HANS KOK EN DE DOOD Hoezeer de kraakbeweging ook gefragmenteerd raakte in naast elkaar bestaande scenes, voorvallen, akties en individuen, een restant van het oorspronkelijk bewegingsgevoel bleef koppig bestaan, men "had nog steeds iets met elkaar". Dit bleek in februari 1984 bij de ontruiming van Wijers, een reusachtig komplex van bedrijfspanden nabij het Centraal Station in Amsterdam. Zonder dat bewoners of media het hadden verwacht, kwamen daar in de nacht voor de ME het pand zou leeghalen tweeduizend mensen opdraven, die tot hun eigen verbazing een soort reunie van de kraakbeweging hielden, met muziek, verhalen en veel vrolijkheid dat men elkaar eindelijk weer eens zag. De nacht was geen uitdrukking van een wederopleving van het kraken in Amsterdam, of van instemming met de anti-cityvormingslogans van de Wijersbewoners; eerder was de reÅnie een herinnering aan een beweging waar men lief en leed in gedeeld had, maar waar men verder niets mee kon. Toen men de volgende ochtend, na wat gesjor en getrek door de polities, het pand gezamenlijk uitwandelde, raakte men elkaar Ö la minute weer uit het oog. De slogan: "Ik ben geen deel van de beweging, de beweging is een deel van mij" gaf aan dat het gemeenschappelijke niet de kontext was waarin men "een stedelijke strijd voerde", maar een angel die in ieder persoonlijk was achtergebleven. Al jarenlang dook in de (eigen) media de frase op dat "de kraakbeweging dood was". Maar deze verwensing had nooit veel overtuigingskracht, aangezien er in de kraakbeweging nooit overeenstemming was bereikt over waar het eindpunt dan wel lag. Evenmin was ooit iemand erin geslaagd haar ondergang te forceren. Onberedeneerd was er doorgegaan, ofwel als "beweging" ofwel als te restaureren strukturen. Anders dan bijvoorbeeld de Berlijnse Bewegung was overkomen. Die had met de dood van Klaus-JÅrgen Rattay op 22 september 1981 tijdens een reeks ontruimingen, wel een duidelijk einddatum toegewezen. Daarna barstte in Berlijn het debat los wat "de dood van de beweging" nu precies inhield, tot op 1 mei 1984 de laatste kraakpanden ontruimd danwel gelegaliseerd waren en het definitief was afgelopen met kraken in deze stad. Toch is er ook in Amsterdam zo'n verdwijnpunt geweest. De ontruiming op 23 november 1978 van het hoekpand Nicolaas Beetsstraat-Jacob van Lennepstraat in de Kinkerbuurt in Amsterdam wordt in de in gangbare scheppingsverhalen bezongen als de opstap naar de kraakbeweging die in 1980 gewelddadig verzet niet meer uit de weg ging. De filmbeelden tonen het. Op die dag werden krakers, die drie rijen dik met ingehaakte armen lijdzaam een ontruiming zouden tegenhouden, onder het roepen van "geen geweld, geen geweld!" met de wapenstok in elkaar geslagen. Duidelijk was dat dit niet weer zou gebeuren: "Als antwoord op de redeloze provokaties van het wettelijk gezag is het moeilijk om zelf een beetje redelijk te blijven. De opgezweepte menigte heeft zo'n ongekende energie, als dat loskomt blijven de beroepsknokkers nergens," konstateren de geweldloze aktievoerders nadien. Toen de Groote Keyser eind '79 een ontruimingsbevel kreeg en tot vesting werd verbouwd, ontstond het kollektieve gevoel dat de les van '78 nu tot het uiterste moest worden doorgetrokken. De gedeelde zekerheid dat het pand aktief verdedigd zou worden ging zover dat er geruchten de ronde deden "dat er mensen waren die besloten hadden om zich dood te vechten". Deze onbekommerde voorbereiding op het ongewisse hield de woede gaande, die uit een samenraapsel van buurten, huizen en individuen "de gezamenlijke Amsterdamse kraakgroepen" maakte. Als teken dat men tot het bittere einde zou "doorgaan", werd de aan de Hobo-language ontleende cirkel met de pijl tot kraaksymbool verheven. In de Vondelstraat zou duidelijk worden wat het konkreet betekende om de geweldsgrens te overschrijden. "Ik ben trouwens wel een keer heel erg bang geweest", aldus Erik. "Dat was op de Vondelstraat toen die helikopter kwam en ze zeiden dat ze gingen schieten. Uit het ochtendgrauw kwam dat zootje toen aangemarcheerd. We waren nog maar met zo weinig. Ik stond te trillen op mijn benen - ook van oververmoeidheid denk ik. Ik was bang, heel erg bang: nu gaan er doden vallen." Ondanks tanks, keiharde charges en massaal stenen gooien