GROOTE KEYSER EN VOGELSTRUYS "Het werd voorjaar. Overal werden de prachtigste panden gekraakt, af en toe voor de grootste onbenullen. Kwamen wij na zo'n kraak terug in de Groote Keyser, dan zat je weer tegen die staalplaten aan te kijken. Gezellig weet je, buiten schijnt de zon... Toen hebben wij het plan opgevat om ook zo'n leuk grachtenpand te kraken, met min of meer de hele Keysergroep en een paar mensen uit de Grachtengordel, gewoon uit de buurt. We hadden een pandje gevonden op de Herengracht dat bleek door te lopen naar de Singel. Dat was dus de Vogelstruys." De Groote Keyser bestond uit 6 kantoorpanden aan de Amsterdamse Keizersgracht die waren gekraakt op 1 november 1978 en "groot" werden genoemd ter onderscheid van de Kleine Keyser aan de overkant van het water. In december '79 waren de panden in zeer korte tijd landelijk symbool geworden van het verzet tegen het "verraad aan de 53.000 woningzoekenden, medeplichtigheid aan spekulatie, leegstand en luxe appartementen" van het Amsterdamse gemeentebestuur. Op 26 oktober was het ontruimingsvonnis uitgesproken, waaraan de 50 krakers binnen een maand gehoor moesten geven. Daarna hield het gros van de bewoners het voor gezien en verliet langzaam maar zeker het komplex. Op dat moment echter waren de kraakbuurten, die verspreid door de stad tot bloei waren gekomen, voldoende uitgerijpt om op stedelijk niveau te gaan zoeken naar een punt waar men gezamenlijk in het offensief zou kunnen gaan. Men was aan een spekulatiepand toe, dat gebruikt kon worden om de stap te maken van lijdzaam verzet naar aktieve verdediging. De Keyser was groot en leeg, iedereen paste erin. Tot verbazing van de kraakgroep Grachtengordel werd nu juist de slome Keyser dichtgebarrikadeerd en door de stad overrompeld. Op zich was het niet vreemd dat een groot pand door een andere kraakbuurt geadopteerd werd, dat kwam wel vaker voor. Maar waarom moesten nu juist de huizen, waarvan de voordeursleutels nog in de zomer daarvoor op de Dam verhandeld werden door toeristen en waar Israeliârs op de vloer hadden zitten barbecueân, als voorbeeld gaan funktioneren van de volkse onverzettelijkheid? De Keyser ontleende zijn bekendheid in krakerskringen aan de paranoia rond de knokploeg van Harry Gouwswaard en aan bewoner Paul van Wissen die voor de eigenaar spioneerde. Verder was er niets speciaals mee. Twee maanden later, half december 1979, was er nog niet ontruimd was, terwijl de geruchten groeiden over "een grote mobiele eenheid van de politie" die zich aan het voorbereiden was op een veldslag. Toen werd de gemeenteraad met vuurwerk, rookbommen en een manifest aangepakt door een groep van honderd. "Het waren mensen uit alle delen van de stad, die voor het eerst sinds tijden een poging hebben ondernomen om de ellende, die zij dagelijks ondervinden als gevolg van hun woonsituatie, te verplaatsen naar hen die daar zo graag politieke verantwoording voor dragen." De aktie duurde hooguit een kwartier, maar werd "D-Day" genoemd omdat het zoveel behelsde als een oorlogsverklaring aan de politiek. Het afwachten was voorbij en de stroomversnelling kwam op gang. Maar de ontruiming bleef uit, terwijl barrikadering en bewapening tot steeds grotere hoogte werden opgevoerd. De munitiekamer raakte gevuld, radio de Vrije Keyzer werd opgericht en ging de lucht in vanuit de panden, de bedspiralen werden vervangen door aaneengelaste rijplaten, gestut door bouwstempels. Een heel systeem van kontraspionage was opgezet. Door bij politiebureau's en ME-oefenplaatsen te posten, zou men op tijd te weten komen wanneer de ontruiming zou plaatsvinden. Bovendien hadden de buurten de bruggen rond de Keyser onderling verdeeld om die elk met eigen middelen te verdedigen. Honderden mensen waren kontinu paraat, in de demonstratie van eind januari liepen 3000 mensen langs de panden, terwijl de binnenploeg op het dak met vlaggen, versierd met kraaktekens, stond te zwaaien. Maar ook de tweede grote dreiging van half januari werd overleefd. De rond het symbool opgebouwde spanning ontlaadde zich in februari in een reeks incidenten met de politie: knokpartijtjes, invallen, kleinere ontruimingen, arrestaties. Toen besloten werd daaraan een halt toe te roepen, herkraakte men vrijdagmiddag 29 februari rond vijf uur een eerder ontruimd pand in de Vondelstraat. Voor het eerst vond de direkte konfrontatie op straat met de M.E. plaats, die men al verwacht had rond de Keyser. Deze veldslag op de hoek van Van Baerlestraat en Vondelstraat werd gelijk gewonnen, waarna het kruispunt voor het heroverde pand een weekend lang gebarrikadeerd bleef. Toen de maandagmorgen erna de straten met tanks werden schoongeveegd, verspreidde de rel zich met veel geweld door de stad. Maar vanuit het pand zelf gebeurde niets en het werd verder met rust gelaten. Praktisch diezelfde dag werd de kroning van Beatrix op 30 april in Amsterdam bekendgemaakt. Daarna werd april tot aktiemaand uitgeroepen, die werd geopend met de kraak van 52 luxeappartementen aan de Prins Hendrikkade. Bovendien bereikte de kraakgolf zijn hoogtepunt, men was dag in dag uit in de weer en buurt na buurt verschenen nieuwe kraakgroepen. De aandacht voor de Groote Keyser zakte weg in de storm der gebeurtenissen. De Keyser werd al die tijd bevolkt door een groep die tussen bezetten en bewonen in zweefde. Het barrikademateriaal had het huis overwoekerd, het ene keukentje was een puinhoop. Op de onderste verdiepingen kwam geen daglicht. "Het was in die tijd geen kwestie van wonen maar van overleven, rond de elektrische kacheltjes," schreef een blad een jaar later. "Experimenteel samenwonen in de uiterste vorm zou je kunnen zeggen, kontinu de ontruimingsdreiging die boven je kop hangt, bezig zijn met het pand op wat voor manier dan ook. Proberen wat schoon te maken, leuke akties en borrels buitenshuis, flippen op de kou en het feit dat er altijd zo weinig te vreten is, veel lol met leuke winkeldiefstallen, autonoom eten enzovoort." Er kwamen voortdurend meer of minder vage figuren binnenlopen die er een open inrichting van maakten. "De mensen die hielpen met barrikaderen bleven daar gewoon. Ik woonde ergens op de grachten, ik kwam daar en in een roes van 'hier gebeurt het' woonde ik daar vanaf toen ofzo. Ik ben er nooit heen verhuisd. Je zat daar gewoon." Hier is Max aan het woord. "Omdat er maar niet ontruimd werd bleven we als een soort trouwe honden wachtlopen op het dak en formeerden we een scannerploeg die in een pand in de buurt zat voor als er onverwachts ontruimd zou worden, dat dan de boel verdedigd kon worden. De mensen die de Keyser een beetje probeerden draaiende te houden, zo'n 10 of 20 - er vielen er steeds meer af die er gek van werden -, zijn daar tot rond 30 april vrij konsekwent mee doorgegaan." Tot dan toe was er vreselijk veel vergaderd over de Keyser. Max: "Op een gegeven moment wist niemand meer hoe we daar nu verder mee moesten. Het was, ook kwa publiciteit, zo uit z'n voegen gebarsten en zo zwaar gebarrikadeerd, je kon niks meer met het pand. Toen hadden wij zoiets: het is wel mooi, die Groote Keyser moet blijven bestaan, maar wij gaan hier weg." De binnenploeg brak het souterrain open, ze barrikadeerden de binnentrappen naar het woongedeelte en organiseerden het half-jaar-dreiging-feest met bandjes en dekschuiten op de gracht. "Hoe mooi zag de lange gang van het sou er wel niet uit, nadat de punks zich de hele dag te pletter hadden staan graffittiân." Een week daarna, op 31 mei, kraakten ze de Vogelstruys. Wanneer rond een punt spanning wordt opgebouwd zal die uiteindelijk altijd, hier of elders, tot ontlading komen. De Groote Keyser was op rationele gronden uitgeroepen tot symboolpand: het zou de eerste grote ontruiming worden van "1980 ontruimingsjaar?", waarin vele panden zouden volgen. Om deze voortrekkersfunktie te kunnen vervullen, werd het pand opgeofferd aan een reeks militaire maatregelen, van zware barrikadering van het huis zelf (voor het eerst met zo'n grondigheid), werpploegen die gooi-en smijtwerk in overvloed tot hun beschikking hadden, een gedetailleerde verdedigingsstrategie voor de omliggende straten en een netwerk van wachtposten tot ver buiten de stad. Zonder dat iemand er ooit voor gestudeerd had, werden de drie centrale principes van de vestingbouw herontdekt en in praktijk gebracht, die Maarschalk van Vauban eind zeventiende eeuw geformuleerd had. Vauban stelde dat de verdediging ten eerste plaats dient te vinden op meerdere, ruimtelijk achter elkaar geplaatste linies. Ten tweede dat de specifieke kenmerken van de plek waar een vesting gepland is, worden aangewend voor de verschansing en de mogelijkheid tot uitvallen. En ten derde dat er een onevenwichtigheid wordt gekreâerd tussen de toegang en de uitgang: het moet moeilijk zijn om erin en makkelijk om eruit te komen. Tegelijkertijd werd er een eind gemaakt aan het normale, sociale leven in de panden, er werd hooguit nog gekampeerd in afwachting van de komende gebeurtenissen. Vanaf het moment van de fortificering werd de spanning vanuit twee kanten gevoed: de krakers in de stad verbonden hun lot met dat van de Keyser, en de binnenploeg bereidde zich voor om tot het uiterste te gaan bij de verdediging van de panden. De Keyser was, in tegenstelling tot kerncentrales of legerplaatsen, een symbool waar je v¢¢r was, dat je hele eigen verhaal samenvatte. Dat verhaal kon niet tot het einde toe worden uitverteld, omdat de overheid bang was op deze extreme uitdaging in te gaan. De Vogelstruys zou de belofte van de Keyser, een aktieve verdediging van binnenuit, inlossen. De onbekendheid met de konfrontatie op straat was medio 1980 voorbij, maar waar die aktieve verdediging toe zou leiden kon nog steeds niemand vertellen. Frits trok veel op met de Keysergroep: "Ik had gehoord welk pand ze wilden kraken en was die middag in Zuid. Je rijdt langs een makelaarskantoor, daar hangen van die fotootjes en dan kijk je altijd even of in de buurt nog wat leegstaat. Daar stond de Vogelstruys toevallig ook op." Het stond dus echt te koop. De Vogelstruys bestaat uit twee huizen, Herengracht 329 en Singel 370, die met elkaar verbonden zijn door een tussenhuis. Het was op de dag van de kraak, 31 mei 1980, in bezit van de familie Bîschen, "zwarthandelaren uit W.O. II", die er een spekulatiewinst van ü360.000,- op probeerden te maken. "We verzamelden die zaterdagmiddag op de Spuistraat. Er ging een klubje vooruit, maar het openbreken lukte niet. Koevoeten hielpen niet. Toevallig had ik zo'n zware rechte staaf van anderhalve meter bij me, helemaal niet subtiel en daarmee beukten we de deur open en toen ging het alarm af. Dat is het zwijgen opgelegd, het barrikademateriaal werd doorgegeven en het timmeren begon. Naast spiralen werden schotten gebruikt. Het duurde allemaal wat langer dan normaal." Max: "Toen zaten we binnen, de politie kwam er ook al aan, maar er waren zoveel mensen, dat liep wel. Het was ook heel gezellig, eindelijk weer eens een vertrouwde grachtengordelkraak. Veel bekenden, het had wel z'n sfeertje. Terwijl 50 krakers een deur aan het inrammen waren, met leren jassen en alles, kwam een driftig manneke het buurhuis uitgehold die zei: 'Dat kunnen jullie niet doen, dat is jullie bezit niet!'