De Langste Brug Toeristisch essay door BILWET I shall now count from 1 to 10 On the count of ten you will be in Arnheim I say 1 - and as you focus your attention entirely on my voice you will slowly begin to relax 2 - your hands and your fingers are getting warmer and heavier 3 - the warmth is spreading through your arms, your shoulders and your neck. 4 - your feet and your legs get heavier 5 - the warmth is spreading through the wholest of your body On 6 I want you to go deeper I say 6 and the whole of your relaxed body is slowly beginning to sink 7 - you go deeper and deeper and deeper 8 - on every breath you take you go deeper 9 - you are floating On the mental count of 10 you will be in Arnheim Be there at 10. I say 10. Naar Lars von Trier, Europa Hoe kom je erop? 'Daar hebben landen geen hoofdstad. De mensen vestigen zich allen aan de grenzen. Het land blijft leeg. Hoofdstad is de hele grens.' Elias Canetti, Die Fliegenpein Waar is Arnhem? Het is in 1993 onmogelijk Sonsbeek aan te doen en de stad Arnhem te vermijden. Als kunstminnaar ben je ditmaal veroordeeld om naast de installaties ook het stedelijk decor in je op te nemen. Gewoonlijk laten wij de coîrdinaat Arnhem op het Global Positioning System (52¯ NB/5¯ 53' OL) rechts liggen als wij randstad Holland per auto verlaten en links wanneer we uit continentaal Europa terugkeren. Er is al iets misgegaan zodra wij de bebouwde kom bereiken. Waar zijn we nu weer terechtgekomen? 'U hebt gekozen voor Arnhem.' Sommigen komen aan om uit hun dak te gaan. Slechts een enkeling neemt de afslag omdat die er momenteel toevallig woont. Anderen vertrekken naar Arnhem in de verwachting terplekke een betekenistraject te kunnen doorlopen, zoals in geval Sonsbeek. Deze mediagestuurde dagjesmensen willen Europa nu aandoen en krijgen hun verdiende portie vervreemding over zich heen. Je moet er immers iets voor doen om het raadsel kunst met voldoening op te lossen. We moeten nu al weten wat er dan, in die 21ste eeuw, zal spelen. Na de ervaringsmachine te hebben doorlopen is volop gelegenheid voor een drankje onder de Arnhemmers. De stad biedt alle faciliteiten voor een culturele apräs-ski. Even ophalen: de moderne steden verschenen na het jaar 1000 op de knooppunten van oude handelsroutes in het natuurlijke landschap - wegen, rivieren en zeestraten. Door zich aan deze oorspronkelijke accumulatieplaatsen vast te hechten, konden de bewegingen naar, rond en uit de versterkte veste worden gecontroleerd, getaxeerd en gemoduleerd. De doorgaande beweging werd afgeremd door de vesting en deze vertraging vormde de bron van rijkdom voor de steden. De stad was een eiland in het netwerk, een bewoonbaar kruispunt. 'Arnehem' zoog zich na 800 vast op een stuwwal in een periodiek overstromend rivierkleiland aan de noordzijde van een brede bocht in de Nederrijn, even voorbij de aftakking van de IJssel. Het omringde zich na verwerving van zijn stadsrechten in 1233 ter nadere beveiliging met een hoofdwal en singelschil. Radiaal op de stad kwamen de handelsroutes naar en van Utrecht, Zutphen, Nijmegen en Deventer uit. [billboards] De stad lag, omstroomd door de St Jansbeek, van de rivier afgewend. Ze raakte haar slechts op twee punten: aan de westrand bij het haventje en aan de oostelijke punt, waar een schipbrug naar het zuiden voerde. De rivier was niet alleen een verkeersroute voor schepen, maar ook een obstakel voor verkeer over land op de noord-zuidas (iets wat de stad in 1944 fors ingepeperd zou krijgen). Na 1600, toen Arnhem een concentrische vesting met versterkingen was geworden, begon het de grotere steden Zutphen en Deventer te overvleugelen (eind 18de eeuw had de stad 10.000 inwoners) en werd het de hoofdstad van gewest Gelre. Ambtenaren en Gelderse adel vestigden zich in de residentie en Arnhem verwierf het imago van deftige provinciestad, 'de genoeglykste'. Dit imago werd nog versterkt toen in de loop van de 19de eeuw planters uit Oost- en West-Indiâ met fiscaal gunstige omstandigheden naar de stad werden gelokt. Daar mochten ze van hun buitgemaakte rijkdommen komen genieten in elegante, witgepleisterde panden en landhuizen in Indische stijl, met name langs de Velperweg. De sufgestreden soldeniers uit de koloniân werden ondergebracht in rustoord Bronbeek. [Vong Phaophanit, Mark Dion] De bouwvakkers schoof men weg in de volkswijk Klarendal. De adel en geldadel, elk met talrijke relaties, vormden de economische onderbouw waarop parken als Sonsbeek en Zijpendaal kwamen te rusten. Zo kreeg Arnhem haar vanzelfsprekende faam als parkenstad. [Anna Gudjonsdottir & Till Krause] Vanaf 1800 werden de middeleeuwse stadswallen geslecht en de singels tot stadswandeling gehermodelleerd. Zo kon de stedelijke conglomeratie gaan uitbreiden langs het verkeerssysteem waarop de stad tot dan toe had geparasiteerd. [Patrick Corillon] Tegelijkertijd werden de ruigere gronden pal buiten de stad verregaand gehermodelleerd om er nette natuur van te maken. In haar groenvoorzieningen hield de stad zich voor ogen met welk landschap ze de band moest doorsnijden om de specifieke lokatie te worden die ze wilde zijn. Wie in de Randstad 19de-eeuws parken bezoekt ziet bosschages, weiden en water: vlakland met doorkijkjes, panorama's en brede lanen tussen bomen. Hier is de Hollandse weilandervaring geconstrueerd, het besef van de kleinheid van de mens in de wijdsheid van het laagland. Sonsbeek, Arnhems 19de-eeuwse park bij uitstek, roept de woudervaring op. [Mario Ario] Het is heuvelland waarin de kleinheid van de mens gerelateerd wordt aan de hoogte van de bomen en de diepte van de dalen. Waar je in Arnhem-stad ontspant, is Sonsbeek gewijd aan de inspanning: al wandelend kom je er je eigen fysieke grenzen tegen. Alleen aan de zuidrand zijn wat weiden en wateren aangelegd die - Beautiful, Sublime and Pituresque volgens de categorieân van de Engelse landschapsstijl - voor relaxed Hollands moeten doorgaan. Maar zelfs de beek is er uitgerust met watervallen. Wij zijn hier minstens in Nederland, Duitsland en Engeland samen. Op het hoogste punt van het