viel er geen dode. Het magische moment werd gepasseerd. Ook op 30 april 1980 bleef, ondanks de geruchtenstroom over twee slachtoffers, de dood niet meer dan een dreiging. Ondanks de steeds groffere middelen van overheidswege - uitroken en verwonden door traan- en braakgas, getrokken pistolen, bussen die op menigtes inreden en standrecht van stillen - hield de in '80 ontstane relkode aan krakerszijde stand. De relkode was gericht op het handhaven van de legitimiteit van de gerechtvaardigde woede, die met eerlijke middelen diende te worden uitgeraasd. Nieuwe aktievormen zoals de bankentochten onttrokken zich aan de konfrontatie, voor de grens van mollie en pistool hield men stil. Deze middelen werden bewaard voor het geval er een dode zou vallen: "Als er op ons geschoten wordt, schieten we terug" - en niet eerder. In de voorbereiding van iedere rel zat de spanning vervat "of zij ons al zouden dwingen opnieuw een stap verder te gaan". Maar het gevoel heerste dat als je dat deed, "er iets enorms ging gebeuren". De angst voor (maar ook het verlangen naar) de pleuris die dan zou losbarsten leidde ertoe dat noch een dode, noch het mollie-gebruik in de strategie mocht worden opgenomen. In de besloten sfeer lag er geen taboe op het opnemen van de dood in het gedachtenspel over de volgende rel, maar op vergaderingen en in verklaringen voor de buitenwereld mocht daarover niet worden gesproken. Maya tegen Simon: "Ik hoor jou nog zeggen op een vergadering over de verdediging van de PH-kade: 'we moeten overwegen dat er dooien kunnen vallen'. Ik had je wel in elkaar kunnen timmeren! Dat is voor mij geen overweging." Simon: "Het was de diskussie over: als we ons gaan verdedigen, wat gebeurt er dan? Nou, dat kon je achteraf zien. Er stonden godverdomme scherpschutters." Maya: "Als jij bereid bent om je neer te laten knallen komt dat in mijn hoofd zo absurd voor. Ik zou nooit, nooit bereid zijn om dat voor zoiets te doen. Zover krijgen ze me niet!" Simon: "Het is het afwegen van belangen. Ik zit nu klote, ik zie geen gat in mijn toekomst. Ik hou het alleen vol om weet ik veel wat, omdat ik nog enig gevoel van nut heb. Als ik nu de pijp uitga, haalt dat niets uit. Maar als ik het gevoel heb dat het nut heeft om me neer te laten knallen: nou prima. Ik denk daarbij vooral aan publiciteit. Als een pand een dusdanig symbool is van een onrechtmatige ontruiming, van een fout beleid, dan heeft het zin. Ik heb toch niets... dit is allemaal niet van mij. Ik heb niets, dus het maakt me geen reet uit." Simon vertolkt hier onverbloemd de heroãsche visie op de eigen dood: door op het goede moment te sterven krijgt het no-future-leven zin. Hij is bereid zijn leven in te zetten als aktiemiddel om de kraakbeweging op te voeren tot haar hoogtepunt. Maya wijst dit soort heldendom radikaal van de hand, zij ziet haar leven los van de kraakbeweging, als absolute waarde. Maar dit bij volle bewustzijn aanvaarden van het martelaarschap was een uitzondering. De overpeinzingen omtrent de dood draaiden eerder rond de dood van de ander. Wanneer een medeaktievoerder op straat vermoord zou worden en de rest dus overlevenden zouden zijn, was het aan hen om hun schuld ten opzichte van de dode in te lossen met het "enorme" dat er dan stond te gebeuren. Dat was het geheim van de kraakbeweging. Op 19 augustus 1980 ontlaadde de spanning die door het geheim werd opgeroepen zich op merkwaardige wijze. Na de ontruiming van de PH-kade die middag werd, ondanks de verzekering van de burgemeester dat er geen andere ontruimingen zouden volgen, plotseling Huidenstraat 19 leeggehaald door stillen met getrokken pistolen. Toen daarna ME op de gracht verscheen, "was voor ons volstrekt duidelijk wat er stond te gebeuren: die zouden de hoek omgaan en ook de Groote Keyser proberen te pakken". De Keyser, die op steenworp afstand van de Huidenstraat ligt, was toen al twee maanden in wederopbouw onder leiding van Hein uit de Staatsliedenbuurt, maar voor dat werk bestond weinig animo bij de stad. Die verhuisde liever van het ene symbool naar het andere in het kader van de ontruimingsgolf. Toch werd de Keyser nog steeds met ontzag bekeken als de plek waar het allemaal begonnen was. Direkt nadat de ontruimingsmare was verbreid, werden forse barrikades opgeworpen