. Die werd weggeduwd, zo van, ga jij even ergens anders spelen." Een spandoek met daarop 'retteketet we zijn gekraakt' werd aan de gevel gehangen. Op de Raadhuisstraat liepen toevallig wat muzikanten in ME-kleding en die kwamen voor de deur hun deuntje blazen. "Als je op de Herengracht binnenkwam, was het allemaal gelijkvoers, geen trapjes of iets. Er was wel een lift naar een soort nep appartement op de tweede en derde verdieping. Die lift was aangelegd voor de moeder van de vorige eigenaar, een invalide dame. In de lift zat een telefoon en die werkte in eerste instantie ook nog. Het grappige was dat de rechercheurs van buro Lijnbaansgracht die waren langsgeweest, aan het nummer waren gekomen. 's Avonds belden ze op om te vertellen wat voor advies ze hadden uitgebracht, dat ze leegstand hadden gekonstateerd en het niet op lokaalvredebreuk ontruimd zou worden. Ik stond in die lift met de telefoon en zeg: 'Nou dat is mooi, maar kan je misschien vertellen wat m'n nummer is?' Een paar dagen later werd ie afgesloten. We hebben die lift op een gegeven moment buiten werking gesteld. Als er alarm was, en er kwamen veel mensen, waren er ook punks die met de lift gingen spelen. Er zat zo'n luikje in en daar gingen die gasten dan doorheen klimmen. Je moet er niet aan denken dat er per ongeluk eentje geplet zou worden." Snel werd het pand geãnspekteerd. "D'r lagen wat oude boekjes, voor de rest was het leeg. Behalve dan het appartement op twee hoog aan de Herengrachtkant met wat pseudo-antieke meubeltjes, een bad, een inbouwkeuken, plus een kamertje met een groot bed, allemaal om te suggeren dat het bewoond werd. En er was het geheimzinnige kamertje op begane grond waar je alleen met de lift kon komen. Dat was stik en stik donker, een gigantisch zwart gat, zonder ramen of deuren, eng." Max: "Het was echt zo'n oud mystiek Amsterdams pand. Je had daar beneden nog zo'n oude keuken, met een schouw en van die tegeltjes. Daaronder was een kelder met gewelven en een beerput. Daar zat dan weer een souterrain naar de Singelkant toe. Aan die kant had nooit iemand gewoond, het was een en al bijna eeuwenoud stof wat je daar tegenkwam. Het was een heel spookachtig romantisch huis. Het had een hele mooie zolder, en ik besloot daar te gaan wonen. Van daaruit ging een deur naar een tussenplatje op het dak tussen de twee huizen. Daar zat een deur naar de Herengrachtkant, waar je langs kon lopen naar een achterhuisje met aanbouwtje, allemaal aan elkaar gebouwd met verschillende niveaus. Eronder had je ook weer allemaal gangetjes die in elkaar overliepen." En hij vervolgt: "Naar de Vogelstruys hebben ik en een aantal anderen al onze spullen verhuisd. In de Keyser hadden we dat nooit gedaan. Daar sliep je ergens op een matrasje achter de staalplaten. Maar nu hadden we zoiets: dit wordt het, hier gaan we wonen." "Om een uur of elf kwam een of andere vago langs, een Tsjech, Michael Schmaus, die beweerde dat hij voor de eigenaar werkte. Hij zei: 'Bîschen is bezig een knokploeg te formeren en die komt vanavond om een uur of twaalf.' Toen zeiden wij: het zal wel waar wezen, altijd die paniekverhalen... En precies om twaalf uur begonnen ze met bijlen de voordeur in te hakken, terwijl wij een beetje stoned biertjes zaten te drinken." Frits was in z'n eentje boven. "Er lagen heel veel bakstenen bij de ramen. Plotseling een hoop kabaal. Ik zie dat de knokploeg bezig is om binnen te komen. Het waren bouwvakkers, geen sportschooltypes. Ze stonden op straat. Ik gooide eerst een grote baksteen naar beneden, maar expres mis. Daarna een kleine steen per ongeluk mis. Sietze en nog een paar mensen kwamen schreeuwend aanhollen en toen stoven ze weg als een gek. Voor mij was dat belangrijk, omdat de drie keren daarvoor dat ik de eerste nacht na een kraak was blijven slapen, er drie keer een knokploeg was geweest. Ik was doodsbang, maar hier, met dat simpele gooien en ze weg zien stuiven, was m'n angst meteen voorbij. " Nog in diezelfde nacht werden ruiten ingekinkeld bij de eigenaar die vlakbij op dezelfde gracht woonde. "Daar hoefde weinig over gepraat te worden." De dreiging bleef de eerste weken onverminderd bestaan. Er was sprake van de formering van een knokploeg van 60 man, die gepareerd werd met steeds zwaardere barrikadering, krakers die kwamen slapen, wachtlopen en akties tegen Bîschen. Direkt na de kraak had hij aangifte van lokaalvredebreuk gedaan, die nog steeds in behandeling was, ondanks het rapport van rechercheur Erhard, die bij zijn bezoek leegstand had gekonstateerd. Frits: "Ik ben nog een keer met Max naar het Paleis van Justitie op de Prinsengracht gegaan, op zoek naar Asser, de dienstdoende Officier van Justitie. Er waren geruchten dat het die dag ontruimd zou worden. Om te vragen hoe het nou zat met die lokaalvredebreuk en dat het toch echt niet kon. Want ondertussen hadden ook nog twee advertenties in De Telegraaf gestaan, waarin de Struys te koop werd aangeboden. Dat was ook bewijsmateriaal dat er geen huisvredebreuk was. Plus mijn verhaal dat ik het bij die makelaar te koop aangeboden had zien staan." Max: "Op gegeven moment kregen we Fehmers te spreken, de Officier van Justitie die tijdens de kraak weekend dienst had gehad en moest besluiten of de lokaalvredebreuk werd toegekend. Die maakte een gehaaste indruk en nam de informatie in ontvangst. Er gebeurde verder die dag niks." Er waren aanwijzingen dat politie of knokploeg over het dak zou komen via een van de buurhuizen. Op de overloop van het dak naar de Singelkant werd een fortje in het rond gebouwd van beddespiralen en prikkeldraad. Twee grachtenschijnwerpers werden op beide hoeken gezet voor als de knokkers 'snachts zouden komen. Frits: "Bij mij voor het huis had ik zo'n mooie grote lamp, die de bomen langs het water verlicht, weggehaald. Naast ons woonde een vervelend ventje, zo'n gehoorzame geraniumspecialist en die had dat gezien. De volgende dag was ik de lamp met een bakfiets aan het afvoeren, gewoon open en bloot en dat had hij alweer gezien en de politie gewaarschuwd. Maar die kwam te laat." Het hele pand lag vol met bakstenen en slagwapens. "De spanning was goed." Voor Max was het de tijd van de Duveltjes. "We bleven veel thuis om op te passen en dan ging iemand bij de Aas van Bokalen wat flesjes halen, daar hadden we een deal mee. We zaten meestal in dat appartement op de derde verdieping, waar ook een open haard was. Er zat daar ook een schotje, een soort garderobe. Het was juni, maar desondanks nog vrij koud. Dus hebben we dat hele houten schot opgestookt, en dan een Duveltje erbij, naar de open haard kijken en zo eens een beetje praten hoe het allemaal verder zat. Ik was ook behoorlijk verliefd in die periode, op Claar, en die was er ook gaan wonen." Frits: "Er werd veel Doors gedraaid, dope en vuurtje stoken, dat sfeertje. D'r werd in plastic verpakt lichtbruin gesneden brood gegeten, met een bonk kaas van Albert Heyn, daar werd alles gejat. Af en toe werd gekookt. De hele nacht zat je te wachten in ploegendiensten en dat weken achter elkaar. Dan ben je alleen nog maar daar mee bezig. Het waren de mensen er niet naar om te vergaderen, op een na waren het ook geen intellektuele types. Ik kende die mensen goed en het buurtgroep-gevoel was heel sterk. Het was jouw buurt, jouw blok. Je was erbij en hielp ze. Je nam er ook alle tijd voor." Max: "Wij hadden zoiets uit de Groote Keyser meegenomen van: als er wat gebeurt gaan we knokken. Dat was een soort ongeschreven regel, iedereen wist dat van elkaar. Je werd in die tijd doodziek van de gigantische hoop vergaderingen, ook bij de Keyser, waarin niemand het met elkaar eens kon worden. En toen bij de Vogelstruys was het opeens: zo is het, alle mensen zaten op een lijn, het was ontzettend duidelijk. Er werd wel over gesproken ofzo, maar iedereen paste zich aan elkaar aan, dat ging vrij automatisch. Bovendien was, in de Grachtengordel en de Jordaan, de Vogelstruys weer iets eigeners, het was op iets kleinere schaal. Het was ook een verademing voor veel mensen - dat er niet gediskussieerd werd over wat er wel of niet zou gebeuren. De pers heeft er ook nooit over geschreven voor de rel." Toch vertrokken een aantal bewoners die niet weer in de roes van akties en wachtlopen terecht wilden komen. "Toen wij weg waren uit de Keyser heeft Hein uit de Staatsliedenbuurt beslag gelegd op het pand, om de boel wel weer even op poten te zetten, met nieuwe bewoners en alles. Hij heeft een paar van ons naar zich toe getrokken en op hun gevoel ingewerkt. Hij benoemde ze tot een soort luitenantjes die hun taak hadden bij de wederopbouw van de Groote Keyser. Hein besteedde er geen enkele aandacht aan dat op andere plekken in de stad op dat moment veel meer aan de hand was. Bij de Keyser gebeurde eigenlijk helemaal niks. We hadden de eerste dagen bijvoorbeeld gasmaskers, vuurwerk en wat rookbommen uit de Keyser opgehaald. Hein stond erop dat dat spul terugging. Een misvatting. Als er ergens gasmaskers handig waren geweest, dan wel in de Vogelstruys. Daar hebben we ontzettende ruzie over gemaakt, er groeide een soort halve vijandschap doorheen." In de gestencilde brochure waarmee "de Groote Keyser Kampagne" van Hein en konsorten gepresenteerd wordt aan de buurten staat het zo: "Dat de bewoners tussen de puinhopen moesten zitten, kwam hun psychische toestand niet ten goede. Dit heeft ertoe geleid dat enkele oude bewoners tijdelijk afhaakten. Zowel het feit dat deze mensen weer terugkwamen en dat er nieuwe enthousiaste bewoners bij zijn gekomen hebben ervoor gezorgd dat de motivatie weer optimaal is." Men begint met het leegruimen van het fort en het inrichten van een infocentrum in het souterrain van de Keyser. De radio blijft wel vanuit het pand uitzenden: "De Vrije Keizer is Çcht vrij. Laten we dit in godsnaam niet verliezen, maar uitbreiden. Een reden temeer om ons uiterste best te doen om de Groote Keyser te behouden." Op donderdag 3 juli 's ochtends om een uur of elf lag Max in zijn bed op zolder. "Ik hoorde opeens geschuifel en gestommel op het dak. Dus ik opstaan en ik zie allemaal van die dikke vette gasten stukje bij beetje de barricades weghalen. Wij hadden glasplaten in de dakgoot gezet en die waren ze stilletje aan elkaar aan het doorgeven. Ik dacht dat het een knokploeg was." Max rende vliegensvlug door luikjes en gangen naar de Herengrachtkant waar in de woonkamer een walkie-talkie lag. Daarmee kon alarm worden gegeven aan iemand die door z'n knie was gegaan en daarom altijd thuis zat. Maar net deze dag was hij op visite bij zijn moeder in Friesland. "Ik ben met dat ding de badkamer ingegaan, de deur op slot gedaan en ben hem op gaan roepen: 'Sietze, Knokploeg! Godverdomme, kom nou! Zitten er wel batterijen in?' Na een paar minuten heb ik de walkie-talkie achter de wc-pot verborgen. Ik had een of andere ijzeren staaf gepakt, ga de badkamer uit en sluip naar beneden om de anderen te waarschuwen. Op een gegeven moment kom ik een hoek om, staat daar zo'n agent. En dan denk je: ah, een agent, dat liever dan een knokploeg. Dus ik gooi die staaf weg en zeg: laten we het er maar over hebben. Toen bleek dat stillen over het dak waren binnengekomen en beneden de deur hadden opengemaakt. Nu stonden er busjes met petten op de gang." Hoofdofficier van Justitie mr Messchaert had, na van vakantie te zijn teruggekomen, het rapport van de rechercheurs die de Vogelstruys na de kraak bezocht hadden, genegeerd en kende de Bîschens lokaalvredebreuk toe. Bovendien was kommissaris Toorenaar net gedegradeerd van narkotika naar buro Lijnbaansgracht en wilde hij bewijzen dat hij heus nog wel tot iets in staat was. Hij koos daarom als moment