park Sonsbeek (en de regio) staat een uitkijktoren, de BelvÇdäre, vanwaaruit men een overzicht heeft op natuur en stad. In de grenzenstad Arnhem maakt het park de stad vanaf de noordzijde zichtbaar, net als overigens de bruggen over de Nederrijn aan de zuidzijde doen. Het principe van de tweedeling bepaalt voor en na het Arnhemse. Verkeerstechnisch: de stad is doorsneden door de spoorlijn naar Duitsland, die op gezag van de Nederlandse staat rond 1850 dwars op de stad, die eindelijk z'n beklemmende muren kwijt was, werd aangelegd op een dijklichaam. [Mark Manders] De rivier scheidt Arnhem-Noord en het ver afgelegen -Zuid dat vanaf de jaren 1930 is aangelegd, gelijk met bouw van de eerste brug over de Rijn. Zo kreeg de stad allengs de vorm van twee symmetrisch uitgespreide handen met de Rijn als spiegellijn. [Liz Larner] Religieus: Arnhem vormt het schemergebied tussen het katholieke zuiden en het protestantse noorden. Maar ook historisch: de eerste vestiging, kort voor het jaar 1000, was al verdeeld over het domein van graaf Wichmann en graaf PrÅm. De stad werd sinds 1233 eeuwen lang bestuurd door twee families, de maagtalen Van Arnhem en Van de Gruythuis, en gedurende eeuwen door twee burgemeesters. Is Arnhem schizofreen of is hier sprake van een zinvolle verdubbeling? In Arnhem verzoent en versmelt niets, alles blijft naast elkaar liggen, gescheiden door sprongsgewijze overgangen. Je loopt of fietst zo de stad uit, een groene lob in, en daar is niets meer van de stad te merken. Er wonen altijd twee zielen, ach, in de borst van Arnhem; als deze stad er ÇÇn zou hebben, mist ze iets. Het wapen van Arnhem is een adelaar met twee, in tegengestelde richting kijkende koppen. Arnhem ligt in Grensland,[noot VEG] daarvan is Sonsbeek de belichaming: alle landschapstypen zijn er onvermengd naast elkaar aanwezig, de twee werelden van bossen en heuvels, watervlakten en laagland. Ertussen lopen Nederlandstalige hertjes, vreemde eenden en rundvee als 'bewegende schaalelementen'. Tussen de verschillende geomorfologische elementen zou Sonsbeek als brug moeten fungeren, waarvan de bomen de spijlen zijn. Maar net als de bruggen over de Nederrijn, verbindt de brug Sonsbeek niet, maar houdt ze gescheiden. Zo wordt ook de lijn tussen park en stedelijke bebouwing strikt genomen. De natuur wordt ingezet om een visie op de stad te krijgen: Arnhem is het mooist als je het van een afstand bekijkt. in Arnhem gebruik je een brug ¢f om de stad te verlaten ¢f om erin vast te lopen. De brug vormt hier de spanningsboog van het grensbewustzijn. Arnhem is nog net geen buitenland. Het vormt de grens waar de kunstmatige natuur van Holland raakt aan de transnationale ordening van de Euraziatische schol. Doordat Arnhem vrijelijk in de weer kan met elementen uit natuur en cultuur is het een potentieel universum dat vormen kan overnemen uit iedere stad. Toen de versnelling op gang kwam met de revolutie van de transportmiddelen midden 19de eeuw, kreeg de stedeling te kampen met het onbehaaglijke gevoel het allemaal niet meer te kunnen bijbenen, wat werd vertaald in termen van kapitalistische vervreemding en moderne nervositeit. Als remedie hiervoor werd het park ingericht als herinnering aan een rustiger realiteit waarin men nog wel thuis had kunnen zijn. Alleen is het park iets anders dan een geheugensteun, het is 'not the idea about the thing but the thing itself' (Wallace Stevens). In het stadspark heerst de snelheidsmaat van wandeling en fietstocht, die buiten de hekken verdrongen is door de vaart van het gemotoriseerde verkeer. Het park is geconstrueerd als eiland in het netwerk van verkeerssysteem stad. Daar ontleent het zijn rijkdom aan: die van de ervaring. Waar de stedeling in feite nergens meer was, omdat hij voortdurend onderweg was, tekende het park voor de terugkeer van de plek. Het park is een uitleg van een vroegere werkelijkheidservaring. Weg van de snelweg geldt het motto: ontdek je plekje. Op een plek heerst een lagere snelheidsmaat dan erbuiten. Zo kon de vestingstad op het knooppunt van de handelswegen al als plek worden ervaren, totdat de compacte stad in de 19de eeuw werd opengelegd voor het wegverkeer. De plek is een restgebied tussen de verkeersstromen. Op een plek kun je aankomen, verwijlen en vertrekken. In het verkeer is alleen de vector van de verplaatsing belangrijk en tendeert de plek naar nul, maar die zal nooit worden bereikt. Dat maakt het ongeval mogelijk. Het ongeluk is de ongeregelde vermenging van de eigen snelheidsmaat met die uit een ander verkeerssysteem. Geerlig Riemer over het eerste auto-ongeluk van Nederland (1899): 'Ik reed met m'n vader de nogal steil dalende Pels Rijckenstraat af richting Zijpendaalse weg. M'n vader was als paardenman gewend dat met een hele kleine beweging van de hand de koets een hoek om werd gestuurd. Daardoor draaide hij te weinig aan het stuur. En m'n vader vergat in de paniek om de voetrem te gebruiken, want die was hij ook op de rijtuigen niet gewend, maar rukte aan het stuur alsof hij de teugels in z'n handen had en riep: 'Huh, huhuh.' We schoten door, reden een boompje uit de grond en bleven net boven de twee meter lager gelegen Sonsbeekweide hangen.' Waar het verkeer staat voor de doorgaande beweging, schept het ongeluk ruimte voor afleiding. Voor zover de stedelijke conglomeratie ruimte biedt aan gebeurtenissen, zijn dat onderbrekingen van de verkeersstroom: botsing, demonstratie, braderie, voorjaarskermis, hardloopwedstrijd, koninginnedag, dodenherdenking, kerstdrukte, mist en verdwaalde weggebruikers. 'Het ongeluk is de plek waar de bezinning terugkeert in het verkeer' (Paul Virilio). Ook de total loss van een technisch vervoermiddel vormt een bron van vermaak voor de omstanders en compenseert voor de stress dat men zelf onvermijdelijk verkeersdeelnemer is. De afhandeling van het ongeluk, het herstel van de eigen snelheid c.q. de heersende orde, sticht het sociale. Het park is een pleisterplaats waarin het ongeluk praktisch afwezig is. Maar de prijs die voor deze rust moet worden betaald is die van de dreiging: van overval en moord tot verkrachting en aids.