecensureerd met een ogenblikkelijke beeldzwenking, omdat interaktie met de media het werkelijkheidseffekt verstoort. Het kontakt dat de media tot stand brengen is per definitie gemediatiseerd en dus nooit meer dan een kennismaking, een uitstorting van gegevens. In de media kunnen we met alles en iedereen kennismaken, maar ontmoeten is er niet bij. De ontmoeting parasiteert immers alleen op de informatie-uitwisseling, zelf vindt ze op een ander niveau plaats, in de schaduw van de kommunikatie. De ontmoeting is datavrij, dat verleent haar haar onvoorstelbaarheid, ontoegankelijkheid. Ze is botsing, verstoring van het alledaagse bestaan, vernietiging van nostalgie en beloftes, ze gebeurt, opeens, direkt. "This meeting will not be televised." Het materiaal dat de bewegingsleer kreeg toegespeeld, heeft betrekking op het kraken in Nederland gedurende de laatste tien, twaalf jaar. Het kenmerkende daarvan was dat het zich koppig probeerde te onttrekken aan het decennium waarvan het ongewild en onvermijdelijk deel was. Het mirakel van de kraakbewegers was dat ze, op de drempel van het mediatijdperk, erin slaagden om zich over te geven aan een buitenmediale realiteit en de herinnering daaraan in stand hielden, in een tijd waarin dat niveau van de werkelijkheid allang verdwenen hoorde te zijn. Oorspronkelijk was kraken niet meer dan het openbreken van een deur. Het betrekken van woonruimte zonder de benodigde vergunningen werd beschouwd als een vrij normale daad. Het gebeurde in familie- of burenverband en baarde weinig opzien omdat het al in de jaren '60 gebeurde, en volgens sommigen nog eerder, in '45 al. Niemand deed er opgewonden over, behalve de toekomstige bewoners van het pand. Er kwam geen politie of massajournalistiek aan te pas. Meestal trad de rust al snel weer in. Ook toen eind jaren '70 een verandering optrad, doordat mensen zonder direkte relaties in of met de buurt begonnen te kraken, bleef dat weinig opzienbarend. Al werden er soms 50 slooppanden in een paar maanden opengebroken en opnieuw voor bewoning opgeknapt, dan nog kon de pers zich daarover niet opwinden. Deze had geen belangstelling voor de krakers en omgekeerd idem dito. Voor zover krakers in een buurt aan publiciteit deden, bestond dat uit zelf gestencilde informatie en posters. Kraken stelde niets voor, het presenteerde zich niet als sociaal protest dat om aandacht bedelde. Het was geen verzet, strijd of reaktie, maar het begin van iets nieuws: het inzicht dat, los van het politieke geloof in de regelgeving, konkrete problemen praktisch kunnen worden opgelost. Deze shock maakte een ware hang naar de gebeurtenis los, onder het motto: "van het een komt het ander". Het doorspreken van de kraak, de voorbereiding en uitvoering daarvan, het aansluiten van de telefoon voor de sneeuwbal, het gezamenlijk klussen en tegenhouden van dwarse agenten of huisbazen - dat alles was deel van zo'n gebeurtenis: een trage, onoverzichtelijke, zich allengs versnellende reeks ontmoetingen met mensen waar je niet meer van te weten kwam, dan dat ze zouden opdraven indien dat nodig was. Deze onvoorziene samenkomsten maakten de energie los waarmee de hang naar de gebeurtenis werd omgezet in daden. De ontmoeting gaf de zekerheid dat je bijna alles kon maken: "Kraakmaarraak." Wanneer je de zaak volledig in de puin had laten draaien, kon je altijd bellen voor de bescherming die de ander biedt voor de shit die je zelf aanricht. Het aura dat men gezamenlijk om zich had opgetrokken, leverde het triomfantelijke gevoel een gebeurtenis te kunnen overleven. Dit aura bestond uit de potentiāle massa van de medekrakers, de optelsom der bereidwilligen, die bij bepaalde exklusieve gelegenheden verscheen als een reāle massa die voor de deur stond te wachten op mot. In de rel wordt het langzame verloop van de gebeurtenis van het kraken in een buurtje versneld afgedraaid. De keten van incidenten aan het begin