voor de ontruiming de dag waarop het kort geding diende tegen de bewoners van de luxe appartementen op de PH-kade ("omdat belangrijke figuren uit de kraakbeweging bij het proces zaten", aldus een courant). Max: "We waren met z'n zessen in het pand en toen we geboeid naar buiten werden gebracht stonden daar mensen te schreeuwen. Die hebben alarm geslagen op het gerechtsgebouw op de Prinsengracht." Karel: "Rechter Borgerhoff Mulder was nog maar net bezig toen er iemand de zaal inrende met de mededeling dat de Vogelstruys was ontruimd. We stoven de zaal uit naar de Herengracht. Daar kwamen we Toorenaar tegen die in z'n eentje naar het buro terugwandelde. Dus wij schreeuwen: 'Klootzak, dit kan helemaal niet!' Hij antwoordde: 'Ga eens op de Wallen kraken, dan heb ik respekt voor jullie.'" Frits: "Die morgen stond ik samen met Patrice bij het Hoofdburo te wachten met verfbommetjes op de arrestantenbusjes met mensen die waren opgepakt, omdat ze ramen hadden ingegooid bij een eigenaar in Landsmeer. Eerst waren we Max wezen halen, want die was altijd te laat. De deurbel zal het wel niet gedaan hebben. In elk geval, er werd niet opgedaan, ze werden maar niet wakker. We gooiden steentjes tegen het raam. De tijd begon te dringen, dus zijn we maar met z'n tweetjes bij het Hoofdburo gaan wachten op die busjes. Die kwamen nooit en toen we weer thuis waren hoorden we dat de Struys ontruimd was. Iedereen bleek inderdaad te slapen toen het gebeurde, ze zullen wel behoorlijk gezopen hebben. Ik stond op de Noordelijke burg aan de Singelkant. Het was al afgezet door petten. Ik was hardstikke kwaad dat er godverdomme maar niks gebeurde. Het alarm begon te werken, maar heel langzaam. Niemand durfde er doorheen te breken, want we waren met te weinig." De politie had wat bouwvakkers annex knokploegleden binnengelaten en vertrok zelf na een uurtje. De aanwezige krakers liepen aan beide zijden naar het pand toe om de situatie in te schatten en hoorden dat binnen luid getimmerd werd. Joep had nooit iets over de Vogelstruys gehoord: "Ik was alleen thuis en had net 's ochtends in het kader van mijn studie geschiedenis m'n laatste skriptie ingeleverd voor ik er mee kapte, toen alarm kwam. Ik ging erheen op de fiets, zonder enige voorbereiding. Iedereen verzamelde zich voor het pand. Er werd niet vergaderd, overlegd, er was geen pamflet of spandoek. De vraag was wanneer er genoeg mensen waren." Allengs kwamen meer mensen aanfietsen en begon het door te dringen dat men geheel in eigen kring was, terwijl de politie in geen velden of wegen te bekennen viel. De laatste rel was 30 april geweest, toen duizenden mensen aan het stenen gooien waren, lol hadden en ieder verband met kraken ver te zoeken was. Vooraf al had het alle schijn gehad dat de kroningsdag op een bestorming van de macht zou uitlopen, het naar het front oproepen tijdens "april axiemaand" was een groot sukses geworden. Hiervan bang geworden hadden de kraakgroepen voor een defensieve geste gekozen en de kroning omgedoopt tot landelijke kraakdag. Er zouden panden buiten het centrum gekraakt worden, terwijl anderen in het Sarphatipark een feest organiseerden. Daarnaast was er een affiche geplakt dat opgeroepen had tot een demonstratie tegen de kroningsvertoning. Temidden van een mediaoorlog leek het erop dat krakers onderling verdeeld waren over wat er met de leus "geen woning, geen kroning" gedaan moest worden: gewoon kraken, of de plechtigheden gaan verstoren. De politie, onder leiding van kommissaris De Rhoodes, kwam 'smorgens met een frontale aanval op het buurtfeest, dat krakers op de Bilderdijkstraat in de Kinkerbuurt hadden georganiseerd rond de kraak van een leegstaand kantoorpand. Toen realiseerden de toegestroomde krakers zich dat de grootschalige matpartij waar ze zo voor gevreesd hadden er inderdaad zou komen. Maar in de rel die losbarstte werden de ME met paarden en spuitwagens en al na enige tijd plotseling teruggetrokken. Daarmee kreeg men nu wel ineens ook zin in de festiviteiten die voor de rest van de dag waren aangekondigd. Die middag werd door de politie opnieuw een aanval ondernomen op de beginnende anti-kronings demonstratie op het Waterlooplein. Toen ook hier de ME was verdreven, werd via Damstraat en Rokin de run ingezet op de kerk waar de kroning plaatsvond. De meeste krakers deden daar met overgave aan mee, kwaad en opgelucht dat de politie hen die dag toch hun rel had bezorgd. Maar de straatgevechten, waarin een groot deel van het politiematerieel naar de schroothoop werd geholpen, hadden zo'n omvang gekregen dat ze op de krakers de indruk maakten, niet langer hun rel te zijn. "Het was gewoon jennen, pilsje drinken en dan weer de straat op achter de ME aan, en daarna weer in een kafÇ door het raam kijken hoe ze langskwamen" (Max). "Dat was geen kraken meer, dat was een algehele beweging waarin iedereen alles kwijtkon wat ie wilde" (Joep). De drijvende kracht achter 30 april kwam uit veel meer hoeken dan die van de krakers alleen, het werd hen allemaal te groot. Dat leidde na de feestdag tot heftige en aanhoudende onderlinge ruzies, die zich met name ontlaadden op een bewoonster van het NRC die zich volgens een persorgaan "namens de kraakbeweging" gedistantiâerd had van de rellen (ze zei: "Wat er gebeurd is vinden wij zinloos."). Op straat voor de Vogelstruys vond men elkaar nu opeens terug op een overzichtelijk speelveld, in een kleine maar bekende groep en met een duidelijk doel: een huis. De lokale ervaring funktioneerde weer. "Het ging gewoon weer om kraken en spekulatie en we stonden ook volledig in ons recht" (Joep). Men bewoog zich opnieuw gezamenlijk door de vertrouwde kraakruimte en wist dat. Als vanzelfsprekend kwam toen het idee op te gaan herkraken. De herkraak is een extreme kraak. Als een knokploeg eruit wordt geslagen heeft dat de allure van een burgeroorlog, de "eigenrichting" roept beelden op uit de jaren dertig. De opiniebewerkers presenteren het graag als een teken dat de demokratie weldra ten onder zal gaan. Daarnaast is het heroveren van een door politie ontruimd pand de meest vergaande vorm om "jullie rechtsorde" te ontkennen. Men kan zich dan op geen enkel recht meer beroepen, alle processen zijn verloren of zullen nooit meer worden gevoerd. Men is eruit gegooid op meer of minder wettelijke gronden en heeft alleen het morele recht van de sterkste nog aan zijn kant. De herkraak maakt van een pand direkt een symbool met een grote intensiteit. De Vondelstraat was zo'n type herkraak, het leidde tot grote rellen, maar het pand zelf speelde toen niet zo'n belangrijke rol. Het bezetten van het kruispunt had de hele herkraak overschaduwd en het pand hoefde uiteindelijk niet van binnenuit verdedigd te worden. De Groote Keijser had de belofte van een vreselijke veldslag geboden, maar die was teveel in zichzelf vastgedraaid om ooit nog gevoerd te worden. De Vogelstruys bood diezelfde belofte, maar binnen een praktische maat. Het hele verhaal over spekulatie en knokploeg was hier zo duidelijk, dat het niet meer verteld hoefde te worden. Het pand was meer waard dan een stille ontruiming met platte petten, vaststond dat het met geweld verdedigd zou worden. Nu dat niet gebeurd was door Toorenaars sluwe zet, wilde men een tweede kans kreâren. Wat meer was: na elkaar twee maanden lang alleen in de ruzieachtige sfeer te hebben gezien, ontmoette krakend Amsterdam elkaar weer zonder zelfs maar enige noodzaak tot diskussie te voelen en konden ze zich zodoende volledig overgeven aan de gebeurtenis zelf. En die ging op dit aanbod in. Toen er om ÇÇn uur genoeg mensen waren en de politie nog steeds niet te bespeuren viel, bleek er te weinig materiaal te zijn om tot aktie over te gaan. Helmen en koevoeten werden gehaald en aan de Singelkant gingen de eerste ramen in. Aarzelend vormde zich een groep die daar met een koevoetje de kelderdeur probeerde open te wrikken. Frits: "Dat deurtje ging naar buiten toe open, dus het sloeg nergens op, we hadden hem zelf gebarrikadeerd. De knokploeg begon dingen van drie hoog naar beneden te smijten, stenen, een stuk rioolpijp en een stoeltje. Een aantal mensen had een helm op en een stuk hout in hun handen, maar het was te gevaarlijk en we kapten ermee. Het duurde allemaal te lang. Ik liep om naar de Herengracht en daar bleek ook een grote groep mensen. Daar werd heen en weer gegooid met stenen. Het lukte niet om bij de deur te komen, er werd raak gegooid. Omdat we zagen dat je er zo niet bij kon komen, zijn we met een paar als de wiedeweerga naar de Keyser gegaan met een bakfietsje. Want wij wisten hoeveel materiaal er binnen in de Struys lag. Onderweg namen we nog een grote deur mee uit een vuilkontainer, er zat een rond gat in en daar wilden we in de Keyser poten onder zetten en een spiraal bovenop leggen, zodat zware dingen een beetje zouden terugstuiteren. Een mooie konstruktie, maar er was helemaal geen gereedschap in de Keyser. Het was er zo desolaat geworden, dat we geeneens spijkers konden vinden. Tijd, tijd, tijd, opschieten. Het werd heel krakkemikkig. Het kon het gewicht net houden als we er recht onder stonden, maar meer ook niet. Met veel moeite hebben we dat ding op 't bakfietsje gekregen en die naar de Herengracht geduwd. Daar hebben we hem met vereende kracht op z'n poten gezet. En toen eronder en schuifel, schuifel, schuifel naar voren." Karel stond ook aan de Herengrachtkant. "We schuilden achter bomen en auto's, met een groep stonden we puntige straatsteentje te kijlen, die verderop met een hamer op handzaam formaat werden geslagen. Toen de deur op pootjes in beweging kwam, vloog van de straat een enorme stenenregen op het pand af om de knokploeg op afstand te houden. Terwijl de ramen in diggelen omlaag kletterden gooide die net zo hard terug. Men schuifelde naar het rechterraam waar al het begin van een gaatje in de barrikadering zat. Daarachter stonden knokploegleden klaar om er op los te slaan. Toen ging het opeens erg snel. De knokploeg was zo verdwenen en binnen een minuut werd de voordeur ingeramd met balken en verkeersborden." Tegen drie uur stromen de mensen achter elkaar naar binnen. Frits: "Tussen begane grond en de eerste verdieping hadden we een groot luik gemaakt en dat was dicht. Wij stonden daar dicht opeengepakt onder. Ik wist dat erboven koelkasten en wasmachines klaarstonden om op het luik te zetten, die hadden wij daar neergezet. Het was zeer waarschijnlijk dat de knokploeg die nu op het luik hadden geschoven. Opeens was er iemand met een cirkelzaag en die begon daar zomaar in dat luik te zagen. Ja, wie heeft zoiets nou bij zich? Misschien lag dat daar gewoon. Ik was bang want er stond een grote mensenmassa op de trap. We schreeuwden tegen de knokploeg dat ze weg moesten over de daken en de konfrontatie uit de weg moesten gaan. Want ze waren gelynchd. Uiteindelijk ging het luik toch kapot en godzijdank bleek er niks op te staan." Vanaf de Herengracht werd er doorgerend naar de Singelkant om de deur open te gooien. Daar kwam Joep het pand binnen: "Ik was stomverbaasd over een zooitje Italianen uit de Oosterpark die even later binnenkwamen en, dat had ik nog nooit gezien, stalen katapults bij zich hadden. Onder geroep en gekrijs werden loden kogels in het ronde, smalle trappenhuis naar boven geschoten waar nog wat lui van die knoegploeg zaten. Die zijn via het dak ontsnapt. Het was even de vraag of iedereen wel weg was. Want dat kreeg je later. D'r was een kreupele schoonzoon van de eigenaar. Zo'n merkwaardig verhaal dat bij het proces ook nog opdook, dat wij die gegijzeld zouden hebben in een of ander duister kamertje bij de lift. Ik hoorde dat hij buiten zat en dat er telefonisch kontakt was. Dat waren van die dingen die we niet zeker wisten. Vervolgens werd het alarm een aantal keer herhaald en werd wat gereedschap aangerukt." Na de euforie gaat de gebeurtenis een luwte in en valt de groep die massaal het pand heeft aangevallen uiteen. Mensen als Karel en Joep, die niet eerder binnen waren geweest, sprinten door het pand en leggen een bliksembezoek af aan het dak om de ontsnappingroutes te inspekteren. Joep haalt het prikkeldraad weg dat over de dakvluchtroute was gespannen, "maar ik heb daar niet verder gekeken dan m'n neus lang was". Frits gaat met een vriend even koffie drinken op het Spui. Binnen wordt de fortifikatie in handen genomen. De deur die als schild diende, wordt provisorisch achter het gesloopte raam getimmerd. Via de Singelkant worden beddenspiralen naar binnen gebracht. Het bericht komt door dat ME in aantocht is. De in de Vogelstruys aanwezige herkrakers realiseren zich dat eindelijk het moment daar is om een pand van binnenuit te gaan verdedigen en beginnen zich daar innerlijk op voor te bereiden, om de zenuwen onder kontrole te krijgen. Aan de overkant van de Herengracht had zich een hele menigte verzameld die stond toe te kijken en de rondvaartboten bleven langsvaren. Max zat nog steeds in de cel op de Lijnbaansgracht. "Op een gegeven moment zei de speaker van het buro dat al het ME-personeel zich moest gaan melden. Toen dacht ik: hÇ, wacht eens even, wie weet. Toen werd ik om een uurtje of drie verhoord. 