[Tom Burr] De plek is niet alleen de plaats van de mogelijke herinnering, maar ook van de mogelijke gebeurtenis. Plekken zijn geladen met verleden en toekomst: 'Het landschap is iets kwijt, lijkt het. Ik weet wel beter. Het landschap wacht gewoon tot er weer iets gebeuren gaat, wat dan ook. En het voelt zich daar wel bij' (Armando). Op de plek kan de vijand ieder moment opduiken: 'Deze bosrand bijvoorbeeld: blijf nou es staan en probeer voorzichtig te kijken. Als ze mij maar niet zien. Wat zou er in dit bos gebeuren, denk je. Wat zeg je? Je hoort ze in de verte schreeuwen? Mooi' (Armando). Overal waar suspense hangt, is sprake van een plek. De snelheidsmaat van het gemotoriseerde verkeer is in de loop van deze eeuw overtroffen door die van het vliegtuigen- en het rakettenverkeer. Deze zijn eind 1900 op hun beurt ingehaald door de lichtsnelheid van het elektronisch dataverkeer. Bezien vanuit de satelliet is de stedelijke agglomeratie een herinnering aan een vroegere, tragere werkelijkheid, een verkeerspark waarin de krioelende vehikels de functie van de bosschages uit het natuurpark hebben overgenomen. Tot voor kort hadden de stad en het verkeer tegengestelde belangen, waarbij keer op keer delen van de stad werden opgeofferd aan de verkeerseisen. Thans versterken stad en wegverkeer elkaar en worden wegen gepland om gebouwen langs te parkeren. Waar het wegverkeer in de 19de eeuw de ruimtelijke ordening van de ommuurde stad openscheurde, kan ze eind 20ste eeuw worden gebruikt als bindend element in het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN), waarin de zone tussen Waal en Rijn vol gaat worden gezet met hoogwaardige kantoorruimte. Terwijl het gemotoriseerd verkeer de inwoners van de vestingstad desoriânteerde, werkt ze identiteit stichtend in de nieuwe vestigingsregio. Een ringweg is gepland om op noord- en zuidoever een nieuwe centrale zone te laten ontstaan. Daarin zal ook het noordelijke winkelcentrum uit de Koude Oorlog worden opgenomen. De vitale infrastructuur heeft zich verplaatst naar het zesde continent onder en boven Arnhem. [Max Neuhaus] In dit transnationale rijk van de ISDN-kabels en telematicatorens wordt beslist over het urbane voortbestaan van de regio. Zonder teleport zijn de Arnhemse snelwegen binnen afzienbare tijd uitgestorven. De vrachtwagens zitten via TANGO (Transport Automatiserings Netwerk Gelderse Ondernemingen) met een immaterieel lijntje vast aan het satellietennetwerk. De multimodale transportregio KAN wil de toegangspoort zijn tot het achterland van Europa. Het KAN is een van de schakels binnen het kerngebied 'dat zich uitstrekt van Zuid-Engeland via Midden-Duitsland naar Noord-Italiâ'. Volgens de voorlichtingsvideo 'wordt het binnenste naar buiten gehaald en het buitenste naar binnen gebracht middels gerichte ruimtelijke investeringen'. Arnhem kan zich ook haar toekomst alleen maar voorstellen binnen het principe van de tweedeling, al zijn de klassieke polen stad en natuur, noord en zuid, bebouwing en verkeer, herbenoemd als binnen en buiten, ditmaal visionair omgedraaid. De kwestie waar Arnhem ligt als het eenmaal binnenstebuiten is gekeerd, kan alleen op toeristische wijze worden beantwoord. Vragen naar de geografie van Arnhem komt voortaan neer op het intoetsen van de lokale coîrdinaten in het wereldomspannend informatienetwerk. Wat er nog rest aan plastieke structuren van de dubbelstad is vrijgegeven om oudere snelheidsmaten in te ervaren. Het VVV: 'Ook een tochtje met de pleziervaarboot behoort tot de mogelijkheden.' [Ann Hamilton] Terwijl er in het computernet catastrofes op wereldschaal plaatsvinden, heeft het belevingspark Arnhem niet anders te bieden dan de open vraag of er wel (n)iets te beleven valt. Hoe kom je eroverheen? 'Het isolement van de provinciestad was in die jaren van veel penetranter omvang dan tegenwoordig.' Johnny van Doorn Wat is Arnhem? Een bezoek aan de stad valt erg tegen als je in de binnenstad het ware Arnhem denkt te gaan vinden. 'Al voor de oorlog verdwenen veel waardevolle panden en pandjes en de Slag om Arnhem deed de rest. Met brullend geweld veegden geallieerde bulldozers na de bevrijding ook nog eens de talloze armoedige, maar karakteristieke slopjes en steegjes aan de voet van de zwaar gehavende Eusebius van de kaart en vanaf dat moment was oud-Arnhem definitief verleden tijd', meldt de Arnhem-boekenschrijver Bert Kerkhoffs. [Blue Funk] Met de tweede golf Marshall-hulp 'verschenen dan ook de eerste flats in Arnhem'. Bij de opening van de voetgangerszone in het wederopgebouwde centrum (1969) klagen progressieve kunstenaars steen en been over het 'volledig tekort aan verbeelding' (Peter Struijcken) van de 'totaal voorspelbare' sierbestrating. Eugäne Terwindt vat samen: 'Geen extra ervaringen - geen extra mogelijkheden, geen identiteit. Kortom, geen omgeving waar mensen geactiveerd of gestimuleerd worden.' In 1983 worden Arnhemmers gevraagd naar hun mening over de siertegelkunst van Peter Struyken onder de op- en afrit van de Mandela-brug: 'Ik vind het zo zinloos. Als je bedenkt wat er voor andere, leuke dingen hadden kunnen staan. Ze hadden er hele nuttige parkeerterreinen van kunnen maken, of voor mijn part een grasveld met wat heesters.' En: 'Wat spreekt daar nou uit? Tenminste, bij mij niks, het doet me helemaal niets.' [Jan van de Pavert] In 1993 blijkt de 'historische binnenstad' nog steeds aan herinrichting toe. 'De grote, zware tegels zijn gevoelig voor vervuiling en bovendien uit de tijd. Ook worden de tegels door het zware expeditieverkeer en de vuilniswagens kapot gereden. Daarnaast is het verwerken van deze tegels inmiddels bij de wet verboden. De oorspronkelijke sierverlichting is bijna overal gesneuveld en niet meer door nieuwe armaturen vervangen.' Desondanks drommen de mensen er tijdens de winkeluren samen in een gezellige drukte. Wat doen al die mensen daar eigenlijk? 