van het openluchtspel moesten stuk voor stuk worden aangericht om de zaak gaande te houden, maar wanneer de kettingreaktie dan op gang komt, verdicht de tijd zich tot een reeks fragmenten van maximale intensiteit. Dit moment ontstond wanneer de potentiāle massa van krakers op straat verscheen voor een demonstratie of (her)kraak en daar spontaan overging in een open massa, waar iedere omstander aansluiting bij kon vinden. De rel overviel ook de media-autoriteiten, zij konden alleen achter de feiten aanhollen waardoor de relschoppers vooruit werden gedreven. Deze rel is soeverein, want niet aangericht voor het oog van de media, hij streeft geen propagandistische doeleinden na, is niet tegen bazen of staat gericht, maar giert de straat over om zichzelfs wille en laat zijn deelnemers uiteindelijk achter in de vrijheid van de verbazing en de huiver van de paniek. Na afloop gaat men naar het journaal kijken en worden de kranten nageslagen op de mooie plaatjes. De verslagen en kommentaren werden niet overgeslagen, maar waren gesteld in een taal die er gewoon helemaal niets mee te maken had: "verharding", "vervreemding van progressieve mensen", "toekomst van de rechtsstaat", "marginalisering". Er kwam ook geen debat op gang met de goedbedoelende "linkse pers", omdat deze het "krakersoproer" bleef zien door de bril van hun eigen verleden. De gebeurtenis, aan het oog onttrokken door de mediale wolk, wordt hiermee vastgelegd in beelden en verhalen die nog jaren mee zullen gaan. De oorspronkelijke daden treden aldus het imaginaire stadium in. In het vakuÅm tussen gebeurtenis en beeldverhaal ontstaat het bewegingsgevoel. Deze gedeelde gewaarwording balanceert op de grens tussen een buiten-mediale, onoverdraagbare ervaring en het besef dat ook dit ongehoorde gebeuren onvermijdelijk zal worden ingeschreven in het journalistieke vertoog. Het is het gevoel dat de zaak in beweging is gezet, zonder dat duidelijk is wat die zaak is en welke richting ze heeft. Het is de ongewisheid over de reikwijdte van de belevenissen, over de omvang van de schade die is aangericht in het burgerlijk bewustzijn. Maar ook hoort er het pijnlijke voorgevoel bij, dat men een beweging is geworden, dat er een halt is toegeroepen aan de groei van de open massa, waarvan de omvang meetbaar aan het worden is voor polities en opiniepijlers. Tegen deze gang van de geschiedenis wordt ingegaan door volgende demo's te plannen, door de omstandigheden te kreāren waarin de kettingreaktie opnieuw op gang kan komen, door de bereidheid zich te laten meeslepen door een keten van incidenten die onvoorziene kanten op gaat. Komende gebeurtenissen krijgen daardoor antimediale trekjes. Ze zullen zich zoveel mogelijk pogen te onttrekken aan het filmoog, of zich er op het moment supräme geen ene moer van aantrekken. Kamera's worden geassocieerd met stillen en bewijsmateriaal en dienen daarom bij de action gecut te worden. Maar het verlangen de reāle massa opnieuw te zien groeien kan ook reden zijn om de fokus op de imaginaire massa te richten. Deze werd indertijd benoemd als "de publieke opinie" die niet mocht worden afgestoten met al te ruwe beelden. Anders zouden "de sympathisanten" thuisblijven of zich zelfs "tegen ons" keren. Deze attentheid om de instemming van de reāel veronderstelde bevolking vast te houden, verschoof al doende naar de zorg om de belangstelling van de pl/raatjesmakers zelf. Deze waren langzaam maar zeker ook oude bekenden geworden. Tegelijkertijd begon de notie van de publieke opinie te vervagen. Het begrip viel ongemerkt samen met wat tot dan "de pers" heette en zou uiteindelijk "de media" als zodanig worden. De media bestaan niet zozeer uit een verzameling perskontakten, maar vormen eerder de onbewuste wetenschap, dat de beeld- en geluiddragers alleen worden aangezet indien de gebeurtenissen voldoende mediageniek worden geānsceneerd. De media werden daardoor een