bij de bruggen rond het pand. Het gevoel dat de eindslag die die middag bij de PH-kade was uitgebleven, nu wel gevoerd ging worden, joeg de spanning razendsnel op. Maar er gebeurde niets, de politie viel niet aan. Toen was de vraag: wat nu? Op dat moment kwam de politie met een witte vlag naar de krakers toe en stelde voor: "Wij ontruimen de Keyser niet als jullie geen verdere akties ondernemen en de barrikades zullen opgeven." Het ging er nu om of als tegenprestatie voor het slechten van de barrikades geeist zou worden, dat alle arrrestanten die die middag gemaakt waren onmiddellijk vrij moesten. De politie zou nooit ingaan op zo'n eis en dus zou daarmee een hypergewelddadige ontruiming van de Keyser kunnen worden geprovoceerd. Op een tussen de barrikades bijeengeroepen vergadering ontstond daarop een bizarre ruzie tussen de groep van Hein, die de rel wilde en dus eigenlijk vond dat "wij ons dood moesten vechten", en een aantal oudgedienden uit de Pijp die Hein verweten dat hij met het inzetten van het symbool bij uitstek de dood van de kraakbeweging wilde afdwingen. De ontruiming zou van de Keyser een pand hebben gemaakt waarover nog jaren met de gemeente kon worden gevochten, bij behoud kon het hooguit gelegaliseerd en bewoond blijven, waardoor het zijn symboolkracht zou verliezen. Nadat de politie een papiertje getekend had dat ze "noch De Grote Keiyser, noch enig ander pand" zou ontruimen, "onder voorwaarde dat geen krakingen meer zullen plaatsvinden op deze dag en de barrikades worden opgeruimd op zeer korte termijn" verliep de kommotie. Sindsdien heeft zich nooit meer de situatie voorgedaan, dat het kollektieve geheim zich uitte in het verlangen kollektief tenonder te gaan in een enorm Armageddon. Overigens bleek bij de tweede Dodewaard-gaat-dicht-blokkade, eind september 1981, dat de politie wel degelijk in staat is de dood van een beweging te forceren. Ook daar geen doden (wel geruchten), maar iedereen die er bij was hield er het gevoel aan over "dat ze met dat traangas bezig waren geweest ons allemaal te vermoorden" en dat bleek voldoende om, wat betreft de anti-kernenergie, het toch al niet zo swingende bewegingsgevoel om zeep te helpen. Donderdag 25 oktober 1985. De "Amsterdamse kraakbeweging" heeft nog ÇÇn symbool over en enkele enklaves die zich min of meer volgens het model van '80 hebben georganiseerd. Tegen dit symbool, de Staatsliedenbuurt, heeft de gemeente een slotoffensief aangekondigd, met het doel definitief een punt te zetten achter de krakersmacht in deze buurt. Er is een apart politieteam opgericht met een eigen wijkbureau om de kraakgroep uit te schakelen. Het geheime beleidsplan daarvan is 2 dagen eerder uitgelekt en via Radio Stad in de openbaarheid gebracht. Op 24 oktober wordt tegen alle gedragskodes tussen buurt en gemeente in, de etage Schaepmanstraat 59-I ontruimd. Er wordt alarm gegeven en een groep van zo'n 100 mensen verzameld in het Staatseigen kraakkafÇ De Rioolrat. Karel: "Ik kwam daar toevallig terecht omdat ik die middag door een vriendin gevraagd was mee te doen aan een kraak van een etage in de Okeghemstraat. De hele groep die zat te wachten op het voorverzameladres in de Schinkelbuurt, besloot naar de Staats te fietsen toen er alarm kwam, omdat duidelijk was dat dit het begin was van de grote ontruimingsgolf waar de gemeente al jaren over had zitten zeiken. Voor de Rioolrat hebben we nog een uur of zo in de zon staan wachten. Toen we zagen dat het kind van de vrouw die zojuist ontruimd was rood haar had, besloten we met de herkraak mee te doen. Op een gegeven moment was er een vergaderingetje binnen in de Rat. Piet vroeg daar of we zin hadden in een herkraak, want er zat politie in het pand. Ik zal nooit dat verbaasde gezicht van hem vergeten toen iedereen zonder aarzelen 'Ja' brulde. 