'Een bezoek aan het centrum is voor velen een recreatief bezoek, waarbij het winkelen het karakter krijgt van leisure-shopping' (Gemeente Arnhem). Betsy van Elten, pianolerares, over haar voetgangerszone [SUBREAL]: 'Ik moet er beslist niet zijn. Het is een illusie dat je er in een leuke oude binnenstad gaat winkelen. Je wordt eerder door aders heen gedrukt en geperst, dan dat je bewegingsruimte hebt. Als je in het centrum bent, kom je er niet meer uit. Je wordt doelloos voortgestuwd. Het heeft geen route en geen hart. De straten zijn doodlopende aders, ze hebben geen einde. Op een gegeven moment ben je eruit, dat is alles.' [Marc Quinn] Echte Arnhemmers zoeken liever het knusse ABC-plein, een heerlijk stukje Tokio in de overdekte shoppingmall Kronenburg, de ware binnenstad in Zuid. De betaalbare utopie is hier gemakkelijk bereikbaar met de auto. Modern, goed onderhouden, transparant, biedt Kronenburg zorgeloos winkelen aan de onschuldige consument. Niet geteisterd door de verplichting een lokale identiteit uit te stralen, kan iedereen er rustig zijn wat men is: wereldburger. Tijdens de jaarlijkse Arnhem Promotion-avond op 8 februari 1993 schetste Thomas Verbogt het stadsimago dat moet worden weggepromoveerd: 'Denkend aan Arnhem dachten wij aan naargeestige nieuwbouw, een bekommerde bevolking, algehele luchtvervuiling, onbetrouwbare politici, overal prostitutie en vooral onbeteugelbare en bikkelharde criminaliteit.' In navolging van politieagenten en wakkere politici wordt de vraag naar de identiteit tegenwoordig vooral gesteld door plannenmakers en promoters. De stedelijke identiteit is bewust trendgevoelig. Ze mist iedere vaste bodem en moet om de tien jaar opnieuw worden vastgesteld om haar te kunnen aanpassen aan de eisen van de tijd. De identiteit moet voortdurend in beweging blijven, anders raakt de omgeving in verval en krijgt ze een museale status. Zo kunnen de buurtgebonden winkelcentra in Elderveld en De Laar (Zuid) weldra ÇÇn op ÇÇn worden nagebouwd in het Openluchtmuseum, als voorbeelden van het uitgeputte stadsbeeld met de bielzen en schuine dakjes uit de jaren zeventig van de twintigste eeuw. [John Kîrmeling] De stad heeft niet genoeg aan zichzelf, ze moet voortdurend van buitenaf bedrijvigheid aantrekken, die in principe ook overal elders kan plaatsvinden. De identiteit is bepaald door de suggestieve kracht van het stadsbeeld als activiteiten-magneet. Het werk van de promotors bestaat eruit logistieke apparaten los te laten op de stad om eigentijdse tradities te stichten op basis van de laatste resten burgerinitiatieven. Overheid en bedrijfsleven gaan er vanuit dat de Arnhemmers zelf ontmoedigd moeten worden om spektakels aan te richten in hun stad, omdat je dan 'vandalisme' krijgt. De bewoners mogen alleen als levend stadsmeubilair voor de gezellige drukte zorgen. Daarin kunnen de aangezogen bezoekers zich dan onderdompelen om in grootsteedse anonimiteit vrijblijvend gebruik te maken van hun consumptieve mensenrechten. 'Arnhem allurestad.' Dat Arnhem niet meer is dan een verkeersstructuur is een algemeen onderkend gegeven. Overdag verkeren er minstens tweemaal zoveel mensen in Arnhem als 's nachts. De opsplitsing van de stad in functioneel gescheiden clusters van kantoren, industrieterreinen, winkelcentra, uitgaanscentra, slaapwijken, sportfaciliteiten en groenstroken leidde in de jaren tachtig tot levensgevaarlijke situaties. De behoefte zo snel mogelijk van de ene functie naar de andere te bewegen, leidde tot ondraaglijke verkeerssituaties. Uitgestorven nachtelijke wijken waren inbraakgevoelig, lege paden en wegen van kantoor en appartement naar parkeercentra en verlaten bushaltes scoorden steeds hoger op de schaal van de kleine en grote criminaliteit. In een doodse winkelstraat kun je alleen nog etalageruiten inkinkelen of fikkie stoken om weer eens een medemens tegen te komen. Verbogt: 'Wie in de bebouwde omgeving goed om zich heenkijkt en de benauwde atmosfeer tot zich laat doordringen, die rest niets dan amok maken. De beleving van Arnhem moet er meteen uit en ook al betekent dat negatieve energie, het is heel begrijpelijk.' Het idee om de stedelijke functies opnieuw te vermengen is het antwoord op dit veiligheidsvraagstuk. Het Structuurplan uit de jaren tachtig is opgevolgd door de nota Stadsbeeld uit de jaren negentig. De city wil men ditmaal herstructureren tot inkoop- en uitgaanspark, waar het salaris kan worden omgezet in sociale ervaringen. Binnen haar 'markante groene profiel' zal een door onderzoek vastgesteld authentiek Arnhems stadsbeeld worden opgetrokken. Dit her-indikken van de opgeloste stad maakt de vraag naar de stadse identiteit noodzakelijk, maar deze kan tegenwoordig alleen nog worden bezien binnen het kader van het expanderend verkeersnetwerk. De strategie van stedebouwers is, met het gemotoriseerde verkeer een domein af te zonderen en daarop herontdekte lokale conflicten en gouden tijden als openbare ruimte te laten verschijnen. Het Arnhem binnen de snelwegen wordt het zoveelste museum voor de stedelijke ervaring van de 21ste eeuw. Maar tegelijk moet de Arnhemse identiteit mee-expanderen tot ze het hele KAN omvat. Omdat Arnhem altijd al twee gezichten tegelijk had, kan de stad moeiteloos worden gecombineerd met haar klassieke tegenpool Nijmegen. De Kamer van Koophandels van beide steden zijn al gefuseerd, de VVV's gaan 'zeer intiem samenwerken', dus NEC en Vitesse moeten nu ook wel. Het 'bestuurlijk traject' sjokt hier weer eens achteraan. De promotie van het toeristisch produkt Arnhem hecht zich aan dat beetje extra dat Oud-Arnhem nu nog weet in te vullen. De permanente imago- analyses tonen aan dat er zwakke en sterke kanten zitten aan het produktbeeld. De stad heeft thans de volgende score bereikt in de nationale stedencompetitie: vijfde winkelstad, derde cultuurstad [Eran Schaerf], tweede rechearchstad, derde transferstad, tweede uitgaanscentrum (qua omzet), vijfde kantorenstad en laatste trolleystad. Er valt dus nog heel wat werk te verzetten. De sociale technologie om de bevolking te masseren voor de op handen zijnde aaneenschakeling van alle stedelijke functies, is het professionele evenement. Arnhem geniet al