Auteur: Theo Ploeg
Hoe komt het toch dat Nederland ten opzichte van landen als Engeland, Duitsland, Frankrijk en de VS geen echte traditie heeft in het schrijven over popcultuur? En waarom hebben de popjournalistieke expedities op internet zich nog steeds niet weten te ontworstelen van hun grote broer, de traditionele, papieren media? Popjournalist Theo Ploeg laat heden en verleden van de Nederlandstalige popjournalistiek – op papier en op internet – aan zijn geestesoog voorbijtrekken. Zijn oordeel is hard, maar, hij houdt hoop.
“Kunnen we er in Nederland niets van? Of is het medium tijdschrift op papier ten dode opgeschreven? Ik denk dat het antwoord zich op je beeldscherm bevindt”, schrijft Omar Muñoz-Cremers in zijn maandelijkse column in KindaMuzik, webzine over popmuziek. Hij geef zelf het antwoord. Internet heeft niet alleen de toekomst, zo betoogt hij, dat is het allang. Om vervolgens de loftrompet te steken over de Nederlandse weblogs die over popmuziek schrijven. Nee, volgens Muñoz-Cremers is de situatie meer dan duidelijk: “De popbladen zijn chronisch ongezond, het schrijven zelf floreert als nooit tevoren.” Op het internet dus.
Een beetje gelijk heeft hij wel. Met de traditionele popmuziekbladen in Nederland gaat het alles behalve goed. Er zijn weliswaar twee nieuwe rocktijdschriften bijgekomen – Wah Wah en Revolver – en sinds kort ligt Beyond in de schappen, een glossy over wereldmuziek. Maar hoe veel er momenteel ook over popmuziek wordt geschreven, samenhang heeft het niet. Laat staan dat het te kwalificeren is als goede journalistiek. Al zijn er natuurlijk uitzonderingen.
Internet versus papieren journalistiek
Drie jaar geleden vierden de internetredacties van Der Spiegel en Time Magazine hun tienjarig bestaan. Echter, op de Duitse website internetjournalismus.de meent de toonaangevende journalist Fabian Mohr dat er niet veel te vieren valt. Nog steeds wordt een baanwisseling van de traditionele redactie naar de internetredactie gezien als een degradatie. Ook in ons land staat de webredacteur van kranten en opiniemagazines niet hoog in aanzien. Vanuit de traditionele -van oorsprong papieren – journalistiek wordt er met argusogen gekeken naar de digitale pioniers die de regels van de journalistiek aan hun laars zouden lappen. Dat laatste valt overigens best mee, leert ‘De Gevolgen van de Digitalisering van de Journalistiek’ – een onderzoek dat tussen 2002 en 2005 werd uitgevoerd door de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ). De resultaten zijn op zijn minst interessant. Zo concludeert de NVJ dat geld verdienen met journalistieke activiteiten op internet in Nederland extreem lastig is én blijft. Dat komt omdat Nederland geen echte internetcultuur heeft, de vrijheid van de journalist verrassend laag is en de participatie van bezoekers aan websites in vergelijking met andere landen gering. Daarbij komt nog eens, zo stellen de onderzoekers, dat er geen specifieke journalistieke opleiding is die zich richt op internet. Dat is niet zo verwonderlijk gezien de eerder genoemde aversie van de traditionele journalistiek tegen die op het web. Die aversie is overigens eerder angst. Op het web staan de journalistieke waarden immers onder druk. Er ontstaat een nieuw netwerk met andere knooppunten dan de traditionele media en allerlei onplaatsbare vormen van journalistiek. Het weblog bijvoorbeeld, dat misschien niet voldoet aan allerlei journalistieke criteria, maar voor veel lezers wel de rol vervult die eerder was weggelegd voor de journalistiek. De subjectieve interpretatie van de nieuwsblog wordt voor de lezer een bron van informatie. Of dat een goede of slechte zaak is, is een classificatie die nutteloos is. Internet is, zoals altijd met een nieuwe technologie, onderdeel geworden van de werkelijkheid. Negeren is zinloos.
Popjournalistiek van de drukpers
Het subjectieve karakter dat de blogjournalistiek typeert, is altijd al een belangrijke eigenschap van de popjournalistiek geweest. Wellicht dat het daarom tussen de popjournalistiek en de ‘gewone’ nooit echt heeft geboterd. Popjournalistiek is immers vanaf het begin van de jaren zeventig – als er in deze context voor het eerst sprake is van het woord ‘pop’ – altijd de luis in de pels van de gevestigde orde geweest. Pop is immers van het volk, wars van pretenties en maatschappelijke structuren. De grote democratisering van de popcultuur in de jaren negentig – waarin hoge en lage cultuur opzichtig met elkaar flirtten en het postmoderne opgang maakt in de journalistiek – zijn er in de ons omringende landen tijdschriften ontstaan die gelden als de gangmakers van de hippe, vooruitstrevende cultuur. Frame, Wired, Face, I-D en De:Bug golden als vertegenwoordigers van die nieuwe journalistiek. Eentje waarbij pop en intellect hand in hand gingen. Bladen ook die alle vormen van popcultuur en kunst onder het voetlicht brachten.