'Het is nog nooit eerder gebeurd', zei hij nog voorzichtig." De groep gaat gewapend met tafelpoten op weg naar de Schaepmanstraat, een wandeling van zo'n 500 meter. Bij de herkraak blijkt niemand een koevoet te hebben meegenomen en wordt de deur ingebeukt met de slagwapens. Als iemand door een losgemept deurpaneel als eerste naar binnen wil klimmen, wordt hij door de in het pand aanwezige agenten gericht in de arm geschoten. Na veel geschreeuw van de herkrakers klimmen de polities over het balkon naar een buurhuis, waar ze het verdere verloop van de gebeurtenissen gaan staan bekijken zonder verder te worden lastig gevallen. Karel: "Ik stond daar op straat me af te vragen wat er allemaal wel niet gebeurde opeens, ik was in geen tijden meer bij een rel geweest. Buren hingen uit de ramen en riepen dat als de straat gebarrikadeerd ging worden, we hun oude karavan wel mochten gebruiken. De stoep werd een beetje opgebroken, maar het stelde allemaal niet veel voor nog. Opeens komt er zomaar een Golfje door de straat gereden om poolshoogte te nemen, maar die werd met stenen weggekeild. Toen klonk er een knal van een rotje binnen en zie ik even later iemand het huis uitrennen die voor me op de stoep neerploft. 'In zijn arm geschoten' klonk het rondom. Het zag er niet zo imponerend uit trouwens. Het drong ook niet zo door, er was nog nooit iemand door een politie neergeschoten tenslotte. Die jongen werd later met een ziekenwagen afgevoerd. Toen had ik zoiets: aan dat nieuwe ontruimingsbeleid kleeft nu al bloed, die zullen het verder wel uit hun hoofd laten om de zaak te komen ontruimen." De etage op ÇÇn hoog wordt betrokken door een groep vaste klanten van de Rioolrat, die stenen omhoog beginnen te gooien om als munitie te kunnen gebruiken. Ze hadden al weken zitten wachten op een vette konfrontatie met het nieuwe wijkteam. Karel: "Op het moment dat doorkwam dat de ME in aantocht was stond Piet daar uit een raam met een megafoon te tetteren dat iedereen het pand in moest. Een goed idee leek me, de meest veilige plek in ieder geval. Toen we eenmaal binnen waren en de benedendeur was dichtgebarrikadeerd, bleek Piet het pand weer te hebben verlaten. Langs de ramen zag je de stenen naar beneden zoeven bovenop de platte petten die de straat wel even zouden schoonvegen. Toen realiseerde ik me dat de situatie die middag iets anders zou worden dan ik zojuist had ingeschat." Verspreid door het pand zijn dan zo'n 50 krakers aanwezig, die de eerste aanval weten af te slaan. Karel: "Eindeloos duurde het daarna. De ME stond verspreid over het pleintje schuin voor het pand. Zodra ze dichterbij kwamen kregen ze dakpanden over zich heen. Harry nam nog een slok uit een bierflesje, maar daar bleek ammonia in te zitten om over de smeris uit te gieten." Harry: "Ik ben toen met Betsie en iemand die een steen op z'n kop had gekregen via de achtertuin vertrokken om een dokter te zoeken, maar we werden meteen gearresteerd. Betsie werd al snel weer het politiebusje uitgegooid, maar wij tweeân werden naar het ziekenhuis gereden en daar in de handboeien naar binnen gebracht en zo onderzocht. De dokter zei dat ik veel moest drinken en dat als ik wat had van die ammonia had doorgeslikt, het mis zou gaan. Ik zou kunnen stikken. Op het Hoofdbureau ben ik al snel gaan beweren dat ik het zo benauwd kreeg. Toen hebben ze me binnen twee uur weer de straat opgeschopt." Karel: "In de Schaepmanstraat is er die middag nog uit het raam onderhandeld met een smeris over vrije aftocht en geen ontruiming, maar wat hadden we daar tegenover te stellen? We zijn op de trap spelletjes gaan spelen om de tijd te doden ('Ik ga op reis en ik neem mee...'). Op een gegeven moment zagen we in de ondergaande zon op het dak tegenover ons Hein verschijnen, als een soort mythische gestalte, zwaaiend en alles. Dat was wel kicken. We hebben toen afgesproken de ME nog eenmaal terug te slaan. Veel diskussie was daar niet voor nodig. Het was meer een sportieve prestatie. We zaten nu eenmaal klem en een buitenploeg die ons zou moeten ontzetten was in geen velden of wegen te bekennen. Vreemd genoeg was iedereen vrij relaxed, er was een soort militaire nuchterheid over ons gekomen." Ondanks een enorme regen van straatstenen, dakpannen, ramen met kozijn en al, balken, deuren en stoeptegels vanuit het pand, slaagt de ME er om 6 uur in de woning opnieuw in te nemen. Een deel van de krakers weet via een buurhuis over straat te ontkomen, maar 32 mensen worden in en rond de woning met veel geweld gearresteerd en in bewaring gesteld op het Hoofdbureau. Een dag later, vrijdag om een uur of vier, rukt een groep van 200 met helmen, knuppels en leren jassen uitgeruste krakers vanuit de Rioolrat op om de etage in de Schaepmanstraat