jaren internationale bekendheid om zijn pseudo- gebeurtenissen. In park Sonsbeek bestaat een lange traditie: van de tentoonstelling Nijverheid en Handel (1898) en de nationale schietwedstrijd (1905) tot oud-Hollandse volksfeesten, luchtshows, Biedermeier lentefeesten, operettefestijnen, de beeldententoonstellingen van '49 tot '93, de bloemententoonstelling Sonsbeek Flora (1956), de nationale boomfeestdag (1983) en Arnhem Open (1993). In de stad richt het toeristisch bedrijfsleven onder meer het volgende aan: de Harley Davidsondag, het Introdansgala, de Airborne Trophy, Vliegshow Rijnkade, Internationale Wedstrijden Modelvliegtuigjes, de Foyer, het Korenmarkt-Bluesfestival, Arnhem Danst (ballroom, house, rock 'n roll en volksdans), Intocht Sint-Nicolaas, Koninginnedag, Blueprint/Ereprijs, Openluchtbioscoop, de Muziektent, Carnavalstocht, Dodenherdenking, vier Kermissen, Internationaal Koorfestival, Images Arnhem, Open Monumentendag, Filmprogramma Kerkplein, Bratislava in Arnhem ('zestig Slovaken komen de binnenstad een weekend lang op zijn kop zetten'), Kerstkoopzondag, Arnhem in Aquarel, Kunstbende Festival. Betaald toerisme aan de rand van de stad vinden we in Bronbeek, subtropisch zwembad De Grote Koppel, het vervallen Airborne Museum, het Reisje langs de Rijn, het Wijnmuseum, het Openluchtmuseum en de topattractie Burgers Bush. Geniet, maar met mate. Het evenement wordt puur toevallig of noodlottig in een willekeurige stad geparachuteerd. Het heeft tot doel het economisch mobiliteitsbewustzijn van de burgers wakker te houden, om ze te leren het bewegen zelf als evenement te ervaren. De neogebeurtenis is een verkeerstest, waarin de logistieke potenties van de stad in uitzonderingstoestand worden beproefd: een oefening in de geleiding van recreatieve vluchtstromen. Het evenement heeft niets te maken met de context waarin het terecht is gekomen, het is per definitie globaal, multi-cultureel, mediaal, ecologisch. Het risico dat het letterlijk in het water zal vallen, is de enige onzekere factor. De Tijdelijke Entertainment Zone (TEZ) is een gesimuleerde verdichting van de intermenselijke intensiteiten, een windhandel in gemoedstoestanden, een kneedbeurt van het perceptieveld, een proefboring in girale diepten. Het evenement is een ervaring waar je doorheen gaat om je belevingswaarden en -normen te updaten. Het unieke ervan is dat het plaatsvindt en het genot wordt gepuurd uit de goede organisatie en de korte wachttijden bij de toiletten. Het evenement is geslaagd als het de indruk weet te wekken dat je het elke dag zou kunnen meemaken. Het genieten van de cybernetische perfectie leidt tot het besef dat de stad alle chaos aankan, inclusief haar permanente herinrichting. Wat is de plaats van het park op de evenementenmarkt? Het groenpark is een onder vele themaparken geworden, van sportpark, ponypark, villapark, scienceparc, mediapark, Centerparcs en Lunapark. Een park is een aangelegde omgeving die de suggestie uitdraagt dat het zijn functie overstijgt. Het park is de matrix voor de hele stedelijke inrichting sinds de planologen de greep op de stedelijke ontwikkeling zi jn kwijtgeraakt. Het kantorenpark mag naar een wereldomspannend, niet- lokaliseerbaar zakenleven verwijzen, maar krijgt door middel van bomen en moderne architektuur een pluswaarde mee om de functie als omgeving te laten verschijnen. Urbanisme is tuinarchitectuur geworden. Het KAN wordt voorgesteld als een langgerekte verzameling parken, waarin de Floriade al gepland is. De neonatuur van de historische parken in Arnhem heeft op zich weinig evenementswaarde meer. Het biedt nog iets verhevens en bespeelt hoofdzakelijk de klassegevoelens van aristocratiesimulanten. Arnhem Parkenstad refereert aan een historisch imago en ontbreekt in het dynamisch knooppuntdenken van de promotiemanagers. De vooroorlogse natuurreservaten rond de stad hebben al een actuelere functie dan de stedelijke wouden. Betsy van Elten: 'Aan de randen van de stad zie je groentoerisme ontstaan. De drukte in de binnenstad op zaterdag verhuist zondags naar buiten. Toeristen komen naar Arnhem om aan de rand van de stad de auto te parkeren en vervolgens de Hoge Veluwe in te wandelen. Mensen gaan ook baantjes trekken door het Rozendaalse Veld. Daar zijn paden aangelegd: men legt een route af en keert terug naar de auto zodra men z'n portie groen geconsumeerd heeft. De natuur om de stad is geen plek, het is een verkeerssysteem geworden waarin je je chlorofyl opdoet, je dosis lucht zodat je er voor de rest van de week weer tegen kunt.' Burgers' Bush, de 'de grootste overdekte tuin ter wereld waarvan altijd weer wordt beweerd dat er 1,2 miljoen bezoekers per jaar komen', is de na-oorlogse tegenhanger van het burgerlijk Arnhem van de 19de eeuw en de meer eigentijdse wildparken. Opgebouwd aan de noordgrens van de bebouwde kom, biedt het logistieke bolwerk Burgers Zoo het totale pakket van dierentuin, safaripark, tropisch oerwoud en woestijnlandschap 'en is dus uitermate geschikt voor een compleet dagje uit'. Als cybernatuur is de Bush, anders dan het experiment Biosphere II in Arizona, een open ecologisch systeem: een langlopend evenement waarin is ontdekt hoeveel bezoekers je door een terrein kunt pompen zonder dat het karakter van de ruimte daardoor wordt aangetast. Zo zal Burgers' Bush het model zijn van Arnhem. De bewoners en toeristen in de stad zijn de dieren die, volgens de Bushfolder, 'op avontuurlijke wijze talloze sociale contacten met hun soortgenoten onderhouden'. [Pepe Espaliu] 'Burgers' staat voor visie en durf als het gaat om het verzorgen en presenteren van het dier en het ontvangen van de bezoeker.' Net als in de asfaltjungle 'heeft de bezoeker mogelijkheden te over voor een fascinerende ontdekkingstocht, zij het niet altijd over even comfortabele paden. Maar de vermoeide avonturier kan de benen strekken op het terras en zich tegoed doen aan exotische lekkernijen. Vanzelfsprekend zijn er op diverse plaatsen EHBO-posten aanwezig. Voor de kinderen die de dieren eens even willen vergeten, is er een leuke speeltuin.' Burgers' Bush bewijst dat de combinatie van ecologie en verkeer massapotenties bezit. Waar de parken getemde natuur zijn, toont het ecowoud hoe de natuur beschermd kan worden tegen de mens. 