'Heb je wat te melden?' 'Nee.' 'Sodemieter dan maar snel op naar je makkers.' Ik wist niet wat er aan de hand was, dus ik loop gewoon terug naar de Vogelstruys en zie allemaal mensen stenen gooien... Ik kwam precies op het moment dat de ME behoorlijk klem stond voor het pand." In allerijl waren 120 ME'ers opgetrommeld en zonder enige voorbespreking of kennis van zaken naar het adres op de Herengracht gestuurd. Als eerste komt een busje met ME in opleiding aanscheuren vanaf de Raadhuisstraat, baant zich een weg door de toegestroomde nieuwsgierigen aan de overzijde van het water, draait de Huidenstraatbrug op, rijdt blind het stuk gracht voor de Struys op, stapt uit en begint daar aan een 200 meter lange charge. Joep en Karel zitten nog binnen. Joep: "Op het moment dat de smeris komt moet je beslissen: blijf je binnen of ga je naar buiten. De belangrijkste reden om te blijven was voor mij dat je eraan begonnen was en dan moet je het ook afmaken, geen gezeik. Maar je hebt natuurlijk ook iets vaags van: binnen heb je een grotere kans dat je gepakt wordt. Maar het was vooral: konsekwent zijn. Het waren maatjes, daar bleef je bij. Het waren krakers, maar ook mensen die elkaar goed kenden uit dit soort situaties. De toeristen en Italianen gaf het alleen maar een extra dimensie. D'r waren ook nog mensen bezig huisraad te verzamelen dat was blijven staan. Dat was voor hen misschien ook een reden om binnen te blijven. Er zijn natuurlijk ook mensen die blijven om te zorgen dat het niet uit de hand loopt, gewonden te verzorgen enzo. We waren met 30 Ö 40 mensen. Toen er al vreselijk gemat werd aan de Herengracht bleef de deur aan de Singelkant gewoon nog open. Geweldig." Max is op de Herengracht bezig. "Er werd voor iedere meter geknokt. Er waren naar verhouding niet veel mensen, of die waren vrij verspreid over al die bruggen en hoeken. Je stond daar met vijf mensen en met stenen - en dan keihard gooien en dan de ME paf! En dan deden zij weer een charge, en dan kwam er iemand naar voren die in z'n eentje met een ijzeren staaf 12 ME'ers de schrik op het lijf joeg. De ME'ers gingen ook met stenen gooien. Toen hoorde ik dat je via de Singel toch weer naar binnen kon en dat heb ik gedaan." Karel: "Ik had besloten binnen te blijven, maar ik was plotseling m'n buurtgenoten kwijt. Ik loop even naar buiten de Singel op om tegen ze te zeggen dat ik binnen bleef en zie ze net allemaal naar de hoek toe rennen. Ik daar achteraan, maar bedenk me dat ik binnen wil zijn. Als ik het trapje naar het huis opren, zie ik net Joep een balk achter de deur schuiven. Sorry, zegt ie nog. Ik ben via de noordelijke kant naar de Herengracht gerend." Frits komt van het Spui aanlopen en belandt midden in de rel. "Ik baalde als een stekker dat ik niet binnen zat. We wisten dat er zeker 30 of 40 mensen in het pand waren. Je kon er niet meer heen. Het was potdicht en ze zaten als ratten in de val. Alleen de Singelkant was nog niet afgezet met ME. Eerst stond ik op de hoek van de Herengracht en de Oude Spiegelstraat. Op de gracht stond een rijtje ME'ers. We renden naar voren, het hoekje om, stenen gooien en meteen weer terug. Het liefste stuiterend op de grond, want ze hadden schilden, maar als ze stuiterden wisten ze niet meer waar ze vandaan kwamen. Dat was ook de enige keer dat ik een vrouw non-stop stenen heb zien gooien. De ME was niet tegen ons bestand, ze stonden te springen en gooiden terug. Op de brug scheurden ze met een bus op je in. In een fraktie van een sekonde komt een steen recht op me af, ik zie hem pas op een meter afstand voor m'n gezicht en duik weg. Even later werd achter mij traangas geschoten, dikke wolken, terwijl de ME voor mij aan het chargeren was. Toen heb ik m'n adem ingehouden en ben daar dwars doorheen gerend. Daar werd je niet goed van." In de tussentijd is de rest van de ME gearriveerd, inklusief de BraTra-eenheid die in plaats van het CS-gas, waarmee men op 30 april kennis had gemaakt, met het oude CN-gas schoot dat vanaf mei dat jaar verboden was. Karel: "Het gas kwam de steeg in waar wij stonden. We maakten ons er niet druk om want we hadden sjaals om. Het bleek opeens veel sterker te zijn dan we gedacht hadden en kokhalzend renden we over de Singel terug. In een van die straatjes gingen we bij een groenteboer citroenen kopen die we door lieten snijden en waarmee we in elkaars ogen spoten om het gas weg te krijgen. Toen we waren bijgekomen, bleek de zaak te zijn afgezet." In het pand zijn Joep en Max op de derde verdieping terechtgekomen. Joep: "Je kon niet goed naar buiten kijken. Wat er zich op die gracht afspeelde hoorden we vooral. Knallen, stenen gooien, roepen. Toen de gracht was vrij gemaakt zag je plukjes ME'ers bij bomen staan, met schilden. We hebben de ramen opengemaakt en zijn gaan gooien. We waren daar met drie of vier mensen. En de Vrije Keizer was in de lucht. Wij hadden een radio en ze draaiden toen de ontruimingstape, Streetfighting Man en Anarchy in the U.K., dat verhoogde de feestvreugde. Ik zei nog: 'Ze draaien ook altijd hetzelfde! Kan ik niet een verzoekplaat aanvragen?' De materialen om naar buiten te keilen stonden klaar. Er gingen hele beddenspiralen naar beneden en stoelen, tafels en kachels, echt alles. Op een gegeven moment kon het niet zwaar genoeg zijn, dat maakte geen flikker meer uit. Ik kan me wel herinneren dat ik tegen Max zei: 'zouden we dat wel doen', maar hij zei 'wat maakt dat uit, of je nou een steen van een pond gooit of een bed van 3 kilo'. Daar heeft ie natuurlijk volkomen gelijk in." De politie volgde bij deze tweede ontruiming in principe dezelfde taktiek als de herkrakers die middag hadden toegepast. Bij de waterkant stonden traangasschutters achter de bomen die zoveel mogelijk traangasgranaten naar binnen schoten om de binnenploeg van de ramen weg te houden. Tegelijkertijd schuifelde een groep naar voren met de schilden boven het hoofd, om ook weer via het rechterraam het pand binnen te komen. Max: "Het was echt een beetje Asterix en Obelix met die schilden. Op twee hoog lukte het ze om gas naar binnen te schieten, omdat daar grote ramen waren. Maar wij zaten achter een vrij klein raam waar we een matras voor hielden, dat we af en toe opzij schoven om te gooien." Joep: "Het was niet de moeite om voor een steen dat matras opzij te zetten, dus hebben we op een gegeven moment ook een heel kistje bakstenen naar beneden gepleurd en uiteindelijk een spiraal toen we weggingen. Het is ook een kwestie van effenciântie, optimaal benutten van de zwaartekracht. Je hebt helemaal geen tijd voor bedenksels. Het enigste waar je bij stilstaat is: hoe overleef ik dit?" Max: "Ik heb nog aan de wastafel zitten rukken omdat er niks meer was om mee te gooien. De knokploeg had ook al de helft van het werpmateriaal op de herkrakers uitgestort, dus de munitie was gewoon op. Het werd vrij stil. Van de tweede verdieping hoorden we niks meer, we hadden het gevoel dat de mensen daar gevlucht waren. Bij ons was nog geen traangas naar binnen gekomen, al rook je het wel. Er kwam zo'n damp dat we het niet meer volhielden. Toen hadden zoiets: we moesten toch maar proberen weg te komen, dit gaat mis." Michiel was op twee hoog aan de Herengrachtkant met een groep van zo'n 15 mensen stenen naar beneden aan het gooien, toen er van de straat traangas naar binnen werd geschoten. "We zijn toen de ruimte uitgevlucht en stonden in de marmeren gang op twee hoog. Vanuit de kamer aan de Herengracht zagen we grote geelwitte wolken op ons aandrijven, maar je rook het nog niet. Daarna besloten we via de Singel eruit te gaan. We hebben daar de barrikades van de voordeur weggehaald, wat lang duurde. Op de gracht was het heel rustig, een raar kontrast met binnen. Links en rechts stonden ME-linies met de rug naar ons toe. Het duurde nog zeker een minuut voor ze ons zagen. 'Laten we door de ME heenbreken', riep iemand. We gingen naar rechts, het was ongeveer honderd meter lopen. Toen we halverwege waren draaide de linie zich om en stormde op ons af. Wij renden terug maar daar kwamen we de linie van de andere kant tegen. Bijna iedereen is toen in het water gesprongen of geslagen. Ik kreeg een tik, net toen ik de gracht in sprong. Aan de overkant lagen platte dekschuiten waarop volop mensen stonden te schelden naar de ME en die hebben ons eruit gehesen." Degenen die niet in het water sprongen passeerden op de brug kommissaris Toorenaar die daar met een: "Prachtig, prachtig!" zijn mannen stond aan te moedigen verder op de voorbijgangers in te hakken. Max en Joep zitten nog in het appartement op drie hoog. Ze horen niets meer beneden en gaan eens in de gang kijken. Max: "Wij doen die deur open: een witte mist van traangas. En dan er doorheen het platte dak op." Joep: "Op het dak zijn we naar de zolder aan de Singelkant getrokken en daar kwamen we mensen tegen van elders uit het pand, die ook het dak op kwamen. Ik ben nog even in het trappenhuis wezen kijken, waar de rest was gebleven. We hadden niet duidelijk door wanneer de ME binnen was gekomen. Daarvoor zag je dat ze buiten bezig waren, maar als je plotseling beseft dat ze binnen zijn, dan is er een soort paniekmoment. Want het maakt een heel ander geluid. Een ME'er die buiten staat is iets heel anders dan een ME'er die in je eigen huis staat. De ruimte is anders, de akoestiek is anders. Je ziet mensen niet meer bovenaf onder hun schild en helm, maar op de trap in hun gezicht. Dan gaat het opeens over je eigen lijf, terwijl als je buiten staat of van bovenaf stenen gooit, dan gaat het over het pand. Als ze binnen zijn denk je niet meer aan aanvallen of verdedigen, maar alleen aan je vege lijf redden, zo was dat bij mij. Er was geen sprake van het lijf-aan-lijf gevecht met ME aangaan." Om