voor een tweede keer te herkraken. De groep wordt tegengehouden door een peleton ME op de hoek van Schaepman- en Van Hallstraat. "Stenen, rookbommen en een enkele mollie zijn hun deel." Dan wordt geprobeerd het nabijgelegen houten voorpostgebouw van de gemeente in brand te steken, "omdat de gemeente zich niet aan de afspraak houdt". Maar een beginnend brandje dooft al snel. Na de eerste botsing tussen krakers en ME trekken de eersten zich terug op een kruispunt om zich te hergroeperen voor een tweede aanval. Paul stond daar ook: "De stemming was zo dat we hoe dan ook het pand zouden heroveren. Iedereen stond dicht bij elkaar. De ME bleef staan voor de Schaepmanstraat. Piet had een radio bij zich en net op het moment dat het even rustig was, kwam het nieuws van 5 uur met het bericht dat ÇÇn van de gearresteerde krakers in de politiecel was overleden. Piet draaide de radio toen hard en hield hem boven zijn hoofd zodat iedereen het kon horen. Het was of er een bom op dat pleintje viel. Eerst stond iedereen dicht bij elkaar te luisteren, maar toen week plotseling iedereen naar achteren uit en uiteindelijk stond Piet daar in z'n eentje met die radio boven z'n hoofd. Tot hij blijkbaar ook dacht, wat doe ik hier, en wegliep. Eigenlijk zou je verwachten dat de reaktie op het nieuws een enorme woedeuitbarsting zou zijn, maar in plaats daarvan leek het of de mensen niet meer wisten wat ze moesten doen. De motivatie met de herkraak door te gaan was in ÇÇn klap verdwenen. Iedereen was stil, praatte hooguit zachtjes met elkaar. Het was al snel bekend dat het Hans Kok moest zijn, misschien van mensen die pakketjes waren brengen. Er werd besloten terug te gaan naar de Rioolrat om het bericht te verwerken. Mensen konden het niet geloven, het kwam harder aan dan een tik met een wapenstok. Misschien speelde er iets mee van, shit, als ze iemand al in een cel kapot maken, dan kunnen ze ons hier op straat ook zo neerknallen." De politie wist al sinds 12 uur van de dood en was massaal aanwezig in de Staatsliedenbuurt. De groep herkrakers die was uiteengevallen en terugkeerde naar de Rioolrat in alle straten werd opgewacht, ME- bussen scheurden op hen in en er leek met traangas te zullen worden geschoten, "maar de wind staat verkeerd dus dat gaat niet door". En, vervolgt Paul: "Dat werd dus een beetje spitsroedenlopen. Een beetje moeilijke route werd er gekozen om terug te komen naar de Rioolrat. Daar waren we met 200 mensen hutje mutje op elkaar geplakt en nog voor er gepraat werd, wat de bedoeling was, werden we opeens omsingeld door ME-bussen en ME'ers stapten uit met traangasgeweren die voor ons bedoeld waren. Ze hadden dus echt zo'n idee van, voor het eskaleert, voor de woede zich echt kan uiten, moeten we ze eerst de pan inhakken, in ieder geval intimideren. Toen trok de ME zich terug. Ze hadden even laten zien wat ze konden doen." Een tweede groep hoort pas bij de Rioolrat dat er een kraker in de cel is overleden: "Godverdomme!! Gewoon vermoord dus! Totall loss geslagen en aan z'n lot overgelaten." Dan verschijnt er opnieuw ME op het kleine plein voor het kafÇ. De eigen media geven verslag: "Mensen kunnen ternauwernood opzij springen. Gevolgd door een stenenregen rijdt de bus weer weg. Barrikades worden rond het plein opgeworpen en dit keer wordt er wel traangas afgeschoten. Mensen worden van de Rioolrat weggejaagd en tot diep in de buurt vooral door stillen achtervolgd. Overal politie, ruim 300 ME'ers en praktisch alle arrestatieteams. De Staatsliedenbuurt is zowat afgesloten." Anderhalf uur later wordt er in het buurtcentrum De Koperen Knoop een "massale vergadering" gehouden waarvoor ook de pers is opgetrommeld. Daar blijkt de verslagenheid uit de Rioolrat te zijn overgegaan in een volgende fase: "We zullen ze terugpakken." Vanwege de aanwezige stillen konden geen konkrete aktieplannen worden besproken. Er was bovendien veel te veel ME in de stad om een massale aktie te kunnen uitvoeren. Besloten werd terug te gaan naar de buurten en "die avond in kleine groepen uiteen te gaan en zoveel mogelijk gemeentelijke instellingen aan te pakken". Piet had tegen de pers gezegd: "Ik heb geen zeggenschap over iedereen hier. Ik kan me voorstellen dat mensen zo kwaad zijn dat ze hele rare dingen gaan