blok, een notie in enkelvoud. De media is het besef dat alles geregistreerd wordt, maar dat slechts enkele fragmenten items zullen worden. Vanuit het bewegingsgevoel was men in eerste instantie achterdochtig over de pijlsnelle introduktie van de betiteling "kraakbeweging" in de media, naar analogie met arbeiders, studenten, vrouwen en milieu. De vrees bestond dat men met het gebruik van het begrip verplicht zou worden om richting, omvang en substantie te geven aan het eigen gekloot, terwijl het nog maar net begonnen was. Aanvankelijk werd scherp onderkend dat het ĒĒn-lichaam suggererende begrip een imaginaire grootheid was, waarvan de onzinnigheid nog het scherpst werd bewezen door de bewering dat je er lid van kon worden. Duidelijk was ook dat "de kraakbeweging" een gesloten subkultuur moest zijn, bedoeld om anderen af te schrikken, en dus uiteindelijk onderdeel van de perskampagne ter "kriminalisering van krakers". Wanneer men zich gedwongen zag in Newsspeak te spreken, was men er zeer op gespitst het woord te vermijden en ondertekende men liever met bijvoorbeeld "de verzamelde Amsterdamse kraakgroepen" die zich richtten "Aan Alle Amsterdamse Mensen". Mensen die "namens de kraakbeweging" of over "de krakersbeweging" spraken, vielen direkt door de mand. Dit soort woorden werd alleen ironisch gebruikt. Maar het is onvermijdelijk dat op een gegeven moment een bepaald patroon wordt ontdekt in de eigen gedragingen. Ze volgen elkaar niet alleen op, maar interfereren ook. Kennis omtrent politiemethoden en de mentaliteit van nieuwsvergaarders speelt daarbij een even belangrijke rol als de opgedane buurtervaringen, relvaardigheden, kennis van de stadsplattegrond en organisatiestrukturen. Op het moment dat dit soort wetmatigheden worden ontdekt, ontstaat een referentatiekader waarin toekomstige "axies" a priori worden ingeschat op hun haalbaarheid en de mate van gelazer die je ermee over je afroept. Langzaam maar zeker krijgen de eigen aktiviteiten aldus een doel opgelegd en wordt het diffuse geheel waarbinnen men operereert een substantie gegeven, die uitkristalliseren in een gedragskode. In amper een jaargetijde had men een staat van dienst opgedaan waarvoor, als er geen verdichting van de tijd was opgetreden, bij wijze van spreken jaren moeizaam geploeterd had moeten worden. Al die elementen bij elkaar opgeteld werden allengs ook in het eigen taalgebruik gelijkgesteld aan "de kraakbeweging". Deze beoogt het konserveren van de gedragskodes en voorkomt dat men ooit nog kan verdwijnen. De kraakbeweging ontstaat als krakers niet meer overvallen worden door een wil tot gebeurtenissen, maar ervoor kiezen "door te gaan". Dat wordt het doel. In het Nederland van de jaren '80 wordt het beeld dat de pers van haar eigen eindprodukt heeft, integraal deel van de aangeboden informatie. De relativiteitstheorie vindt algemeen ingang in de media: door waarneming verandert de werkelijkheid. De media ziet zich niet langer als een spiegel van de werkelijkheid of als de waarheid achter de publieke opinie. De perspersoonlijkheden, die zichzelf met al hun technische prothesen steeds professioneler in beeld schuiven, gebruiken de media om het publiek duidelijk te maken dat nieuws een produkt is. We krijgen elke dag te horen en te zien dat de media net als andere waren wordt vervaardigd volgens industrieāl/kreatief procedĒ. De waarde van het produkt wordt ingeschat aan de hand van zijn snelheid, uniciteit, esthetische en apocalyptische kwaliteiten - kortweg zijn aktualiteit - en bewezen door de kijkcijfers - zijn amusementswaarde. Wil een gebeurtenis in de media verschijnen, dan zal ze aan deze eisen moeten voldoen. De krakers die verzeild raakten in een reeks al dan niet spektakulaire gebeurtenissen, hadden die aan den lijve ervaren en wisten dat alles wat er in de media over vertoond werd bedrog was - en dat er systeem in die gekte zat. Het eisenpakket dat