op het dak van de buren te komen moest de groep over een steegje van een meter breed en 12 meter diep springen. "Daar moesten we dus overheen en dat is goed gegaan doordat degenen die nog redelijk bij hun positieven waren, degenen die echt stonden te wankelen beet hielden. Twee bleven op het dak achter." Joep: "We zijn bij de buren via een keukenraam naar binnen gestapt. Dat stond niet open, ik geloof dat we daar wel enige kracht moesten gebruiken. Maar dat was ook wel nodig, want we waren behoorlijk bedwelmd. Dat gas slaat ontzettend op je ademhaling, rood uitgeslagen gezichten. Je was een beetje dizzy, groggy, je kwam niet meer zover. Je moest water drinken, die keuken in, deppen. Toen kwam er een oud wijffie tevoorschijn uit een slaapkamertje, die was helemaal ontdaan, maar ook wel weer lief." Claar was uit het Singelpand het dak opgekomen en daar met de anderen over het steegje gesprongen. Zij vertelde later aan een krant: "Toen ik half binnen was in het raam van het buurhuis en even achterom keek, zag ik dat de ME ook inmiddels het dak had bereikt en daar in een groepje om de twee achterblijvers heenstond. Eenmaal binnen heb ik even gezeten om bij te komen van het gas. We gingen daarna met z'n allen op ÇÇn hoog een huiskamer in. Er was niemand, als vergoeding voor het gebruik van deze kamer legden enkele mensen geld op tafel plus een verontschuldigend briefje." Max: "We kwamen precies terecht in het huis van dat ventje dat bij de kraak naar buiten was gestormd en het er helemaal niet mee eens was. Die kerel is naar buiten gehold en heeft tegen de ME-kommandant gezegd: daar zijn ze!" Joep: "We zagen daar op straat die ME heen en weer rennen. Wij naar de plee, wassen en kijken of er wat te eten of te drinken was. We hebben overlegd wat we zouden doen, uitbreken of hier blijven. Wat kunnen ze ons maken als we hier zitten? Aan de bewoner zouden we uitleggen wat onze situatie was. Ik heb m'n jas uitgetrokken en onder een bed gestopt. Ik heb daar wel een minuut of 20 gewacht - een merkwaardige stilte, heel relaxed, die afwisseling van heftigheid en kalmte. Tot de ME kwam met Wagenaar, de bewoner. Ze timmerden op de deur en ik deed open met het verhaal dat u onze moeilijke situatie toch moest begrijpen, pats boem, d'ruit. 'Dit is mijn huis!', die dacht al dat ie z'n huis kwijt was. De ME was door het dolle heen en timmerde ons de trap af, het huis uit. Pok, pok, op je kop. Ik rol zo'n beetje de straat op en zag ME met de lange lat op ons afkomen, die dachten 'hÇ, waar komen die krakers vandaan?'. Rennend door een spitsroede van ME'ers heen. Misschien kom ik wel weg, maar dat lukte niet." Max: "Claar liep voor mij. De ME'ers stonden zo te rammen dat iedereen de trap af tuimelde, zij viel en is toen door de buurvrouw van beneden de woning in getrokken en niet gearresteerd. Zij kende die vrouw omdat haar hond, die ze ook een tijdje in het pand had gehad, gebeten was door de hond van die buurvrouw en dat mens toen de dierenartskosten betaald heeft. In die chaos viel het niet op dat zij haar toen redde." Een verslaggever zag de rest de straat op strompelen. "'Sla ze dood, sla ze dood dat tuig' schreeuwt een man uit het buurhuis. Op de hoek van de straat ligt een jongen te krijsen, terwijl een achttal ME-ers op hem inrammen: 'genade, genade, alstublieft'. Een meisje met bloedende hoofdwonden wordt een politieauto ingetrapt. Anderen worden aan hun haren over de straat gesleept." Een aantal mensen wist ondanks zware hoofdwonden, tussen de ME door, te ontsnappen naar het publiek dat verderop in de Nieuwe Spiegelstraat stond. Anderen werden gearresteerd en naar het hoofdburo afgevoerd. De twee achterblijvers op het dak werden door de ME van platje naar platje geslagen en weer het huis ingetrokken. Een van hen wordt zo verwond dat hij z'n bewustzijn verliest. Bewusteloos sleept men hem vanuit de gang achter de Singeldeur een kamer binnen. De vrouw, die ook geschopt is, moet naast hem op haar buik gaan liggen met de handen in de nek. "Na ongeveer drie kwartier werden we aan onze haren omhoog getrokken. Op de gang werden ons handboeien omgedaan die zeer pijnlijk werden aangetrokken. Aan onze haren werden we het raam uitgesleurd en een ME- bus ingetrokken." Twee uur later worden ze alweer vrijgelaten. In totaal worden in en om het pand 16 mensen gearresteerd, waarvan er 10 al snel vrij komen. In de tussentijd nam iemand de mensen die uit het water waren gevist mee naar het NRC-gebouw. Michiel: "Maar daar wilde niemand ons binnenlaten, omdat ze niks te maken wilden hebben met de rel, een nawee van 30 april. Uiteindelijk hebben we er toch een koud doucheje kunnen nemen. Elders hebben we schone kleren geleend en zijn teruggegaan naar de rel, waar we veel bekenden tegenkwamen die verbaasd waren dat we niet waren opgepakt." De rel op straat ging tijdens de ontruiming met grote felheid door. De kantoren waren uitgegaan en Radio Stad was in de lucht gekomen, zodat een hoop mensen een kijkje kwamen nemen. Frits: "We hebben uren rondgedoold. Aan de overkant van de Herengracht zijn we, zo'n heftig klubje in het zwart dat op expeditie ging, vreselijk opvallend tussen al dat publiek, naar het huis van Bîschen gelopen, ruiten ingooien. We zijn gaan uitrusten op de Spuistraat. Je kon niet meer bij het pand komen, de ME bleef daar staan. Een paar dagen later ben ik op vakantie gegaan." Karel stond bij een van de Singelbruggen waar van twee kanten een peleton bekogeld werd. "De groep die rechts van ons stond viel dan aan, waarna de ME naar voren stormde, zodat wij ze van opzij konden bekogelen. Er werd veel mis gegooid, zowel door ons als de ME. Alle winkels, koffieshops, auto's en wat al niet gingen daardoor aan gruzelementen. Bovendien hadden de ME-bussen de fietsen die aan de brug waren vastgemaakt al eerder in de prak gereden. De ME zat van top tot teen onder de verf. In de cafÇs daar op dat grachtje zat het publiek met een pilsje in de hand ons aan te moedigen en uit te schelden: 'Waar zijn die 50.000 woningzoekenden dan wel? Ik heb ze nooit gezien.' Toen een van hen een foto ging maken gooiden we een steen het kafÇ in. Op een gegeven moment kon je omstanders en krakers niet meer uit elkaar houden en er waren ook veel stillen. Toen zijn we naar huis gegaan." 's Avonds laat sluipt Claar het huis van de buurvrouw uit. Ze loopt naar de Groote Keyser, het dichtstbij zijnde kraakpand en wordt daar niet binnengelaten. Max: "EÇn van de nieuwe beleidslijnen van Hein was dat alleen bewoners en mensen die een tijdelijke taak hadden in het gebouw mochten rondlopen. Ik hoorde dat later van Claar toen ik in de bak zat. Dan bouw je wel een soort haat op tegen zoiemand." Het pand was ontruimd en de rel was gewonnen. De stagnatie van het maandenlange wachten op een ontruiming van de Keyser was doorbroken. De krakers hadden zichzelf bewezen dat het geen bluf was waar ze eindeloos over hadden zitten praten: ze waren inderdaad zo gek om een pand met inzet van eigen leven te verdedigen en daarbij een ongehoorde hoeveelheid geweld los te maken. Dat ze het huis waar het om ging kwijtraakten, deed daar niets aan af. Zonder enige voorbereiding of onderling overleg liet men zich meesleuren door de gebeurtenis. Die had al een tijd klaargestaan en werd nu onverwacht op gang gebracht door de radikale naãviteit van ene Toorenaar, die geen benul had in welke trip hij interfereerde. De pretentie van de spontane woonwoede werd hier waargemaakt zonder enige ruis van media, symboolvorming of planning vooraf. De krakers braken door de opgeroepen angsten heen en gingen de totale konfrontatie aan, zonder aarzeling omtrent doel, haalbaarheid, zin of toekomstperspektief. Leegte, chaos, geweld en lol, "je was er eens helemaal uit". Op de derde juli 1980 werd een eindpunt bereikt, voor hun gevoel werd door de herkrakers de grens overschreden die de beschaving van de wildernis scheidt. Het was geen spel geweest, maar ook geen verbitterde eindslag. De breuk met de alledaagse rechtsorde, waardoor kraken in de eerste plaats mogelijk was geworden, werd hier tot z'n uiterste konsekwenties gevoerd. Velen wilden hier sowieso niet aan. Anderen, die in deze extremiteit waren meegegaan en haar hadden overleefd, wisten nu wat het inhield. Zij hadden geen reden meer om ooit nog zo ver te gaan. Tegelijk dacht de buitenwereld dat krakers voortaan bereid waren hun pand altijd op deze manier te verdedigen. Dat maakte het mogelijk deze schim als dreiging achter de hand te houden bij komende ontruimingen. De zes overgebleven Vogelstruys-arrestanten worden in bewaring gesteld. Joep: "Op dat moment ging het wel rationeel lopen. De roes en de waas, het automatisme en het mechanisme waren over en ik dacht: nu moet ik strikt juridisch gaan denken, of strategisch. Het was een ander level. De cel was de volgende stap in de strijd, konsekwent doorgaan, je strijdbaarheid bewaren en voorbereiden op wat komen gaat. Je naam niet zeggen, zieken en het aangenaam maken voor jezelf." De arrestantengroep stuurde post en pakjes, organiseerde zwaaidemo's. De "werkgroep Struysvogelpolitiek" verklaarde het gebouw besmet en gaf een kommunikeÇ uit: "Mensen die tegen de woningnood strijden worden op fascistische wijze mishandeld en gearresteerd." De Bîschens vluchten "doodsbang voor repressailes" naar Duitsland. De Vrije Keijzer maakt radio voor de bajes en Max krijgt visite. "Er kwam een of andere volslagen hippie m'n cel binnen, waarvan ik niet kon zeggen of ie me nou aankeek of niet. Dat was dus m'n advokaat. Daarna kwamen de bewakers ieder uur wat brengen, een tijdschrift of een bos druiven met briefjes erbij, ze werden er gek van. Zondags komt m'n advokaat weer langs om de voorgeleiding door te spreken, brengt die stomme bewaker plotseling weer een pakje langs. Claar had een cake gebakken, hij was nog warm. Het bakblik mocht niet in de cel, dus de bewaker begint die cake eruit te pielen. En verdomd, het lukte 'm zowaar de cake er heel uit te halen. Dus ik zeg tegen m'n advokaat: wil je een happie? En hij: het zal wel weer een hasjcake zijn, maar vooruit, het is zondag. Dus ik breek een stuk af, hadden ze er een vijl in gebakken, zo'n oude verroeste houtvijl. We lagen helemaal dubbel van het lachen. Word ik later overgebracht naar de bajes van Haarlem, stond ik daar met al die tasjes en dan wordt alles doorzocht. Dat bakblik zat ook weer in een tasje en die vijl had ik tussen een trui gefrommeld. Zegt die vent: Wat is dit nou? Hoe, hoe, of wat? En ik: weet ik ook niet." De arrestanten werden over het hele land verspreid en zouden zes weken in voorarrest blijven. Nog niet eerder waren krakers zo lang vastgehouden. Joep ontwierp in brieven aan de anderen de processtrategie: "Het zou het mooiste zijn als we een samenspel kunnen maken tussen ons, de advokaten en het publiek: verklaringen, getuigendeskundigen, pleidooien en ondersteunend theater op de tribune. In het geval dat de rechter moeilijk gaat doen, doen wij dat natuurlijk ook: doorpraten, terugkomen met je verklaring, in diskussie gaan, schelden. Het lijkt me goed bij de uitspraak nog een leuke grap uit te halen, zoals Bas en Max voorstellen (kotsen, poepen, op je kop gaan staan, flauw vallen, de rechter wijzen op een meeâter enz)." "Dat is voor mij de essentie van het politieke proces. Niet zozeer de verklaring die je aflegt, maar dat je het ziet als een gevecht: wie bepaalt hier de orde?" Bij hun voorgeleiding op 14 augustus wordt