'Papagaaien, u heeft ze hier niet gezien. Het zijn ontzettend mooie tropische vogels, maar ze gaan wel als een Black & Decker door de planten heen.' Ook de natuur heeft zo zijn onaangepasten. Het oerevenement van Arnhem is de Slag om Arnhem, waarvan de Brug te Ver de toeristische trekpleister is. De verwoesting van de stad in september 1944 is de mythische gebeurtenis waaruit het moderne Arnhem is voortgekomen, de tweede stichting van de stad nadat ze haar historische identiteit had 'geofferd op het altaar der vrijheid'. Arnhem anno zero lag verlaten na de gedwongen evacuatie en werd daarop leeggeplunderd door de Duitsers. 'Het gemeentebestuur staat voor een hopeloze taak. De lege stad is vies, stinkt en ligt er verwaarloosd bij, maar naar schatting 90.000 zwervers willen toch koste wat het kost terug naar huis. Even speelt het stadsbestuur met het plan aan de noordkant een totaal nieuw Arnhem te bouwen, maar daar ziet men al snel toch maar van af' (Kerkhoffs). Arnhem staat niet voor vervolging, volkerenmoord, verzet en collaboratie in W.O.II: waar Anne Frank het symbool is van de civiele tragedie, is Arnhem het symbool van het militaire spektakel. [Ken Hardy] De Arnhemmers zelf kregen geen plaats toegewezen in wat hun eigen vestigingsmythe zou worden, de brug werd vernoemd naar de Engelse overste John Frost. De Brug te Ver is het symbool van de mislukking waarvoor anderen (Polen, Engelsen, Amerikanen, Duitsers) gevallen zijn, de laatste nederlaag en het fatale uitstel van de bevrijding van Nederland boven de rivieren. [RÇmy Zaugg] Het noodlot van Arnhem is dat De Brug te Ver haar onoverkomelijke logo is geworden. Het beeld van de vijf jaar durende bezetting in Arnhem wordt bepaald door ÇÇn catastrofe dat het hele verhaal samenvat maar waarin men zelf ontbreekt. De organisatie van de herinnering aan een gebeurtenis draait rond een plek die met herinnering geladen wordt door middel van een monument en een ritueel van de herdenking.[Allen Ruppersberg] De leegte van de verwoeste stad Arnhem kwam het best tot uiting in modern beeldhouwwerk en niet in triomfbogen, piramiden en obeliksen. Gelijk met de trolleybussen [Kamagurka] verscheen in 1949 in Arnhem de eerste internationale beeldententoonstelling van Europa, in park Sonsbeek. Burgemeester Matser over het verrassende succes hiervan: 'Ongetwijfeld heeft de omstandigheid dat na de oorlog allerwege herdenkingsmonumenten werden opgericht een grotere belangstelling voor plastische kunst opgewekt. In menige stads- of dorpskring heeft men ervaren, dat vrijheid en gerechtigheid, het gemeenschappelijk ondervonden leed en de eerbiedige herinnering aan wie het leven lieten, dat al deze levenswaarden en diepgevoelde emoties een door ieder beleefde verzoenende expressie konden vinden in steen en brons.' [Miroslaw Balka] Maar direct hierop wist hij de biografische herinnering door twee andere, zwaarwegender verklaringen te bieden voor de verrassend massale opkomst van het publiek. Er waren geen monumenten, maar kunstwerken in de open lucht te zien. ''Sonsbeek' was voor tallozen een openbaring, omdat er geen muren waren. Ook in het vriendelijkste museum bekruipt iemand licht het gevoel dat men samen met de kunst, dat verheven onbekende, is opgesloten. [Mike Kelley] De schuchtere toenadering kreeg een bijzondere bekoring, omdat de beelden door de elementen werden omspeeld. De schaduw van een tak beweegt op een stenen tors, over het brons glijdt zonlicht.'[Alighiero E Boetti] Het ontbreken van de muren, die in '44 en '45 ook in de stad Arnhem waren verdwenen, riep dezelfde leegte op als waarin Arnhem zelf overnieuw was begonnen: 'De kunstwerken stonden niet in een ander domein.' De internationale kunst van Sonsbeek kon het monument vervangen, omdat ze niet de geografische lokatie, maar de gedelokaliseerde leegte als context had. Matser's derde argument was dat er de duizenden vakantiegangers in de Achterhoek en de Veluwe waren die Sonsbeek bezochten. Matser: 'Ieder die de tentoonstelling gezien heeft, zal het met ons eens kunnen zijn, dat de blijheid en zonnigheid die men in de vacantie zoekt, ook aan 'Sonsbeek' eigen waren. Met vacantie zijn is immers 'vacant zijn', leeg worden van datgene wat tot de beslommeringen van het dagelijks leven behoort. De emotionele kant van het bestaan, heeft dan zijn kans.' Het toeristisch evenement dat Sonsbeek '49 was, maakte van Arnhem een willekeurige lokatie voor het dagje uit, en niet een met lokale problemen beladen oord. [Michael Asher] Arnhem lag gewoon weer overal in Nederland. Hoe kom je eraf? 'Als ik het woord 'kunst' hoor, trek ik mijn revolver.' Wolfgang Pohrt Waarom Arnhem? Sonsbeek 93 biedt geen programma in de vorm van een beeldenroute. Er is geen traject met een epische lijn en educatieve opbouw, die een geplande beleving oproept met een ontwikkeling, hoogtepunten en rustpauzes, met gewijde stemmingen en momenten van contemplatie, ontzag, distantie en ironie. De formule van Sonsbeek 93 is die van site-zapping met de stadsplattegrond als beeldscherm en de lokaties als kanalen. 