de media zichzelf aan het opleggen was, werd intućtief aangevoeld als de regels waaraan registraties moesten voldoen om nieuws te worden. Met die regels was een spel te spelen, bijvoorbeeld om gezag en orde te kakken te zetten. Die hanteerde zelf immers ook de media als aanvalwapen. En de mediastenkaste vond het prachtig zo belangrijk te worden gevonden. De reāle massa die ooit op straat de beest had uitgehangen, werd een imaginaire faktor waarmee te rekenen was in politiek, media en kraakkafĒ. De coming-out van de media verliep in wisselwerking met de intrede van de aktievoerders in de mediawerkelijkheid. Door de persagentschappen vooraf op de hoogte te stellen van op handen zijnde gebeurtenissen, kon de garantie worden verkregen dat de reporters ook op tijd op lokatie zouden zijn. Die stelden daar de eis tegenover dat er mediamieke beelden geschoten konden worden. De kode voor korrekt krakersgedrag, die na de verdichte tijd van de eerste gebeurtenissen was uitgemond in de notie van "de kraakbeweging", begon samen te vallen met de kode voor korrekt mediaoptreden. Het voor mediale toepassing aan te richten voorval is de aktie. Deze wordt opgevoerd voor een imaginair publiek dat over de schouders van de persagenten meekijkt. Waar de rel bezit neemt van de ruimte waar ze doorheen raast, is de aktie een kleine explosie in de leegte van de normaliteit. Ontbreekt de mediale schittering, dan wordt het al snel een pijnlijk genante vertoning. Dit betekent overigens nadrukkelijk niet dat de akties "soft" werden gehouden. Om nog te kunnen doordringen in het overvoerde mediale bewustzijn van de kijkertjes thuis, meenden de aktievoerders dat hun daden steeds direkter en materiāler moesten worden, of de schijn wekken dat te zijn. De "harde aktie" werd het handelsmerk van de kraakbeweging, de effektiviteit ervan was af te meten aan de veroverde mediaminuten. De free publicity voor de eigen aktiestijl had als onvermijdelijke spin-off, dat bijvoorbeeld het kraken een toeristische attraktie werd die in wereldpers, gemeentepropaganda en reisfolders verscheen. Allengs ontstond een merkwaardige afstand tussen het alledaagse kraken en de media-event waarvoor de aktie de beelden leverde. Ook als je de hele dag bezig was geweest, stond je daar thuis bij het eten weer buiten. Je was dan zelf opeens deel van de imaginaire massa waarop je heftige aktie gericht was geweest. De mediale ruimte was elders, daar ging je heen, op de fiets. Zo men zich deel voelde van "de kraakbeweging", werd die door de beeldvorming die ze over zich afriep, zelf imaginair. Dit was het moment waarop de afhakers opdoken, die radikaal toegaven aan het verlangen definitief van het toneel te verdwijnen. Een tweede groep werd gevormd door de aanhangers van de doorgaansgedachte, die meenden een volgende gedaante te kunnen aannemen door de ontstane strukturen te veranderen en te gebruiken voor iets anders. Daartoe werden onder het motto: "Kraken is meer dan wonen alleen" een diverse verzameling aktiethema's gelanceerd, die toevallige solidariteiten een institutioneler kader moesten geven. Dit was ook gericht tegen de aan het begrip kraakbeweging inherente teneur, om zichzelf als revolutionair blok oude stijl te zien. Van begin af aan was er namelijk een zwarte helmen brigade geweest die meende de strijd te hebben aangebonden met de stedelijke sociaal-demokratie. Ze gebruikte panden en loslopende figuren instrumenteel voor dit hogere doel, dat ze door anderen nooit ter diskussie liet stellen. Tenslotte was er nog een groep bezig om, buiten de loop der gebeurtenissen, op oude voet strukturen de grond uit te stampen door in nieuwe buurten kraakspreekuren te starten, panden te betrekken, aktietjes te voeren. Allengs bleek de struktuur van panden en buurten hierdoor te worden omgevormd tot een kollektie van elkaar aantrekkende en afstotende scenes. Toen deze uiteindelijk benoemd werd als "de beweging" voltrok zich hetzelfde mechanisme van introduktie en afwijzing, akseptatie en overname als bij de term "kraakbeweging". Met de beweging, eenmaal op gang, kon niet meer worden gestopt. De beweging is de herinnering aan de gebeurtenis. Ze is geen optelsom van avontuurtjes en groepen, maar een beeld, reflektie of interpretatie van het voorafgaande, zowel bij de bewegers zelf als bij buitenstaanders. Die beeldvorming is per definitie gemediatiseerd, of dat nu in "eigen" of "burgerlijke" geschiedschrijving plaatsvindt. De groep die wordt meegesleurd in de gebeurtenissen en elkaar daarin ontmoet, weet dat de media daarover louter onzin melden. Wie, om wat voor legitieme reden dan ook, te laat komt opdagen en genoegen moet nemen met de beelden en verhalen, denkt al te makkelijk dat die nog waar zijn ook. Terwijl de eerste groep krakers overvallen was door de gebeurtenissen, meenden de laatkomers dat ze georganiseerd waren door deze eerstelingen. De inhoud van de sterke verhalen zou het resultaat zijn geweest van de politieke ideologie, die in "de beweging" was overgebleven als een soort residu van de gebeurtenissen. Deze rest zou de bron zijn geweest waaruit het voorgaande tevoorschijn was gekomen. De tweede en volgende generaties krakers troffen een verzameling selfmade wetsovertreders aan die middenin de fase van scene-vorming zat. De kraakbeweging was allang een imaginaire massa geworden, waar men alsnog aansluiting bij dacht te kunnen vinden, terwijl ze zich alweer had omgevormd tot een "beweging", die met heel andere dingen bezig was. Van een reāle massa en een verdichting van de tijd was bij de oude garde allang geen sprake meer. De akties die per scene gedaan werden gingen geen onderlinge wisselwerking meer aan; zelfs op nachten met een enorme opeenhoping van partikuliere initiatieven begonnen die elkaar niet te versterken, maar bleven net als de scenes naast elkaar bestaan. Hoogstens leverden ze een dag later verbazing op over het feit dat er blijkbaar meer mensen waren met dezelfde duistere hobby. De wisselwerking die men zocht was die met de media, niet die met de ander. De reāle massa die zomaar kan aangroeien was iets onbekends en griezeligs geworden, een herinnering die werd opgehaald als de diskussie over "verbreding", waarin de nostalgie gesublimeerd moest worden tot bewegingsverlangen. De solidariteit, die ooit net als de gebeurtenis over je heen kwam, moest nu opeens kunstmatig worden opgewekt door aktiethema's te nemen waar iedereen het sowieso mee eens was (fascisme, racisme, seksisme). Nieuwe initiatieven komen niet verder dan een remix van goede bekenden en oude kontakten. Zoals de beweging de herinnering aan een avontuur is, is de scene de herinnering aan de ontmoeting. Deze wordt achteraf toegeschreven aan een gedeelde levensstijl, en de scene wordt het plateau voor de spektakulaire opvoering daarvan. Door het gebruik van het woord "beweging", wordt een groter verband en een historische kontinućteit gesuggereerd, die de gedragskode van de scene legitimeert en blokkeert. Als levensstijl pur sang zou ze het verleden echter niet nodig hoeven hebben, ze zou kunnen schitteren in de extatische beleving van haar verschijningsvorm. Maar de bewegingsscene kan zich niet los zien van het kraakverleden, omdat ze met het dilemma zit dat de kraakbeweging nooit haar eigen einde heeft willen traceren, of ensceneren. De scene slaagt er niet meer in onbeschaamd het heden overhoop te gooien, de ballast der historie maakt haar ongevoelig voor de heersende omstandigheden van het nu. De scene blijft wachten op de ontmoeting en de gebeurtenis. Om de herinnering en de belofte daaraan in stand te houden wordt na moeizame herenigingsgesprekken en maandenlange voorbereidingen nog wel eens meegedaan aan "middelgrote akties" in verenigingsverband. Als er een gebeurtenis plaatsvindt, overvalt deze ook de scenes als een