hun voorlopige hechtenis geschorst per 18 augustus. Als ze die dag vrijkomen, gaan ze eerst medearrestant Bas uit een ziekenhuis in Haarlem bevrijden, waar hij met een blindedarm ligt. Voor twee dagen later is de eerste procesdag gepland, maar daar komen ze geen van allen opdagen, omdat ze lijden aan "kollektieve blindedarmontsteking". Wel verschijnen ze diezelfde dag in Paradiso op het krakerstribunaal dat een vonnis velt over spekulanten, gemeente, politie en justitie (met demonstratie na). In de zes tussenliggende weken was op stedelijke vergaderingen onder meer als reaktie op de Vogelstruys een koerswijziging vastgesteld. Een direkte konfrontatie met de ME zou voorkomen kunnen worden, door ontruimingen in een ekonomisch kader te plaatsen: ze moeten de overheid voortaan zoveel mogelijk geld gaan kosten. De taktiek krijgt twee kanten: enerzijds moet de dreiging die van een pand uitgaat zo groot zijn, dat de politie gedwongen is een maximale hoeveelheid personeel en materiaal in te zetten. Anderzijds moet de rel in beweging komen om buiten de direkte omgeving van het pand een zo groot mogelijke schade aan te richten bij banken, gemeente, makelaars en andere patsers. Zo ontstaat het koncept van de scenariorel, de rationeel geplande en in eigen hand gehouden puinhoop. Ze spekuleert op de politiestrategie, betrekt de media in het spel en dikteert aan de mensen die op het alarm afkomen wat ze moeten gaan doen. Er was een leerproces van de krakers nodig om niet langer bij het pand te blijven hangen, men moest de band doorsnijden met de lokale ervaring en zich verspreiden over de stad. In een lange reeks stedelijke en buurtvergaderingen werd doorgesproken wanneer er wat gedaan moest gaan worden bij de eerst volgende ontruiming, die van de PH-kade. Tegelijkertijd werd echter onduidelijk gehouden of het pand nu werkelijk van binnenuit verdedigd ging worden. Er werd mee gedreigd, alleen viel niet uit te maken of dat voor de media-agenten dan wel medekrakers bedoeld was. Dat de PH-kade indertijd als "politieke kraak" was opgezet, wreekte zich nu. Bij de voorbereidingen van de kraak in april had niemand zich druk gemaakt over de samenstelling van een stabiele bewonersgroep en dat brak de diskussie over de manier van verdedigen enorm op. Sommigen kwamen aan met het verlies aan sympathie onder de bevolking, terwijl anderen een militair antwoord voorbereidden en trainingsprogramma's starten om op straat beter met de ME te kunnen vechten. Gevolg van de verwarring was dat de eerste peiler van de nieuwe taktiek een doorslaand succes werd en de tweede een totale mislukking. De barrikades binnen en het gooi- en smijtwerk op de dakrand haalde de hele pers en die middag rukte de politie uit met "2000 manschappen, pantserwagens, gepantserde bulldozers, laadschoppen, drie hydraulische kranen, twee hoogwerkers, twee waterkanonnen en tientallen voertuigen, scherpschutters gewapend met automatische geweren voorzien van teleskoopvizieren en een marechaussee-eenheid gewapend met wapenstok, schild, pistool en kogelvrije vesten." De krakers verdwenen op het laatste moment via een gat in de muur naar de kerk ernaast en brachten aldaar een toast uit in de pastorie. In de PHK was op het moment van de ontruiming slechts ÇÇn kraker aanwezig die met een megafoon een verklaring voorlas: "We houden onze strijd in eigen hand en bepalen zelf hoe en wanneer die plaatsvindt." Maar op straat waren toen al de massaal op de berichten in de media afgekomen belangstellenden, die dachten dat het pand binnen en buiten verdedigd zou worden, door een linie motormuizen overreden en in elkaar gerost. De paniek werd nog verhoogd door de nieuwe politietaktiek van de aanhoudingseenheden, die plotseling uit de menigte van de dagjesmensen opdoken en passanten busjes insleurden, veelal toeristen. In het pand was de funktie van de binnenploeg overgenomen door media-afgevaardigden; een krant: "Naast Johan van der Keuken en twee geluidsmensen waren er een verslaggever van de VARA, drie mensen van Veronica, een van de Nieuwe Revu, een redaktrice van De Nieuwe Linie en een verslaggever van het Haarlems Dagblad. Andere media zijn volgens de krakers onbetrouwbaar." De media die men had willen gebruiken om de politie voor gek te zetten, hadden de zaak overgenomen en konden nu door de overheid worden ingezet in de reklamekampagne voor haar materieel. De groep die voor het pand uit elkaar was geslagen had volgens afspraak de stad door moeten trekken om de ware schuldigen aan te pakken. Maar dat je met een pand de politie tot zo'n spektakel kon verleiden was zo verbluffend, dat men bleef staan kijken, terwijl er volgens afspraak bijna niks gedaan mocht worden. Onbekende relschoppers namen het initiatief van de krakers over, die alleen maar gefrustreerd ronddoolden en moesten erkennen dat de rel verliep volgens het scenario van de politie. De ex-Vogelstruys arrestanten waren er die dag niet helemaal bij. "Toen ik vrijkwam ben ik meteen langsgegaan op de Keyser", vertelt Max. "Hier ben ik weer! Maar daar liep iedereen in de stress de PH- ontruiming voor te bereiden. Eigenlijk had ik beter weg kunnen gaan. De dag van de PH-kade heb ik tussen alle gebeurtenissen doorgelopen, maar ik liep daar meer als een zombie, ik begreep het allemaal niet meer, laat maar zitten." Joep: "Ik heb voor het eerst weer wat gegooid naar een ME-bus: een banaan. Maar die PH-ontruiming ging toch een beetje langs me heen. Ik vond het allemaal kunstmatig, het was iets heel anders dan de Struys." De datum van hun eerste procesdag was, toen ze op 20 augustus waren weggebleven, vastgesteld op maandag 8 september. De avond daarvoor kraakte een kleine groep voor de derde keer de Vogelstruys. In het souterrain van de Groote Keyser was op zondag 7 september een vergadering. Frits: "We waren met heel uiteenlopende mensen. In een paar uur hebben we alles geregeld, ladders voornamelijk. Er mocht geen alarm gegeven worden voor het gebeurd was. Dat kwam omdat ergens in juni Herengracht 242 ontruimd was en de herkraak daarvan mislukte, omdat het plan na een langdurige vergadering bleek te zijn uitgelekt en het pand volzat met ME. We hebben toen maar de voordeur dichtgetimmerd met planken en spijkers dwars door de posten heen. Daarna hielden we een spontane demonstratie. Het was een eerste, aarzelende plundertocht. Max gooide geloof ik ruiten in bij het Griekse luchtvaartmaatschappij omdat hij daar slechte ervaringen mee had en bij het Zuid-Afrikaans verkeersburo. Hein vond dat we niet hadden moeten diskussiâren, maar het gewoon even met zes mensen, die tijdens de vergadering een luchtje waren gaan scheppen, hadden kunnen terugpakken. Daarom was nu voor de tweede herkraak van de Vogelstruys een selekt gezelschap gevraagd, wel vrij breed, van Hein tot Michiel, zo'n 30 mensen." De herkraak van de Vogelstruys moest een aktiekraak worden, de optie van bewoning speelde eigenlijk geen rol, het was ook niet door een bewonersgroep georganiseerd. De kans op een snelle ontruiming was daar te groot voor. "We gingen aan de Singelkant op drie manieren naar binnen, met twee ladders en via de voordeur. Ruitje inkinkelen, dat ging makkelijk en de voordeur was zo open, maar die zat op een kettinkje. Hein was aan het beuken, met een waas voor z'n ogen, terwijl anderen heel simpel van binnenuit het haakje eraf aan het halen waren. Op de eerste verdieping aan de Singel troffen we een kraakinterieur aan, alleen iets netter, het huiseigenaren-ekwivalent van tafel, stoel en bed." Michiel vond het zeer bizar dat ze daar plastic wandjes gespannen hadden. Frits: "Daar zaten drie mensen. Die werden buiten gezet. Toen werd alarm gegeven, maar dat kwam niet zo op gang. Die avond was verdomd eng en spannend, niet leuk, ik was bang." De politie zette de gracht af, maar kreeg om kwart voor twaalf van hoger hand te horen dat ze niet mocht optreden en moest terugtrekken. Frits: "Die avond hoorde ik voor het eerst van mensen dat ze zich als aktievee misbruikt voelden." In de Krant voor het Spinneweb no.7 schrijven een paar mensen hun frustraties uit: "We werden opgetrommeld voor iets waar we zelf niet over meegedacht of meebesloten hadden; we wisten niet wat nou eigenlijk het doel was van de aktie, dus wanneer we wat bereikt hadden of wanneer we de aktie moesten beâindigen." Max, Joep en de anderen hadden net met hun advokaten een voorbereidende vergadering voor het proces, toen er werd opgebeld dat de Struys herkraakt was. Max: "Ik ben later die avond via de ladder nog even naar binnen geklommen. Het was al niet meer het pand zoals dat in mijn herinnering stond. Die hele herkraak was toen niet zo echt. Het was ook raar, want de twee mensen die na de eerste kraak waren teruggegaan naar de Keyser deden nu veel. Die wilden zich revancheren. De herkraak was een prima aanzet voor een rel, niet meer en niet minder. En dat is ook wel geworden, een feestelijk dagje." Voor Joep was het meer een kadootje. "Het was niet zo serieus, maar symbolisch." Het proces dat de dag hierna, op 8 september, om negen uur 's morgens begon, duurde maar een paar uur. Omdat de zaak zo ingewikkeld was, werd ze doorgestuurd naar de meervoudige kamer. Dit was de eerste van een reeks procesdagen die, tot en met het hoger beroep, twee jaar zou vergen. Joep: "Op het proces zouden we nooit ingaan op de beschuldigingen en permanent voorkomen dat er aan ons vragen werden gesteld. Deze officier mag ons niet vervolgen! Er is illegaal ontruimd, jullie hebben geprobeerd ons te vermoorden met traangas dat levensgevaarlijk was, Bîschen is een spekulant en dit hele proces kan niet! We gingen de aanklacht ook niet ontkennen. We liepen weg als we het niet zagen zitten. Wie bepaalt hier de orde, daar ging het om. We probeerden telkens de normale procesgang een stap voor te zijn door voordat de officier begon, tegen hem te zeggen: ho! jij mag hier het woord helemaal niet nemen. Ze konden er niet tegen dat we die dingen konsekwent doorvoerden. De advokaten hoefden alleen te zorgen, dat wij aan het woord konden blijven als de officier protesteerde. Of zoals bij de dagvaarding van Toorenaar. Die stelde ik vragen toen hij uiteindelijk verscheen, totdat de rechter zei dat ik hem niet zo hard moest ondervragen, omdat de man zo zenuwachtig werd." Een krant over het slot van een willekeurige zitting die acht uur had geduurd: "B. pakte zijn kleurig breiwerk in, wat mr Slagter de opmerking ontlokte dat 'Bas misschien wel de enige was die deze dag iets nuttigs heeft gedaan'." Max: "De processen waren ook een mengeling van een beetje bezig zijn met de politieke achtergrond en er een gigantische chaos van maken. De laatste dag was prachtig. Ik had een affiche gemaakt dat in de rechtzaal verspreid werd: 'Vogelstruis bijna uitgebraakt..? Als de hoofdschuldigden nu niet op 't matje komen, dan gaat 't knallen'. Gerrit kon gewoon kotsen als ie dat wilde. 