doen. Maar dat komt voor rekening van de gemeente." Onderling kontakt tussen de buurten was er tot de aangekondigde demonstratie de volgende dag niet meer. Dat was ook niet nodig. Na 5 jaar bleek het geheim over de dood van de ander nog zo levend, dat een ieder exakt wist wat er nu gedaan moest worden: het "enorme" waar al die jaren op gewacht was, nu was het magische tijdstip aangebroken om dat te laten gebeuren. Paul: "Het was wel vreemd die vrijdagnacht. Opeens scheen iedereen diezelfde soort klik te hebben. Iedereen had het idee, nu gaan we het ultieme middel, nog voor de guns dan, gebruiken: de mollie. Ook mensen die over het algemeen gematigd zijn zeiden: nu gaat het te ver, dit kan niet meer. De strijdbaarheid werd opeens ingevoerd. Die nacht was echt een uitzonderingstoestand. Iedereen liep met mollies op zak, iedereen had jerrycans benzine staan en ging met vuur te werk. Het kon nu, dit was het nieuwe aktiemiddel. De angstdrempel was weg. Het had ook niet uitgemaakt of je gepakt werd. Ik denk dat je echt een gevoel van rechtvaardigheid had, van: ik sta in m'n recht. Je kunt me pakken maar dat maakt toch geen fuck uit. Normaal steek je geen politieauto's in de fik voor een politiebureau, daar ga je dan een paar weken over denken, hoe je zoiets aanpakt. Toen gebeurde het spontaan, hoppa. Zaterdag kwam ik mensen tegen die zeiden: ik dacht dat wij de enigen waren die zoiets heftigs zouden gaan doen. En iedereen heeft het gedaan." De vuurobsessie ging zover dat, naar verluid, bepaalde benzinestations in de stad, waar opeens aan de lopende band allerlei heftige types jerrycans kwamen tanken, geen brandstof meer wilden leveren, "want jullie steken er toch maar fik mee". Bovendien ging het verhaal rond dat er "door mensen waarvan je dat nooit had verwacht met tijdsmechanismen werd geknutseld". Er vonden minstens 40 prikakties plaats, o.a. brandstichting bij de parkeerpolitie (schade: 1,2 miljoen), bij voorposten van de gemeente, een lege gevangenis, het gemeentearchief, de vreemdelingenpolitie, bouwketen, vuilnisbakken, een rondvaartboot, het stadhuis. En ook andere steden bleven niet achter: In Nijmegen gaan autobanden op de snelweg in de hens, in Utrecht sneuvelen ruiten bij gemeentegebouwen... In de nacht van vrijdag op zaterdag maakte de kraakbeweging haar geheim openbaar. Onder welke omstandigheden Hans Kok was overleden, deed er op dat moment niet toe. Men had zich de dood van de ander voorgesteld op een stedelijk slagveld temidden van knuppelende ME'ers en razende bussen, maar dat er nu iemand in een cel een miserabele dood stierf, "Ö la Zuid-Afrika of Chili", maakte feitelijk geen verschil. Door zijn dood werd hij degene op wie jarenlang was gewacht: Hans Kok was "de ander". Alle onderdrukte bewegingsgevoelens mochten nu in heel hun meeslepende pathos aan het licht worden gebracht. De angel van de angst die al die jaren bij de verschillende akties was gevoeld, en van de pijn om al die keren dat men was weggerend waar men had moeten terugvechten, braken naar buiten toen er iemand was blijven staan en daaraan ten gronde was gegaan. De schuld zo vaak rakelings aan de dood te zijn ontsnapt, zulke heftige dingen te hebben overleefd dat het toeval was dat men er niet bij was blijven liggen, en de wetenschap dat er nu wel iemand de dood was gestorven die de overheid voor allen in petto had gehad, plaatste Hans Kok ver boven de samenloop van omstandigheden die zijn sterven had veroorzaakt. Dit was iets dat de media niet konden doorgronden, voor hen was hier een 'normale' arrestant gestorven en waar maakten die krakers zich nu zo druk om? Dat er na zoveel jaar teloorgang van de kraakbeweging nog steeds een grote groep bestond die tot in het hart geraakt werd door de eerste dode aan krakerskant, viel buiten hun bevattingsvermogen. Doodsangst en -verlangen zijn buitenmediaal, ze kunnen niet worden omgezet in vrijblijvende informatie. Dat in de vrijdagnacht grootschalig over de grens van het brandgevaar werd gegaan, bewijst dat het niet de bedoeling was om de emotionele intensiteit om te zetten in begrijpelijke voorstellingen. De door de media voorgeschreven censuur op daden die "slecht zijn voor de publieke opinie", werd voor een nachtje radikaal terzijde geschoven. De akties waren niet