Aan ons land is deze ontwikkeling grotendeels voorbij gegaan. Buiten het kortstondige bestaan van BlvD als breed cultuurblad heeft ons land altijd een strikte scheiding gekend van cultuurgebieden. Film, mode, literatuur, muziek. Overal bestaan aparte tijdschriften voor. Ook voor popmuziek. Zo rond de eeuwwisseling was het aanbod aan muziekbladen in ons land nog behoorlijk uitgebreid. In een relatief korte tijd verdwenen er echter belangrijke titels: Bassic Groove, Samsonic, Opscene, Update en Watt. Een directe relatie met de opkomst van de popjournalistiek op internet klinkt plausibel. Maar de economische terugslag bij adverteerders ligt als reden meer voor de hand.
Nog steeds is de markt voor popjournalistiek in de traditionele media allesbehalve rooskleurig. Twee jaar geleden fuseerden de twee grootste popbladen OOR en Aloha. Het grootste danceblad van ons land, Release is inmiddels veranderd in een veredeld reclameblad voor een klein publiek. Gratis te verkrijgen bladen als Fret en LiveXS komen nauwelijks tot een acceptabel journalistiek niveau. Het uit de as van Bassic Groove – ooit het grootste dancetijdschrift van ons land – herrezen DJ Broadcast heeft potentie, maar is vooralsnog te instabiel en te afhankelijk van vrijwilligers om te concurreren met de grote titels. In de marge vechten kleinschalige bladen om het voorbestaan. Kleine bladen – zoals Aardschok, Gonzo, Heaven, Fake en That Dam – richten zich op één muziekgenre en zijn journalistiek wel degelijk interessant. Door de marginaliteit kunnen ze echter geen stempel drukken op de Nederlandse popjournalistiek als geheel, zoals inmiddels verdwenen tijdschriften dat wel deden. Al is er in Nederland nooit echt sprake geweest van een sterk popmuziekjournalistiek vertoog of discours.
Het enige serieuze popmuziekmagazine dat Nederland nog rijk is – OOR – blijkt niet in staat daar zorg voor te dragen. Een worsteling met de eigen identiteit, veroorzaakt door gebrek aan concurrentie, is daar debet aan.
Popjounalistiek op het net
Je zou zeggen dat de slechte gezondheid van de popbladen de popjournalistiek op internet groeit en bloeit. Maar de kansen van het internet worden vooralsnog niet benut. Wat is er al wel op internet te vinden? De Nederlandse popjournalistiek op internet kent nog geen lange geschiedenis. In 1996 zijn de eerste tekenen zichtbaar: de dBreakz-mailinglijst is dan een feit. dBreakz is een platform voor iedereen die zich in Nederland bezig houdt met breakbeat, een vorm van elektrische dansmuziek. Journalistiek is dBreakz nog niet. Een jaar later verschijnt het eerste Nederlandse popwebzine; Project A. Daarin wordt niet alleen over muziek geschreven maar ook over mode, kunst, grafisch ontwerp en film. In dat zelfde jaar start Stereo met een emailbrief over popmuziek. Wat later maakt de nieuwsbrief plaats voor een weblog die nog steeds bestaat.
KindaMuzik is tegenwoordig het belangrijkste webzine over popmuziek in de Benelux. En VPRO’s 3voor12 mag ook niet onvermeld blijven. 3voor12 is niet alleen nationaal maar ook international uniek en vooruitstrevend. De popmuzekwebsite van de VPRO biedt radio, concertregistraties, tv en geschreven nieuwsjournalistiek. Ook experimenteert de site met bezoekers-participatie. 3voor12, dat reeds de poppersprijs won en de prestigieuze Europese Prix-award, heeft zonder meer in hoge mate bijgedragen aan de popjournalistiek in ons land. Het is echter te gemakkelijk om 3voor12 te zien als het lichtende voorbeeld. Op de schrijvende journalistiek op de site valt veel aan te merken. De nieuwsberichten – geschreven door professionele journalisten – zijn vaak van een erg laag niveau en de onderwerpkeuze kan veel gedurfder en spannender.