's Middags in de pauze hebben we hem nog even heel erg kroketten en frikandellen gevoerd. Daarna ging hij weer naar boven de publieke tribune op. Toen duidelijk werd dat ze niet op onze eisen ingingen, zijn wij opgestaan en ging Joep oude wetboeken verscheuren en door de zaal heengooien. Het zat vol met bewaking, ze vermoedden dat er iets ging gebeuren. Op een gegeven moment - bwaf! komt er zo'n stroom kots van de publieke tribune af de zaal in. De president van de rechtbank wordt helemaal rood, pakt z'n hamertje en pof! de zitting is gesloten. Gerrit is niet gepakt. Toen we buiten kwamen bleek Bas het hamertje van de rechter te hebben meegenomen. Veel later ben ik nog eens bij het hoger beroep gaan kijken, maar toen waren de Bîschens toch als getuigen komen opdagen en ik werd er zo ziek van dat die gasten daar zaten, dat ik ben weggegaan. Ik had geen zin meer." Joep zou uiteindelijk vrijgesproken worden en zijn onder het bed van de buurman gestopte jas terugkrijgen (zijn kommentaar: "dat was klassejustitie"), Max en de anderen kregen 2 maanden, Bas vier. Na de eerste procesochtend op 8 september was de Vogelstruys nog steeds herkraakt. Max: "We zaten na het proces op de Rozengracht in het zonnetje wijn te drinken. Komt er opeens iemand uit de Staatliedenbuurt langsgefietst: 'De Vogelstruys wordt ontruimd.' Ik was zo langzamerhand wel weer in de stemming en met alleen een t- shirtje aan zijn we er naartoe gelopen." Frits: "'Ik was op de universiteit koffie gaan drinken met een broodje, want bij de kraak waren wel ladders geregeld, maar geen koffie. Ik kwam terugfietsen aan de Singelkant en net op dat moment zie ik een jongen naar beneden vallen, springen. Hij kwam goed terecht, maar was helemaal in paniek. Het werd weer via het dak ontruimd. Ik ben weggespurd om alarm te bellen." In het pand werden vier mensen opgepakt, de overige vier ontkwamen uit tweehoog via de ladder. Max: "Het ging heel spontaan. Vanaf de Singel kwamen mensen aangerend. We hebben een balk van een dekschuit gehaald, het deurtje van het souterrain ingebeukt en hups, rookbommen naar binnen. Wat we wilden doen was niet zo duidelijk." Het alarm kwam snel op gang en op Singel en Herengracht werd de politie, die daar in de minderheid was, in charges en man-tegen-man-gevechten in het nauw gedreven. ME-busjes begonnen op stenengooiers in te rijden en er werd veel traangas geschoten. Opnieuw was er een inschattingsfout gemaakt en waren maar 200 ME-ers in paraatheid gebracht. Radio Stad was als gebruikelijk om vijf uur in de lucht gekomen en gaf rechtstreeks verslag van de rel. Karel zette, thuisgekomen van zijn werk, de radio aan: "Ik hoor een beschrijving van een grote matpartij en vraag me af: welke was dit, de PHK, 30 april? Blijkt het live te zijn. Ik ben meteen op mijn fiets gesprongen en erheen gesjeesd." Het relscenario dat in abstrakto ontwikkeld was voor de PH-Kade werd tot verbazing van de toegestroomde krakers opeens met groot sukses in praktijk gebracht. Zonder moeite nam men nu wel afscheid van de plek en begon aan een tocht door de stad. De slag in en rond de vesting Ö la Vauban werd spontaan losgelaten en moeiteloos schakelde men over op de principes van de bewegingsoorlog. Deze zijn nog ouder dan Vauban's verdediging vanuit een fort, Sun Tzu heeft ze al beschreven in zijn handboek "De kunst van het oorlogvoeren" uit 500 v.C., met als centrale stelling: "Houd uw leger voortdurend in beweging. In de oorlog komt het aan op snelheid." Frits: "Het werd een tocht. Het klubje dat leidde, schreeuwde: "wooooningnooood". Dat riep je en dan liep je een bepaalde richting uit en ging de rest er achteraan. Het was eng stil in de groep. Behalve dat "woningnood" werd er niet geschreeuwd of leuzen geroepen. Het was ook geen demonstratie, het was voor jezelf bedoeld. Op een gegeven moment raakte de groep ingesloten en is toen dwars door een kantoorpand naar de andere gracht gestapt." Max: "Gelijk na de ontruiming zijn we met een zooi mensen naar Bîschen gegaan. Ruiten in, rookbommen naar binnen. Bleek dat zijn zoontje jarig was, hij had daar een kinderfeestje. Dus allemaal kinderen naar buiten, met feestmutsjes op en alles. Huh? Wat komt daar? Nou, dan gaan we maar weer eens verder." De Vrije Keizer was in de lucht gekomen en zaaiden verwarring bij de politie door te melden dat er elders een pand gekraakt was. Op het Rokin werd van drie bouwketen een barrikade gebouwd en in de fik gestoken. Karel: "Toen ik daar aankwam was de groep allang weer weg. Ik heb nog een tijdje naar het vuur gekeken en naar de enorme shovel die de barrikade kwam wegschuiven. Toen kwam ik eindelijk bekenden tegen en ging het de kleine straatjes achter het Spui en rond de Struys in, traangasgranaten opvangen en terugsmijten. Ik had toen altijd zo'n tasje klaarliggen met rel-accessoires, sjaal, handschoenen, gasmasker, priem, en dat had ik bij me. Tussendoor zijn we nog op het Spui naar het journaal wezen kijken en daarna gingen we gewoon weer verder." Toen het Rokin werd schoongeveegd gingen een paar honderd meter verderop alle ruiten van de Bijenkorf in, de groep trok daarna verder om de PH-Kade te herkraken, "maar een kolonne van de mobiele eenheid verhinderde de opmars naar de luxe flats". Op de Dam waren ondertussen allerhand verspreid geraakte groepjes bij elkaar gekomen. Het was donker nu, in de Damstraat brandden alle vuilnisbakjes en er stond voor het Rokin een rij motoragenten die in aller ijl waren opgetrommeld. De ramen van het Paleis ging in en bij Peek en Cloppenburg werden de etalages geplunderd, niet alleen de suede jasjes, maar ook de etalagepoppen kwamen, ontdaan van kleren, naar buiten zetten. Persstemmen: "Leden van de kraakbeweging die getuige waren van de plundering probeerden de schade te beperken door zoveel mogelijk spullen terug te werpen achter de gebroken ruiten. De winkelruiten van de lingeriezaak Deuschle-Benger aan de Paleisstraat werden volledig vernield. De eigenaar moest een magazijnstelling slopen om zijn winkel te barrikaderen. Zelfs het gepantserde glas van Amsterdam Diamond Centrum werd door een regen van keien beschadigd." Max: "Het was echt zo'n avond van: ergens een kontainer in de fik steken en dan weer de kroeg in. Als je mensen kwijt was, of met te weinig was, ging je even kijken in KafÇ Te Smal, daar kwam je er wel weer een paar tegen. Een Duveltje, daar gaan we weer. Je had toen al wel vanuit de Staatsliedenbuurt de zwarte helmen brigade, die kwam je af en toe tegen in de stad. Die hadden zich wel ingesteld op een rel. Maar het waren allemaal flarden, het heeft zich toen verspreid." De motoragenten begonnen op de menigte in te rijden en mensen die geisoleerd raakten tegen een muur of een portiek werden in elkaar geslagen. Het begon zachtjes te regenen. Nadat de motoragenten in de val waren gelokt in de Kalverstraat en tegen een op de weg gedraaide kontainer waren aangeknald, ging men moe maar tevreden slapen. De vernielingen waren zinvol geweest: er was een fikse ekonomische schade veroorzaakt. Frits: "Na de tweede Vogelstruysrel is het voor mij alleen maar een spelletje geworden of afreageren, het is nooit meer serieus geweest. Bij de PH-kade werd gezegd: 'wij gaan er niet uit', dat werd voortdurend geroepen, maar de mensen gingen er dus wel uit, zodat die term meteen hol was geworden. Voor mij was de Struys de apotheose van wat was opgebouwd met de Keyser en de Vondelstraat, die onverzettelijkheid. In de Vondelstraat en de Keyser was het nog heel blanko, wat dat verdedigen was wisten we niet. In de hoofden was het heel groot, maar in de Struys gebeurde het." De Vogelstruys, die de na 30 april uit elkaar gedreven krakers weer bij elkaar had weten te brengen in de herkraak en verdediging van de panden op 3 juli, werd nu, twee maanden later, het punt vanwaaruit de krakers zich opnieuw, en ditmaal bewust en gewild, verspreidden in een avondje met een "goeie puinhoop". De taktiek van de bankentocht kreeg bij de volgende ontruimingen de voorkeur boven de matpartij rond of in het pand. Hiertoe moesten de kraakgroepen echter wel over hun buurt- en pandgebonden lokale ervaring heenwalsen, waar het allemaal mee begonnen was. De panden zelf konden, ontdaan van hun meerwaarde deel te zijn van een "eigen" ruimte, inzet worden van onderhandelingen over aankoop, verbouw en huurregeling. Dreigen met en gebruik van geweld bij ontruimingen en andere manieren om in de media te komen, waren bedoeld om een sterke positie te verwerven in lopende of toekomstige onderhandelingen. Middenin de realpolitiek omtrent de te behouden woonruimte bleef een aantal echter koppig vasthouden aan de lokale ervaring, aan de mystiek van "ons" pand. Max: "Het werd een soort traditie om de Vogelstruys even aan te pakken. 3 Juli is nog jaren de datum geweest voor allerlei akties. De avond daarvoor kwamen mensen elkaar in de buurt van het pand tegen, met plastic zakjes en zelfs een keer een mollie: 'O, jij ook al? Zullen we het dan maar samen doen?' Die nieuwe eigenaar Cutts is altijd behoorlijk de pineut geweest. Bij demonstraties voor arrestanten ging het vanaf het Paleis van Justitie door de Leidsestraat naar de Vogelstruys. HÇ, de auto van Cutts! Baf. Die videokamera mollen was ook zo'n uitdaging. Wie die zou meenemen kreeg een avond vrij drinken in het kraakkafÇ." Frits: "Het was een eindeloze wraak. Er werd voortdurend verf tegenaan gegooid, sloten dichtgekit. En we hebben met zo'n kampinggaz-brandertje geprobeerd of we door de plasticramen heen konden komen. Vijf minuten lang, maar dat lukte niet erg. We hebben een keer zo'n dure zware auto die voor de deur stond afgetakeld. Je fietste altijd langs de Struys, dat deed je dan, altijd in de gaten blijven houden. Op een avond zag ik Cutts uit een geel eendje stappen. Ik ging naar een kraakkafÇ en na afloop zouden we die auto in de gracht gooien. We hadden afgesproken op de stoep van de Vogelstruys. Joep en ik stonden daar te wachten op een derde iemand, maar die kwam niet opdagen, die moest iets relationeels bespreken. Na een half uur wachten hebben we het maar met z'n tweeân in de gracht geduwd. Dat was al voor de tweede keer." Max: "En die ene buurman dus. Op een keer hebben een aantal mensen bij hem aangebeld om hem een flinke tik voor z'n bek te geven. Doet z'n vrouw open, en dat is dan ook weer zoiets: nou nee, laat maar. Volgende keer beter. Die kerel is altijd de dans ontsprongen. Cutts heeft later nog eens een interview gehad: er waren in de loop der jaren zo'n 80 aanslagen op zijn huis geweest, had ie allemaal bijgehouden. De Vogelstruys ligt zo centraal, daar kun je bijna niet omheen lopen. Al die akties zitten op de rand van verbittering en speelsheid, dat loopt dan door elkaar. Een hoop mensen die daar lang last van hebben gehad, zoiets van: ze zijn nog niet van ons af. Ze hebben het nog niet helemaal gehad." Een maand na de derde Vogelstruysontruiming, op 6 oktober 1980, werd onverwachts de Groote Keyser door de gemeente aangekocht. Op dat moment is het infocentrum in het souterrain al open. Op 20 september was er binnen en buiten een "verzetsmanifestatie" gehouden. Het souterrain hield altijd het beeld op dat het een veelheid aan aktiviteiten ontplooide: "We geven voorlichting aan scholen, gaan naar scholen toe, er is een stalletje met alle nieuwe en nieuwste kraakinformatie, kranten, affiches, pamfletten. Komt nog bij wat ik liever het kraakmuseum noem, de fototentoonstellingen over ontruimingen en knokpartijen. Tegenwoordig is er de leestafel met alle weekbladen." Twee weken na de aankoop, op 21 oktober, zou een officieel gesprek plaatsvinden tussen gemeente en 'bewoners'. Daarvoor is er uitvoerig gediskussieerd gevoerd in buurtperiodiekjes en ander stencilwerk over vragen als: wie gaan er wonen, wat willen we met het souterrain en "de radio, laten we die in de G.K. zitten?" Op het stedelijk overleg (SOK) van 16 oktober over de aankoop "kwam voor de het eerst ook eens een keer de radio aan de orde," schrijft De Vrije