gericht op een imaginaire kijkersmassa die gemobiliseerd of bewerkt moest worden, maar waren een uiting van het verlangen een reâle massa op de been te brengen om gezamenlijk de woede en het verdriet uit te razen. De vuurakties werden nog gedaan door relatief weinig groepjes. Maar op de demonstratie de volgende middag waren opeens een paar duizend mensen aanwezig. Daaruit bleek dat ook degenen die allang niet meer meededen aan feitelijke (kraak)akties nog steeds ingeschakeld waren op het geheim: ook voor hen werd Hans Kok in ÇÇn klap de ander. Ze hadden gehoor gegeven aan de oproep van de nachtelijke signalen van vuur en vallend glaswerk. Maar nu het geheim openlijk erkend en uitgeraasd was, verloor het ook zijn kracht. De demo die massaal begon op het Beursplein, dunde in een reeks konfrontaties met de alom aanwezige politie snel uit. "Een heleboel mensen zijn elkaar kwijtgeraakt, doordat ze moesten rennen voor ME of stillen". Op vrijdagnacht hadden degenen die na jaren waren overgebleven van de kraakbeweging hun eenheid hervonden door, zonder afspraken vooraf, aan een serie gefragmenteerde gebeurtenissen allemaal dezelfde massasymbolen mee te geven, vuur en rinkelend glas. De eenheid van de demonstratie op zaterdag had eenzelfde gevoelslading als de nacht ervoor, maar de reâle massa slaagde er niet in bijeen te blijven. Het had een rouwstoet kunnen worden, waarin allen die het iets aanging gezamenlijk de kraakbeweging ten grave hadden kunnen dragen. Deze had met het uitrazen van haar geheime drijfkracht tot stilstand kunnen komen op de plek waar de eerste kraker was gestorven. De demo na de dood van Hans Kok had dat verdwijnpunt kunnen worden, maar de politie, bang voor een wederopleving van "het kraakgebeuren", hield de massa permanent in beweging met charges en stillenparanoia. Daardoor bleef, ook voor de demonstranten zelf, onduidelijk wat ze gemeenschappelijk hadden die dag, wat ze er zelf mee opschoten om juist voor deze celdode massaal de straat op te gaan. De woede na de bekendmaking van de dood van Hans Kok ontleende zijn kracht aan het feit dat een kraker vermoord was. De politie gaf direkt een persbericht uit waarin van hem een apolitieke drugsdode werd gemaakt, in de zekerheid dat die in krakerskringen op een minimale belangstelling konden rekenen. Op vrijdagavond was van krakerszijde de eis geformuleerd: "Er moet een onafhankelijk onderzoek komen naar de doodsoorzaak van Hans door artsen die door ons worden aangewezen." Dit was een poging om een mediale legitimatie te krijgen voor de woede die op dat moment in de opbouwfase was. Maar de pers moest niet veel hebben van de krakersargumenten en volgde blind de versie die door de politie-p.r. werd verspreid. De eis tot onderzoek bevatte ook een element dat Hans Kok als krakerssymbool opzijschoof en hem inlijfde bij de vele anonieme celdoden. Deze 'verbreding' was terecht vanuit het standpunt van degenen, die eerder al de omstandigheden in politiecellen probeerden aan te klagen en nooit gehoor vonden. Maar dat hij een celdode was, was minder belangrijk dan het feit dat hij een kraker was en daarom bleef de verbinding altijd abstrakt. In de roep om onafhankelijk onderzoek was echter ook al de faktor opgenomen die de woede zou oplossen in medische, wetenschappelijke en juridische details: het maakte van de doodsoorzaak een probleem voor deskundigen. Net als in '80-'81 de woede om de woningnood verstrikt raakte in een juridisch netwerk rond aankoop, vordering, anoniem dagvaarden en andere voor niet ingewijden onbegrijpelijke procedures en argumenten, maakte de zaak Hans Kok versneld eenzelfde cyklus door. Ook de media kregen na enige tijd door dat de politie zomaar wat versies van het overlijden in de openbaarheid had gebracht om de eigen fouten en nalatigheden te maskeren. Zij begonnen op hun beurt aan te dringen op meer onderzoek. Na een kast vol rapporten en tegenonderzoeken, begeleid door stapels kranteknipsels en hoofdredaktionele kommentaren, leverde alle research uiteindelijk niet meer op dan partikuliere bewakingsdiensten in het cellenblok, om te voorkomen dat de overbelaste bewakers opnieuw vergissingen zouden maken met ongewenste publicitaire gevolgen. Hans Kok ging dood omdat de politie hem dood liet gaan. Maar hij stierf