De Flash Crash: het Monster in de Zwarte Doos

Dit essay verschijnt in Wijsgerig Perspectief.
door Patricia de Vries

Het is donderdag 6 mei 2010, twee over half drie ’s middags, wanneer er op de New York Stock Exchange iets ongekends geschiedt. De beursindex van de Verenigde Staten maakt zonder aanwijsbare reden met ongekende snelheid de diepste duik in zijn 114-jarig bestaan. In enkele minuten gaat 700 miljard dollar in rook op. Echter, binnen zesendertig minuten ligt de koers weer op het oude niveau, alsof er niets is gebeurd. De Flash Crash wordt wereldnieuws en een begrip.

Sinds 2010 hebben zich minstens vijf zulke Flash Crashes voorgedaan. Daarbij, zo stelde een groep onderzoekers van de Universiteit van Florida in 2011, hebben er tussen 2006 en 2011 zelfs bijna 19.000 mini flash-crashes plaatsgevonden.

Op de beurs is tijd geld. Om te kunnen profiteren van kortstondige prijsverschillen op verschillende beurzen, maken handelaren gebruik van algoritmische computersystemen. Die halen terabytes aan data uit nieuwsberichten, kranten, blogs en social media posts. Ze monitoren beweging in de beurzen en beslissen op basis daarvan, in een miljardste van een seconde, om bepaalde aandelen te kopen of verkopen. Flitshandel. Waar voor de beurshandelaar van weleer iedere seconde telde, maakt tegenwoordig een nanoseconde het verschil. In de afgelopen decennia is naar schatting 75% van de handel op de beurzen geautomatiseerd.

De algoritmisch gestuurde flitshandel wordt al snel als boosdoener van de Flash Crash aangewezen. Over de precieze oorzaak van de Crash bestaan verschillende theorieën. Sommige financieel analisten beweren dat zich een systeem-brede fout voordeed toen bepaalde algoritmen op onvoorziene wijze op elkaar reageerden. Anderen geven de schuld aan een malafide beurshandelaar die, opererend vanuit zijn ouderlijk huis in een buitenwijk van Londen, een illegale algoritmische handelsstrategie zou hebben toegepast — spoofing — de man werd gearresteerd, maar niet vervolgd. Weer anderen wijzen naar de bedrijven die met de Flash Crash veel geld wisten te verdienen. De precieze oorzaak van de Flash Crash is uiteindelijk niet gevonden. Een paar maanden na de Crash waarschuwde een onafhankelijke commissie van Amerikaanse toezichthouders voor ernstig toekomstig onheil als de flitshandel niet nauwlettend wordt gemonitord en gereguleerd.

In discussies over flitshandel gaat het geregeld over handelsalgoritmen als ‘black box.’  De term is afkomstig uit de cybernetica; in 1956 omschreef Ross Ashby black boxes als “systems whose internal mechanisms are not fully open to inspection.” Volgens de cybernetica zijn alle zelfregulerende systemen in feite zo’n zwarte doos. Het zijn systemen waarin de input (de stimulus) verschilt van de output (de respons). Er wordt een relatie tussen die twee verondersteld, waarbij de stimulus wordt aangepast aan de hand van de respons — een regelsysteem.

Algoritmische flitshandel wordt in grote lijnen als een zwarte doos opgevat: een mondiaal verstrengeld door machines aangestuurd ondoorzichtig organisme dat alleen van buitenaf en in retrospect beschreven kan worden. De hoeveelheid data, de snelheid waarmee het in de flitshandel wordt verwerkt en de warboel aan kettingreacties van op elkaar reagerende algoritmen maakt toezicht en regulering slechts deels en in retrospectief mogelijk. Daarbij komt dat bedrijven die algoritmen leveren ze beschouwen als een bedrijfsgeheim. Volgens tegenstanders van de flitshandel worden veiligheidsmechanismen niet of nauwelijks ingebouwd omdat dit voor vertraging zou zorgen, en dus geld kost; bovendien weten effectenhandelaren toezicht en regulering grotendeels te omzeilen. Critici zien in de flitshandel een onheilspellend monster dat moet worden getemd.

Het woord monster is afgeleid van monere, Latijn voor ‘waarschuwen’, ‘aanmanen’. Het monsterbegrip kent een boeiende geschiedenis die doorwerkt in het heden. Een monster, schrijft François Bouchard in 1672, ‘is iets dat zich buiten het gebruikelijke verloop en de orde der natuur voordoet.’ Van de late middeleeuwen tot aan de vroeg-moderne periode werden baby’s met zichtbare geboorteafwijkingen ‘monsters’ genoemd en met een mengeling van angst en fascinatie aanschouwd. Met de geboorte van een monsterkind diende zich ook de vraag aan waarom het was geboren, waar het een voorteken van was, en waarom het de moeder was overkomen. De antwoorden op die vragen waren veelal post hoc ergo propter hoc rationalisaties, en werden gezocht in het overtreden van geschreven of ongeschreven regels. Monstergeboortes golden voornamelijk als uitdrukking van Gods wil of toorn, en niet zelden was de conclusie dat de fout bij de moeder lag. Ze had van een verboden vrucht gegeten (een aardbei, bijvoorbeeld); ze had immorele verlangens; of ze had een taboe doorbroken, bijvoorbeeld door, tijdens de conceptie, bovenop de vader te gaan liggen.

Van de middeleeuwen tot in de tweede helft van de 17e eeuw werden monsters gevreesd en geridiculiseerd, ter vermaak als levende curiosa uitgebuit in circussen, en ter lering postuum tentoongesteld in Europese musea, en tot medisch onderzoeksobject gemaakt. In Wonders and the Order of Nature (1998) laten Lorraine Daston en Katherine Park zien dat deze verschillende ideeën over monsters complementair waren aan elkaar. Een monstergeboorte deed gecultiveerde normen en aannames over het leven van alledag wankelen, dit smeekte om een sluitende verklaring. Monstergeboorten, stellen Daston en Park, markeerden de normatieve grens tussen wat je denkt te weten, wie je denkt te zijn en wat je denkt dat de toekomst brengt moge — waar monsters angstvallig buiten werden gehouden.

Ditzelfde, zou je kunnen zeggen, geldt voor de flash crash. Zolang de algoritmische flitshandel wordt begrepen als een zwarte doos, en flash crashes een soort monsters zijn, zullen we beursvallen blijven zien als een anomalie van intrinsieke betekenis, een voorteken, en als een aanmaning tot regulering, beteugeling en boete doening. Die blik ontneemt ons het zicht zowel op flash crashes als grensafbakening van wat onder een zelfregulerende geautomatiseerde financiële markt wordt verstaan — en wat er buiten moet worden gehouden — maar het verblindt ons ook voor een begrip van de beursval als vormverschijnsel van een rivaliserende norm, en van de zwarte doos als allegorie.

 

 

Share