Keizer later in de kraakkrant. "En hoe! De vergadering werd bepaald door een groep heethoofden die het ogenblikkelijke vertrek van de zender eisten: 'Messchaert kan immers ieder moment voor de deur staan'!" Gevreesd wordt dat de panden, nu ze eenmaal in handen zijn van de gemeente, toch niet bestemd zullen worden voor "jongerenhuisvesting", wanneer men halstarrig blijft vasthouden aan illegale radiouitzendingen vanuit de Keyser. In het diskussiestuk van de grachtengordel voor het SOK staat: "De zender zal als argument voor ontruiming gebruikt worden. Het bestaan van de Vrije Keizer moet losgekoppeld worden van het bestaan van de Groote Keyser." De radio reageert hierop door onder het motto "Laat duizend antennes bloeien" op 26 oktober '80 voor het laatst uit de Keyser te zenden, om daarna mobiel te worden en per dag in een andere buurt te gaan zenden. In hun slotverklaring gaan ze in op het ontbreken van een radiokultuur onder krakers. "De kritiek op de radio bleef beperkt tot kreten als: er wordt teveel gefreakt tijdens programma's, er wordt blind opgeroepen tot geweld tegen de politie, er wordt teveel intellektueel geouwehoerd." Ze vinden dat de meeste krakers in de pershetze zijn getrapt die sinds 30 april tegen de Vrije Keizer wordt gevoerd, maar "de hetze tegen de radio is in feite een hetze tegen de kraakbeweging, onder het mom dat er goeie en slechte krakers zijn". Hein en de zijnen waren op de 21ste oktober tijdens het gesprek, dat op neutraal terrein plaatsvond, met de gemeente overeengekomen dat er woongroepen in de Keyser zouden komen en werd gemeld dat de radio snel zou verdwijnen. Max: "Er was al veel wrevel over Hein en de Staatsliedenbuurt, hoe ze over mensen heenwalsten om hun obsessie uit te leven. En uitgerekend hen zag je in de krant met wethouders aan ÇÇn tafel zitten. Daar hadden wij een vrij slecht gevoel over." In de laatste week van oktober waren de allerlaatste kampeerders vertrokken. De woongroepen werden samengesteld, maar hadden het komplex nog niet betrokken. De Keyser stond weer leeg. Max: "Toen hadden we zoiets: het is mooi geweest, we herkraken het. Goeie grap, we houden een feestje ofzo voor alle mensen die er vroeger bij zijn geweest en dan gaan we weer weg of we zien wel wat er gebeurt. Voor mij was het ook een schop tegen Hein z'n been: okee, dan weet je dat." Ze nemen het besluit om in de nacht van 31 oktober op 1 november een party in het souterrain te houden. In de bijlage van de kraakkrant "Vuilnisman, kan däze troep ook mee?!" schrijft een van de partybezoekers achteraf: "De herkraak was een tegenaktie, een stomp tegen de schouder van de kraakbeweging. De opzet was om binnen een feestje te geven (leuk), ter gelegenheid van het feit dat de Keyser ook nog eens twee jaar gekraakt was op die dag (waarom was trouwens verder niemand op dat idee gekomen), en om emotioneel afscheid te nemen van de Keyser die voor ons in feite dood was." Om 0.30 uur belt de herkraakgroep van ongeveer 25 mensen aan bij de voordeur van de Groote Keyser. Een jongen die ze niet eerder gezien hebben doet open. De kraakkrant-versie: "Hij doet de deur achter zich dicht en wil over straat naar het Buurtpand op de Prinsengracht rennen om alarm te geven. Onderweg wordt hij ingesloten door die 25 mensen die hem tegen de muur zetten en onder de bedreiging dat hij anders gemolesteerd zal worden, geeft hij de voordeursleutel af." Een van de feestgangers vraagt zich af: "Hoe kan 't dat die jongen de Keyser uitstapt, ons ziet staan en begint te schreeuwen: 'De neo-fascisten zijn er'... ? Juist, omdat hij niemand kende." Het verslag van de kraakkrant vervolgt: "De groep gaat het woongedeelte van de Keyser binnen. De deur van de munitiekamer wordt ingetrapt en deze wordt leeggehaald. Muren worden beklad met verf (o.a. leuzen tegen personen). Anderen gaan naar het souterrain. De toegang van het woongedeelte naar het souterrain wordt geforceerd. Vervolgens wordt de deur van de radiokamer vernield." Een aantal mensen uit de radiogroep had eerder die week de zender gejat, zonder medeweten van de rest, en had die nu meegenomen om opnieuw te gaan uitzenden. "Dat kon helaas niet want de antenne was al van het dak gehaald", meldt een van de jatters: "Blijkbaar wilde men ook de politie de zekerheid geven dat er niet meer uitgezonden kon worden." De oorspronkelijke Keyser-Struys groep die de herkraak-party mede organiseerde, had geen weet van de interne radioruzies en was op dat moment elders bezig. De kraakkrant: "Nadat de drankkast in het souterrain is opgebroken wordt daar begonnen met de opbouw van een muziekinstallatie. Een van de 'krakers' gaat de kraakkafÇ's e.d. bellen met de boodschap dat er een groot feest in de Keyser is. Om een uur of drie begint het 'feest'. De sfeer is vrij rustig, beetje muziekmaken, beetje drinken. De mensen die n.a.v. het bellen komen, merken dan ook niet direkt iets. Misschien ook niet omdat ze de meeste mensen die er zijn kennen, en niets verwachten. Mensen die voelen dat er wat mis is, gaan weg zonder te beseffen wat er eigenlijk gebeurd is. Er ontploft nog een rookbom, tegen vieren verloopt het feestje." Ook Max is een beetje dronken geraakt en gaat naar huis. Maar dan gebeurt het. Terwijl een fiks aantal mensen het pand in afscheidsstemming heeft bezocht en het feestje een "herkraak" noemde om te laten zien dat zij de Keysergeschiedenis hadden gemaakt en ook wilden afronden, gingen andere bezoekers veel verder. Enkelen onder hen wilden per se die nacht de radio de lucht in hebben. Als er een reden was om op dat uur met de Vrije Keizer te gaan zenden, dan om de politie te dwingen tot een ontruiming. Toen er niet uitgezonden kon worden, de politie geheel buiten spel bleef en er ook geen knokploeg van razende medekrakers kwam opdagen om de herkrakers eruit te rossen, richtte de energie zich op de inrichting van het infocentrum zelf. In de vuilnisbak-bijlage staat: "Er was niets afgesproken om vernielingen aan te richten. Achteraf gezien zat het er echter wel in dat het zou gebeuren, gezien de gevoelens van onvrede bij de verschillende mensen, de manier waarop mensen dat afreageren en de situatie die aan het eind van een doorsnee feestje ontstaat." De kraakkrant somt op: "Deuren ingetrapt, verf overal overheen, affichetentoonstelling totaal vernield, fototentoonstelling voor de helft stuk, het arrestantenarchief door elkaar, informatiemateriaal door elkaar op de grond en gedeeltelijk kapot, brandblussers leeggespoten, keukenspullen overal verspreid op de vloer. Ook de buitenkant van de Keyser stond onder de leuzen ('herkraakt', 'de Groote Keyser van ons', 'Frankenstein vrij')." Bovendien werden een hoop spullen meegenomen. Het hoofdstuk van de totale onverzettelijkheid mocht niet zomaar geruisloos overgaan in haalbaar wonen. Men wilde op eigen wijze afscheid nemen van de grensoverschrijdende chaos, lol en leegte. Toen de Vogelstruysgroep eind mei de Keyser verliet om zich in een volgend avontuur te storten, had de Heingroep een omgekeerde beweging ingezet om het fort weer binnen de grenzen van de beschaving te krijgen. "Nieuwe enthousiaste groepen nemen de handel over en beginnen de eindeloos lijkende opruiming. Schimmelende hondestront van de vorige bezetters, bedspiralen, muurvast verankerd tot in het kleinste kamertje, en puin, veel puin. Wie door de verlaten gangen dwaalt, kan zien wat voor wonden geslagen zijn. Slechts hier en daar kan je van een huis spreken, het meeste doet me aan de koude bunkers in de duinen denken." (uit: nieuwste klerebende van de Keyser). Het intensieve leven in de wildernis uit de eerste maanden van '80 was in de zomer uitgebannen om over te gaan op een politieke invulling van de ruimtes. Een van de feestneuzen spuit hierover later in de kraakkrant zijn gal: "Wat is er nu van de Keyser geworden? 't Politieke gezicht van 'de kraakbeweging' naar de burgerij toe. Het sou is keurig wit geschilderd, alle mooi graffities pleite! Naar buiten toe wordt op een nette manier geâtaleerd wat kraken enzo voorstelt, inhoudt! Wie weet dat eigenlijk precies???" Half oktober, ten tijde van de onderhandelingen, is er een vakuÅm ontstaan tussen bezetting en normale bewoning. Dit was het laatste moment waarop men de kraakbeweging op dezelfde plek waar ze tevoorschijn was gekomen, ook weer in eigen regie kon laten verdwijnen. Maar tegelijk was de Keyser ook het symbool geworden van de macht die krakers wisten op te bouwen door zo lang een ontruiming tegen te houden. Met dit onkwetsbare aura verschenen de kraakwoordvoerders aan de onderhandelingstafel (tot verbazing van beider partijen is iedereen tevreden over de uitkomst en kunnen beide het klaimen als een overwinning). Hieruit bleek dat de macht die eenmaal verworven is, alleen maar gebruikt kan worden om komfortabel terug te keren in de georganiseerde verveling. De herkraak en sloop was een mislukte poging om van de macht, die je onvermijdelijk met zo'n symbool als de Keyser opbouwt, af te komen. Het beetje benevelde inzicht daarachter was dat "je direkt afzetten tegen de maatschappij" niet gericht moet zijn op het zolang mogelijk doorgaan, maar als doel heeft "er eens helemaal uit te zijn". Ook daarna keer je terug in de dagelijkse sleur, alleen is er wel iets veranderd. De herkrakers schrijven: "De verschillen die er tussen ons bestaan, zijn er allang. Eigenlijk sinds 30 april. Er zijn mensen die leven op de toekomst. Op hetgene wat moet, wat goed is voor de buitenwereld. Je bewijzen, laten zien dat je wel wat kunt. Dit uit zich in materiâle dingen (de projektbeweging). Iedereen weet dat de mensen die vrijdag op de herkraak waren, de mensen waren die veel en veel aan de Keyser hebben gedaan. Maar niet zich aan de toekomst willen aanpassen." Deze mensen zien zich misbruikt door "een kleine groep regelneven": "Dat gemanipuleer, gereken, hoe je verschillende groepen kunt organiseren om je eigen doel te bereiken, dat kunnen ze, dat moet je ze te goede geven." In een latere kraakkrant wordt het oorspronkelijk streven zo uitgelegd: "Vanuit de situatie die de Keyser vormde, een leven gaan leiden dat meer naar jezelf gericht is, op een andere manier met dingen omgaan, nieuwe dingen ontdekken. Niet leven in de lijn van de aktie die voert, maar aktievoeren in de lijn van 't leven dat je leidt, of dat je wilt leiden. Niet op de toekomst gericht leven en werken maar iedere dag maar weer zien of de zon is opgegaan of dat de bom gedropt is! Geen konflikten scheppen maar ze tegenkomen." De groep die onder leiding van Hein de dag na de herkraak de Keyser voor de tweede maal opruimt en herinricht, levert een nauwkeurige inventarisatie af van de totale ekonomische schade (ü4883,25). Het symbool Groote Keyser had een vol jaar lang zijn intensiteit ontleend aan het feit dat men het eigen lot verbond aan het lot van dit pand. Dat was van nu af voorbij. Het kreeg een andere waarde, die uitgedrukt werd in guldens. Een greep uit de lijst: "Vernield: kist, ruiten klapdeurtjes, ruit gereedschappenkamer, kapstok (ü35,-), jute, een stalen kast, een houten kast (ü50,-), radio, typemachine, tl-balken, doos lepels (ü50,-), 30 rollen bekers." En gestolen werd o.a. "3 hamers, snijbranderkop + slang, 15 spotjes (ü150,-), twee haspels, 5 potten verf, gastank, minstens 70 elpees, boxen (ü100,-), zes pilskratten (drie vol, drie leeg), vier dozen jus, zes pakken suiker, koffiemelk (ü10,-), schoonmaakmiddelen, vijf Vondelboekjes (ü37,50)."