'Do the channel hopping of Zapbeek 93.' Het intoetsen van de remote controle kost hier de meeste tijd. De eigenlijke ervaring van de tentoonstelling is de dialoog met Arnhem verkeersstad. Sonsbeek 93 heeft de allure van een dropping, een puzzletocht die geslaagd is als je de parkeergelegenheden hebt gevonden. Het overbruggen van de off-sites tussen de verschillende lokaties is de expositie. Geniet van deze tussentijden. Kijk de Medusa van de urbaniteit recht in de ogen. In een stad zonder identiteit is het prettig toeven. Ga niet op zoek naar de obsessie van Arnhem, maar volg je eigen. Vind Kuifje in Arnhem, verrijk je verzameling theelepeltjes, washandjes of luciferdoosjes. Je bevindt je in een universeel archief. Dit is de rijkdom van iedere metropool. Je doet aan industriâle archeologie in Meinerswijk [Rudi van de Wint], onderzoekt de mogelijke landingsplekken voor UFO's, consumeert een snelweg, eet een broodje in de snackbar van Rudy Kousbroek en blijft hangen in het Spijkerkwartier om de Hartman- stoelen in de erologes te aanschouwen. [Keith Piper] Je bestijgt hoge heuvels, bestudeert een viaduct [Christina Assmann] en doet de afdaling van de Moscowa-begraafplaats naar de binnenstad. Je bezoekt CafÇ Meyers of De Buik om de geschiedenis van de jaren vijftig en zestig van de Arnhemse bohäme te aanschouwen. In de laatste resten Wederopbouw rond het Paleis van Justitie, het Stadhuis en het Belastingkantoor is de niet-identiteit in verhevigde vorm te ervaren. Je komt bij in de gezellige terrasdrukte onder de klassieke armaturen van de Korenmarkt. Je verdwaalt in de buitenstad en bezoekt het Bio Revalidatie Centrum op zoek naar de Airborne Begraafplaats en het monument voor de Slag om Arnhem. Terug in de stad blijf je hangen in een Oriântaalse koffieshop aan de Sonsbeekssingel in Klarendal, omdat je bewustzijn zover is verruimd dat je de tijd bent vergeten. Je kiest voor het engagement, maakt een praatje met de krakers van Hotel Bosch en uit je gerechtvaardigde woede over de vervuilers & uitbuiters van Arnhem (AKZO, Biliton, de atoomlobby van KEMA, of BASF). Als je onderweg een Sonsbeeksbeeld tegenkomt, is dat mooi meegenomen. Maar zodra je de kunstbril opzet, gebeuren er rare dingen. Opeens blijkt de stad vol te staan met na-oorlogse plastiek, dus ga je negen van de tien keer op de rem staan voor een werk dat na grondige inspectie toch niet site-specific blijkt te zijn (het Zapbeek-logo linksboven ontbreekt). Computerprogrammeur Wim Stakebrand verbaast zich nog steeds: 'Er is geen andere stad in de wereld waar het aantal kunstwerken per m2 zo groot is als Arnhem: een woekering in de slechtste zin van het woord. Dat komt allemaal van de docenten en (ex- )studenten van de afdeling 'Monumentale Vormgeving' van de Kunstacademie alhier. Een voorbeeld is de boog over de straat bij het PGEM-gebouw tegenover het Gemeentemuseum. Het ding valt op, daar heb je wel mee gezegd. Bij ons in Zuid kunnen al jarenlang een aantal kunstenaars hun kleurprogramma's botvieren en asymmetrische bruggen bouwen. Arnhem staat vol met monumentale kunst, dat is iets wat mij het meeste opvalt: dat ÇÇn enkele afdeling van een academie zo'n stempel op de stad kan drukken.' Betsy van Elten, hiernaar gevraagd: 'Mij is het nooit opgevallen dat de stad vol zou staan met plastische kunst. Je raast er aan voorbij, zelfs op de fiets zie je ze niet. Het verkeer loopt allemaal veel te soepel, ik raak nooit van de weg af. Arnhem is rommelig. Het heeft nergens een aaneengesloten fond waarvoor je een kunstwerk zou kunnen waarnemen. In onze stad is kunst simpelweg onzichtbaar omdat Arnhem is opengelegd door z'n verkeersaders. De kunstwerken die er nu staan moeten de plek een concept meegeven. Maar dat mislukt omdat je niet de tijd hebt om een gedachte waar te nemen. Het oprichten van een teken op een plek voegt zich bij de redundantie van wat er al staat en eindigt in onverschilligheid.' Het motto van Sonsbeek 93 is: 'Remember 71.' De mythe: 'In het rijk van de beeldhouwkunst geldt Arnhem als een voorstad van Sonsbeek, een park dat eerst alle beeldhouwkunst van de wereld in zich heeft samengevat en vervolgens - in 1971 - zijn perken Çn de grenzen van de beeldhouwkunst te buiten is gegaan om zich over alle continenten te verspreiden. Veel van wat nu in Tokio, San Francisco en Melbourne kracht van wet heeft, ging in Sonsbeek in premiäre.' Tijdens 'Sonsbeek buiten de perken' stonden op twintig verschillende plaatsen, 'van de Waddenzee tot Maastricht en van Leiden tot EnschedÇ', 'actuele, communicatieve en democratische' werken die het isolement van de museale kunst zouden doorbreken. Nadat de klassieke Sonsbeektentoonstellingen het museum hadden verlaten, voelde men zich nu binnen de hekken van het openluchtpark opgesloten en beschouwde men Nederland als geheel als openbare ruimte. In park Sonsbeek zelf stond een informatiecentrum dat via telex en facsimilÇ-beeldtelegrafie verbonden was met soortgelijke centra in Groningen, Maastricht, EnschedÇ, Rotterdam en Leiden. [Yuri Leiderman] Er was een videostudio en een discussieruimte, terwijl in de tuin van het Gemeentemuseum een filmtent stond. Voor het eerst werd het hele mediapakket opengetrokken, alle nieuwe media werden tegelijkertijd geãntroduceerd: niet alleen werden de nieuwste technische middelen ingezet, ook werden de modernste publiciteitsstrategieân toegepast. Maanden van tevoren werd de pers al bestookt met stencils en info's over het nieuwe medium van wat later conceptuele kunst zou worden gedoopt. Dit leidde tot woedende controversen over de sociaal-economische aspecten van het hedendaagse kunstbedrijf. De AntiFa-romancier A. den Doolaard ging tekeer tegen de 'voortekenen van ondergaande beschaving', terwijl de maatschappijkritische Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars zich integendeel opwondt over 'ÇÇn miljoen gulden Elite-kunst voor de Elite.' In de gemeenteraad werden vragen gesteld over 'blote borsten op de markt en een verbranding van de Nederlandse driekleur'. De BBK bracht daar weer tegenin: 'Sonsbeek is een keurig nette tentoonstelling. Sonsbeek is much to do about nothing. Sonsbeek is een scheet verpakt in een plastic zakje dat in een vitrine wordt gezet waarna iedereen in de krant verklaart dat het zo lekker ruikt. Gezelligheid, magie, chaos, fantasie en volk - dat alles ontbreekt. Sonsbeek is gortdroog en doods.' De gemeentenota De Sonsbeek tentoonstelling - een blijvende traditie? concludeerde hierop: 'De beeldende kunst was echt van een sokkel afgedaald en velen stortten zich verwoed in de discussies. Communicatie was een van de doelstellingen, maar het leidde vele malen tot verkettering en tot ongelooflijk opgeblazen incidenten.' Binnen haar eigen doelstellingen was Sonsbeek 71 zo een groot succes. Toen bleek dat het publiek op de media was aangesloten en er naast de enorme