wel omdat hij dat, in ieder geval tot op zekere hoogte, zelf wilde: bij zijn arrestatie slikte hij een potje methadontabletten en hij wist wat dat voor konsekwenties kon hebben. Hans Kok had tegen zijn ouders gezegd dat "hij de dertig niet zou halen". Zijn dood past in de no-future heroiek die Simon al in 1980 had geformuleerd, en die tot het geheime dromenarsenaal behoort van iedere levenskunstenaar die meer wil dan pamfletten of vreedzame demo's. Wie eenmaal in een slag met tegenstanders verzeild raakt, ontkomt er op den duur niet aan, ofwel de eigen dood als reâle optie te aksepteren, ofwel te vluchten. Maar de bereidheid je leven op het spel te zetten schept, naast de angst dat je werkelijk kunt sterven, ook het verlangen met die grens kennis te maken. In het korte moment van het geweld wordt de dood, die normaliter ontkend of miskend wordt, in roulatie gebracht. Niet als een gevaar waarmee gerekend wordt, eerder als een goede bekende wiens aanwezigheid op de achtergrond nuchter wordt ingeschat. Hans Kok ging dood en de krakers overleefden hun kollektieve doodsverlangen. Dat hij de eer aan zichzelf heeft gehouden had nooit verheimelijkt hoeven worden, zoals nog jarenlang gebeurd is in kilo's onderzoeksrapporten. Men had er ook trots op kunnen zijn dat iemand nu eindelijk gedaan had, wat men heimelijk de beweging toewenste. Hans Kok was niet het ultieme slachtoffer van de toenemende repressie, hij was eerder de meest radikale aktievoerder (of hij dat nu wilde zijn of niet). Hij voerde de geakkumuleerde heftigheid tot het uiterste door, en zette er daarmee een punt achter. Aktievoeren na Hans Kok was zijn radikale naãviteit voorgoed verloren. Nadat Hans Kok onder toeziend oog van de politie was gestorven, verscheen terecht op zijn graf het kraaksymbool, dat immers betekende dat er tot het bittere einde zou worden doorgaan. Maar daarna had het ook voorgoed zijn impakt verloren, het was een grafteken geworden. Een jaar na de dood van Hans Kok, op 25 oktober 1986, trok een herdenkingsstoet vanaf het Haarlemmerplein via de Schaepmanstraat naar het Hoofdbureau. Was de demonstratie zelf al vrij rustig geweest, voor het Hoofdbureau valt plots een totale stilte in. Minutenlang staat iedereen, zegt niets, doet niets, een trom slaat een traag ritme, dan valt ook die stil. Na 2 minuten gaat de straatverlichting aan. Als mensen verderop ramen van het politiebureau beginnen in te gooien, komt het geluid daarvan als een bevrijding: de toestand wordt weer normaal. De meegebrachte kransen en bloemen zijn tegen de muur gelegd. Het begint donker te worden en dan verschijnt de ME. De grote groep rent weg en wordt tot ver in de Kinkerbuurt achtervolgd. Een aantal mensen, waaronder oud-verzetstrijders en de vader van Hans Kok, vormt met ingehaakte armen een rij rond de kransen. Een ME-linie houdt voor de groep halt en blijft een half uur in formatie staan. Overal om hen heen staan ME-busjes, langzaam maar zeker stroomt de pers toe. Het NOS-journaal arriveert met grote kamera. De groep rond de bloemen roept: "Terugtrekken! Geen geweld!". Dan doet de ME opeens een stap naar achteren en begint op hen in te rammen met de wapenstok. De bloemen worden vertrapt. Toen de kraakbeweging eind '78 in de Jacob van Lennepstraat begon was de situatie eender, alleen stond men toen een kraakpand te verdedigen en verdedigde men nu grafkransen. De cirkel was rond. De woede om een "falend beleid" dat je met inzet van je leven kon bestrijden, had plaatsgemaakt voor de woede om de ontheiliging van de dood van de ander: niet het woonrecht, het recht op een eigen leven, maar het rouwrecht, het recht op een eigen dood, was tot een absolute waarde geworden. In Hans Kok rouwde de kraakbeweging om zichzelf, om haar eigen stilstand, haar eigen dood. De totale stilte die plotseling intrad voor het Hoofdbureau waar hij gestorven was, was de stilte van een beweging die zich realiseerde hier zelf gestorven te zijn. De grafkransen waren voor haar bedoeld. Maar er was niet alleen reden tot (be)rouw; dat de kroniek van de kraakbeweging hier eindigde kwam ook als een opluchting. Eindelijk was het eindpunt bereikt waar al jaren op gewacht was. En iedereen wist dat ook. Twee jaar na zijn dood wordt Hans Kok niet meer gezamenlijk herdacht.