Een kortere versie van dit essay verscheen in Wijsgerig Perspectief
door Patricia de Vries
Everything should be made as simple as possible,
but not simpler _ A.E.
Het is 1943. In een laboratorium in Cambridge in de staat Massachusetts, spelen twee duiven pingpong. Het is het resultaat van Project Pigeon van de behaviorist Burrhus Frederic Skinner. Een onbekend aantal duiven ondergaat in zijn laboratorium de zogenoemde Skinner Box conditionering, een model ontleend aan Ivan Pavlov. Keer op keer is het pingpongspel na verloop van tijd een aangeleerd feit. Niet zoiets vaags als ‘emoties’, maar externe prikkels, de welbekende stimulus-respons associaties, bepalen volgens Skinner gedragspatronen van mensen en dieren.
Tweeënzeventig jaar later, in 2015, wordt een groep prominente wetenschappers gevraagd intelligent menselijk gedrag te verklaren zonder daarbij computervergelijkingen te gebruiken. Het lukt ze niet.
Wat deze twee experimenten verbindt is de cybernetica. In de jaren vijftig zorgt een illuster gezelschap van psychologen, behavioristen, wiskundigen, taalkundigen en filosofen voor een cybernetische wending in het denken over intelligent menselijk gedrag. Menselijk gedrag zou volgens de cybernetica voortaan beter worden verklaard met modellen uit het behaviorisme, de computertechnologie, informatietechnologie en linguïstiek.
Grondlegger van de cybernetica, de mathematicus en filosoof Norbert Wiener, populariseerde later het zogenaamde recursive feedback model van het brein. Gestuurd door ontwikkelingen in computertechnologie en beïnvloed door Skinners gedragsconditioneringstheorie, wordt feedback in dit model opgevat als het vermogen om toekomstige handelingen te voorspellen en indien nodig te corrigeren op basis van de analyse van gedragsgegevens uit het verleden. Alle zelfregulerende systemen, zowel biologische als mechanische, bezitten deze eigenschap.
Het cybernetisch wereldbeeld aanschouwt het intelligente leven als een computer van kosmisch formaat waar de mens er één van is. De werkelijkheid bestaat volgens de cybernetica uit looping circuits van informatie. Wie menselijk gedrag aldus verklaart, beschouwt het leven als kenbaar, bestuurbaar, plastisch. Ondoorgrondelijke wegen, zielenroerselen, instinct, bewustzijn en vrije wil zijn vereenvoudigd tot informatiestructuren, beslissingsbomen en terugkoppelingen.
De opvatting dat onze gecompliceerde wereld terug te brengen is tot het idee dat mensen, net als computers, gegevensverwerkende en manoeuvreerbare regelsystemen zijn, heeft ruim een halve eeuw later een verdienstelijke industrie opgeleverd van cognitief therapeuten, sociaalpsychologen, zelfhulpboeken, effectiviteitstrainingen, productiviteitsverhogende apps en Big Data projecten. Dat het cybernetisch model ingang heeft gevonden in onze neoliberale cultuur van ‘winnaars’ en ‘verliezers’ is niet verwonderlijk. Het neoliberalisme legt de nadruk op individuele verantwoordelijkheid, flexibiliteit, continue groei en (technologische) zelfverbetering: immer voorwaarts, opwaarts. Het cybernetisch geloof in het zelfregulerende aanpassingsvermogen van intelligent leven maakt dat successen op het eigen conto bijgeschreven mogen worden. De winnaar is iemand die snedig zijn adaptieve strategieën heeft geoptimaliseerd. De ‘verliezers,’ zij die niet ‘meedoen’, wordt verweten dit te hebben nagelaten.
In naam van wat, of aan welk moederbord, past de cybernetische mens zijn gedrag aan? De premisse die de verliezer en de winnaar verbindt is de quasi-metafysische aanname dat het universum een logisch geheel is. Dat het leven zich langs intrinsiek doelmatige lijnen ontvouwt. Met de cybernetische methode kun je deze lijnen vanuit het verleden doortrekken naar de toekomst en waar nodig manipuleren – n +1. Code gekraakt. Sesam, open u.
Probeert u eens zonder ‘verwerken’, ‘informatie’, ‘opslaan’ en ‘geheugen’ het menselijk intellect uit te leggen. Het is niet makkelijk. De computermetafoor zit er goed ingebakken. Ondertussen roepen psychiaters en neurowetenschappers dat onze kennis van het menselijk brein écht nog in de kinderschoenen staat. We weten gewoon nog niet hoe we leren, onthouden en waarnemen. Het zal naar verwachting nog minimaal honderd jaar duren eer we er werkelijk iets zinnigs over kunnen zeggen. Vooralsnog zijn we dus sterfelijke organismen, geen zelfregulerende computers.
Onder het tapijt van de cybernetica ligt contingentie, onzekerheid, vormloze grenzeloosheid. Zij houdt zich liever ver van voorvallen waar we de oorzaak niet van kennen, geen kennis van kunnen nemen. Dit maakt zulke gebeurtenissen uiteraard niet minder bepalend. De donderslag bij heldere hemel, de glitch, illustreert de beperking van een model dat zich tot het noodzakelijke en waarschijnlijke beperkt. Gebeurtenissen die onze levensgeschiedenis een wending geven, kunnen vaak niet worden voorspeld op basis van beschikbare gedragsgegevens uit het verleden. We zien ze niet aankomen, want ze manifesteren zich op een onbewaakt moment, ongehoorzaam aan de Bell-Curve. De impulsieve handeling, de mystiek van toevallige ontdekkingen, de plotselinge ingeving, de sublieme kracht van tektoniek, de furie van geweld, de volmaakte storm, het tragische ongeval, de zwarte zwaan, de brandende verliefdheid, aporia, en de mens die zich maar aan dezelfde steen blijft stoten: er is geen feedbackloop tegen gewassen – n-1. In verwarring achtergelaten, zoekt de cyberneticus naarstig naar aanwijzingen in het verleden in de verwachting met terugkoppelingen ‘Het Onbekende’ voortaan een stapje voor te zijn en te domesticeren. Vergeefs – de mens is niet de demi-God van zijn computioneel bestaan. Zoals de astrofysicus Neil DeGrasse Tyson eens zei: “The universe is under no obligation to make sense to you, at all.”
De cybernetica staat in een lange traditie van pogingen het leven minder onzeker te maken en meer naar de hand zetten. Nog altijd is het populair. Haar nieuwste jasje is de hyperboliek rondom kunstmatige intelligentie. De Shannon-index, algoritmes, simulaties, robotica – het is de droom van de cybernetische wetenschap. Een groeiend aantal overheidsinstituties laat ingrijpende beslissingen over aan ondoorzichtige algoritmische routines die draaien op de cybernetische aanname dat het doortrekken van patronen in beschikbare datagegevens waardevrije en vooruitziende uitkomsten oplevert. Kortom, dat intelligent leven berekenbaar, voorspelbaar en uiteindelijk controleerbaar is.
De laboratoriumomstandigheden en specifieke stimuli deed Skinners duiven pingpongen. De wereld is echter geen Skinner Box, het leven geen pingpongspel. Zullen we de computermetafoor maar naar de schroot dragen? Een alternatief is, zoals Montaigne reeds dicteerde, de dood zijn vreemdheid ontnemen opdat we afleren slaaf te zijn. Shift + Command + Finem Respice. |