publiciteit nauwelijks bezoekers waren gesignaleerd, werd Sonsbeek synoniem aan een traumatisch slagveld. Drie jaar later was Sonsbeek buiten de Perken richtinggevend geworden in de internationale kunstwereld. Het duurde vijftien jaar voor Arnhem de klap te boven was. In 1986 werd er een volgende Sonsbeektentoonstelling georganiseerd, ditmaal als 'ommuurde Hof van Eden waarin men kan dromen wat er eens was en wat verloren was gegaan'. Niet alleen stonden alle beeldhouwwerken weer in het park, ook waren er glazen paviljoens en kassen opgetrokken om de werken te beschermen tegen de invloeden van buiten de perken. Het mocht niet baten: 'Bijna ü200.000,- bleek nodig voor de bewaking en beveiliging en desondanks was gedurende de eerste weken van de tentoonstelling sprake van een forse schade als gevolg van vandalisme. EÇn kunstwerk was al voor de opening onherstelbaar en een ander werd tot driemaal toe beschadigd en moest tijdens de expositie definitief worden verwijderd.' Sonsbeek 93 vindt plaats omdat na de 86-tentoonstelling van de reeks Sonsbeek-evenementen een traditie is gemaakt en zoiets gaat nu eenmaal door. Sonsbeek 93 grijpt evenwel expliciet terug op 71 als de vestigingsmythe van de nieuwe traditie van de conceptuele kunst. Maar waar 71 duidelijk maakte dat er voor conceptuele kunst geen vaste plaats was, en al helemaal niet in ÇÇn park of stad, dwingt S93 de conceptuele artiesten om binnen de stadsgrenzen van Arnhem een plek te ontdekken waar ze een creatief proces aan hun broek krijgen, met alle administratie vandien. In het tijdperk waarin Arnhem op het globale dataverkeer wordt aangesloten, krijgen toevallige kunstenaars de taak om aan te tonen dat er nog heel wat betekenis te onttrekken valt aan de Arnhemse percelen en opstallen. En de plekken verdragen dat gelaten. Plekken zijn heel tolerant. Het zal de plek allemaal worst wezen. Wim Stakebrand houdt van kunst en steekt zijn mening bij een goed glas bier niet onder stoelen of banken [Pawel Althamer]: 'Voor kunstenaars is Sonsbeek 93 een alibi om iets te maken. Dat is mijn opvatting over kunst waarin plaatsgebonden identiteiten moeten worden verwerkt. Waar plaatsgebonden critici over plaatsgebonden problemen moeten gaan praten. Kunst is transnationaal, in de goede zin ontworteld en duikt heus wel op waar ze nodig is. Kunst is tegenwoordig rizomatisch en hoeft niet tot verschijnen gedwongen te worden, zodat een stad een vermeende identiteit zou krijgen. Waarom is de stad niet tevreden met de identiteit die ze heeft? 71 bewoog zich binnen de zelfgekozen, geaccepteerde en begrepen grenzen van wat je beeldende kunst kunt noemen, ondanks het feit dat ze haar grenzen aan het verleggen was. Nu worden er grenzen voorgeschreven waar de beeldende kunst zich naar voegen moet. Het sociale en het milieu zijn perfecte alibi's om je tegenwoordig nog kunstenaar te noemen. Kunst wordt deel van het maatschappelijk werk. Tijdens de Wederopbouw had de kunst misschien een troostende, verzachtende functie, in de jaren zeventig een opvoedende, en nu gaan we daar weer naar terug. Kunst moet nu een uitspraak doen over hoe slecht het in de wereld is. Ik zie dat als een eindpunt, maar velen zien het als een nieuw vertrek. Het vieren van de perfecte nutteloosheid is in deze tijden van political correctness het meest perverse dat je nog kunt doen.' Sonsbeek 93 is een uitstekende gelegenheid om eens wat met kunst in de weer te gaan. Je bent in Arnhem, daar valt niets meer aan te veranderen. Sonsbeek 71 heeft geprobeerd weg te komen uit de stad, maar dat lukte geen tweede keer. Jouw plek hier is in het verkeer: stop gerust midden op een kruispunt om de kunst te bekijken. Je mag zonder bijbedoelingen gaan autoflaneren en meedrijven op de verkeersstroom. Nog een weetje: de kunstwerken staan in het centrum nooit verder dan 300 meter van een trolleybushalte. Ervaar gerust het verhevene. Een mening is niet nodig, maar kan wel. De plezierige kant van Sonsbeek 93 is dat alles mogelijk is. De vertoogmachine rond de tentoonstelling is bedoeld voor kunstkenners met totaalvisie. Sticht zelf je eigen Arnhem. Je hoeft je niet druk te maken over wat er met de kunst gebeurd als vandalen de dialoog met de werken aangaan. Het onderhoudsteam herstelt iedere morgen de gevolgen van de interactieve bijdragen van het publiek. Maak je geen zorgen over de toekomst van de kunst, die is in handen van de professionals. Vrees niet voor de shock van het onbekende, je tuimelt nooit in een leegte: zap gewoon door. Bewonder het engagement van anderen, dat is de attractie van zomer '93. Laat je aantasten door de opbouwende neigingen van derden. Wees creatief met concepten, dit is je kans. Sonsbeek 93 is de supermarkt van de uitgewerkte ideeân waar je met je karretje doorheen rijdt. De meeste rekken zeggen je niks, maar er is altijd wel wat te vinden. Zolang het weer maar meezit, kan Sonsbeek 93 niet meer stuk. Noten: [VEG] Bel tussen 18.00 en 24.00 uur de VEG Infolijn: het informatiesysteem van de Vereniging van Europese Grenslandbewoners. Inloggen: 0031-4703-3006. Spraak: 0031-4705-2358. Herleest: Armando, Aantekeningen over de vijand, Amsterdam 1981. Armando, De straat en het struikgewas, Amsterdam 1988. Johnny van Doorn, Mijn kleine hersentjes, Amsterdam 1972. L. Frequin, H. Knap, W. Kruiderink, Arnhems Kruisweg, Arnhem 1946. Bert Kerkhoffs, Knipoog naar het Arnhem van toen, Vroom & Dreesmann 1983 Ron Manheim (red.), Arnhem na 750 jaar, Arnhem 1983. Paul Virilio, Het Horizon-negatief, Amsterdam 1988. [Auteurstekstje] Bilwet wil de beoefening van de illegale wetenschap bevorderen. Zij publiceerde Het Beeldenrijk - over stralingsangst en ruimteverlangen (1985), Bewegingsleer - kraken aan gene zijde van de media (1990) en Media-archief (1992). Vaste medewerker van Arcade, jaarboek voor amulante wetenschappen, Mediamatic, Andere Sinema, Nox, Korunk en Radio Patapoe. Bilwet houdt zich nu bezig met de meta-eeuwen, Groningse stadhuizen, Balkanmedia, Vilem Flusser, verveling, media-ecologie, Armeniâ, verdovende drugstheorie, telemonadologie, Beiroet.