natuurramp. Zo'n katastrofale rel wordt eigenlijk alleen nog ontketend door absolute beginners die dolenthousiast materiaal aandragen voor iets totaal onbekends. De media kent de metamorfose niet. Ze konstrueert en distribueert identiteiten aan de lopende band en verplicht eenieder die met haar kontakt maakt z'n papieren te laten zien. Ze daagt haar gebruikers van serie tot showquiz uit zich te spiegelen in het beeldscherm. Het klassieke model waarin ieder individu maatschappelijk te plaatsen was aan de hand van arbeid en seks, heeft zij vervangen door de identiteitenmarkt, waarop je alles mag zijn wat je wilt, als je maar iets bent en dat laat merken ook. Aktievoerders kregen in de loop der tijd door dat je niet permanent aktueel kunt blijven, maar dat je wel in de media kunt terugkeren, als je je maar keer op keer presenteerde onder een andere naam en organisatievorm. De ongrijpbaarheid voor pers en politie werd bereikt door de medianorm van naam en bedoeling tegen zichzelf uit te spelen. Daardoor werd het ook steeds minder lukratief als kraakbeweging te verschijnen, hoezeer men die in eigen kring ook trouw bleef. Deze wil om imaginair te worden resulteerde in een kennis omtrent mediamachinaties, die een tweede natuur werd, een automatisme waarin de aktie pas bestaat als ze een item is geweest. De intrede in de mediale ruimte onder verwaarlozing van het buitenmediale, resulteerde in het vergeten van de mogelijkheid van een metamorfose, waar zonder bedenkingen op was ingegaan door krakers uit de begintijd. Men kan bewust en gewild overschakelen van de ene identiteit op de andere. Maar de metamorfose heeft niets met wil of bewustzijn te maken, met een keuze uit meerdere aanbiedingen. De gedaanteverwisseling is mogelijk wanneer men op het juiste moment de leegte ingaat om elders als iets anders te verschijnen, terwijl niet vaststaat wat dat is. Het medium van de metamorfose is het lichaam, de materie zelf, en niet alleen maar het beeld daarvan, ofwel de identiteit. Zo verandert het individu bijvoorbeeld in een massamens door een omslag van de aanrakingsvrees, door een plotselinge erkenning en waardering van het eigen en de andere lichamen, door het uitwissen van de wil en de persoonlijke biografie. De wil tot verandering is niet voldoende voor een gedaantewisseling, het proces eenmaal op gang krijgt een eigen tempo, neemt een wending en voert je mee. De metamorfose maakt kortsluiting met de werkelijkheid en geeft haar daardoor een maximale intensiteit. De ontmoeting tijdens de gebeurtenis is het moment van de wending. Door de opeenvolging van beelden en identiteiten in de media als enige werkelijkheid te aksepteren, verloor het aktievoerende deel van de natie de potentie om van het toneel te verdwijnen en op te gaan in het proces van onvoorzienbare gedaanteveranderingen. De bewegingsleer buigt zich over dit raadsel van de verschijningen en verdwijningen in de buitenmediale realiteit. Bewegingsleer is zowel een bril als een boek en presenteert uitgestelde inzichten zonder zich af te vragen wat het nut ervan is. Ze is er niet op uit alle verhalen op te duiken. Over sommige gebeurtenissen is al zoveel geschreven. Maar haar selektie is geen kwaliteitsbeoordeling. De bewegingsleer zoekt in het materiaal, dat zij dankbaar in ontvangst heeft mogen nemen, de momenten waarop de wetmatigheden zich manifesteren. De rest is geschiedenis. INHOUD Woord vooraf Speciale bewegingsleer de konstitutie van de kraakbeweging Oorspronkelijk kraken het wonder van de lokale ruimtevaart Groote Keyser en Vogelstruys in de ban van het pand Eenmaal in beweging... de doorgaan-gedachte Hans Kok en de dood de geheime verdwijning De dijk van Kedichem paniek in vereniging Een rel uit de hemel de nacht van de Mariānburcht Sloop-nieuwbouw in eigen kring de kraakbeweging vaart uit Algemene bewegingsleer op zoek naar een baan in de ruimte slotopmerking door Johan Sjerpstra