Hart op de tong
Nederlandse websites als Face Culture en Toazted begeven zich net als 3voor12 op het multimediale vlak. Face Culture bied video-interviews met popartiesten aan, Toazted houdt het bij enkel geluid. Vooralsnog willen geen van beide sites echt spannend worden, juist omdat ze de mediamix die 3voor12 zo bijzonder maakt missen. Het discussieforum van De Subjectivisten vormde tot enkele jaren terug het kloppende hart van de Nederlandse popmuziekjournalistiek. Elke dag verschenen er een aantal nieuwe threads. Popjournalisten en muziekliefhebbers discussieerden met het hart op de tong over hun passie of lazen mee. Doel van het in 2001 opgerichte De Subjectivisten was om de traditionele popjournalistiek in ons land te vervangen door een meer subjectieve variant waarbij de schrijver meer ruimte krijgt. Na een succesvolle periode met goede artikelen en een actief discussieforum is de website inmiddels op z’n retour en inmiddels – naar eigen zeggen tijdelijk – van het web verdwenen. Dragende schrijvers – waaronder professionele popjournalisten – hebben De Subjectivisten verlaten waardoor het niveau van de artikelen en discussies sterk is gedaald.
File Under
Vier andere popjournalistieke websites vallen op: Go! Magazine, File Under, Thinksmall en Pitchfork. In tegenstelling tot de grote Nederlandse websites over dance, wordt Go! magazine gewoon in het Nederlands geschreven. De combinatie van nieuwsberichten, recensies en (korte) interviews is te mager om echt indruk te maken. File Under is begonnen als weblog met recensies van cd’s maar is inmiddels uitgegroeid tot volwaardig webzine over popmuziek, volgeschreven door meerdere schrijvers en met recensies, fotografie en interviews. Thinksmall begon enkele jaren geleden als ambitieus webzine over indiepop maar is sinds kort veranderd in een Engelstalige weblog van de voormalig hoofdredacteur. Zonde, want Thinksmall was ondanks het fanmatige gehalte zonder meer een perfecte bron van informatie. Het door mijzelf gestarte cut-up doet een poging om inhoudelijk aan te haken bij het succesvolste popmagazine op internet, Pitchfork. Na een succesvolle periode waarin we experimenteerden met video en radio staat de productie van content, bij gebrek aan vrijwillige schrijvers, nagenoeg stil.
OOR en State Magazine
Alle eerder genoemde websites over popmuziek werken met vrijwilligers, behalve 3voor 12. Alleen de traditionele media met een site betalen hun webjournalisten. Vanaf het begin van internet hebben de traditionele media hoog van de toren geblazen over hun plannen met nieuwe media en internet. Tijdens een popjournalistendag van de NVJ in 2000 zei ex-OOR uitgever Paul Evers nog dat de website van OOR in de toekomst belangrijk zou worden dan de papieren uitgave. Vijf jaar later is daar nog niets terecht gekomen. De begin 2005 met veel bombarie gelanceerde nieuwe website van OOR oogt chaotisch en is veel te druk. De speciale content voor abonnees stelt teleur. Het zijn albumrecensies die ook al terug te vinden zijn in de papieren uitgave en lange lappen tekst die op een beeldscherm lastig zijn te lezen. De website van OOR moet het hebben van nieuwsberichten over popmuziek, maar gaat daarmee de concurrentie aan met 3voor12 en dat lijkt alle behalve een goed idee. Dan is er nog de muzieksectie van de portal van internetprovider Planet Internet. Maar journalistiek wordt daar niet bedreven; een negatieve recensie of kritisch artikel is er niet te vinden. Het relatief nieuwe hiphopwebzine State Magazine wordt opzichtig gesponsord door Heineken en lijkt op het eerste gezicht een direct product van de marketingafdeling van de biergigant. Er wordt echter voorzichtig kritisch geschreven, met behoorlijk wat diepgang, maar de gemakkelijke nieuwsberichten doen de ambities van het webzine nog geen recht. Heineken heeft inmiddels aangekondigd zich gedeeltelijk terug te trekken.
Webzine over Dance
De muzieksecties op internet van de landelijke kranten zijn een lichtpunt in de webpopjournalistiek. Een paar jaar geleden was die van dagblad Trouw met voorsprong de beste. Inmiddels doet Trouw niet veel meer met popmuziek op internet. Popcultuur lijkt eveneens te verdwijnen uit de papieren krant. Het Parool, Volkskrant en Telegraaf hebben de positie op internet inmiddels van Trouw overgenomen. De websites van de gratis kranten komen niet verder dan mooi gestylde persberichten. Vooralsnog gaat het bij websites van kranten voornamelijk om recensies van live-optredens. De Volkskrant gaat verder door het aanbieden van gesproken recensies die weinig meer omhelzen dan een muziekredacteur die met een camera voor z’n snufferd stamelend en veel te snel een geschreven recensie voorleest. De kwaliteit van de geschreven journalistiek is bij de krantenwebsites – en OOR – wel veel beter (sneller in tijd, beter geschreven) dan die op de webmagazines over popmuziek. Het eerder genoemde dancemagazine DJ Broadcast begint zich ook op internet langzaam te ontwikkelen tot belangrijke popjournalistieke speler. Niet dat dat bijzonder moeilijk is. Buiten Go! is DJ Broadcast het enige serieuze webzine over dance. Er zijn wel lifestyle websites met druk bezochte fora die aandacht besteden aan dance. Meer dan veredelde prikborden voor persberichten zijn het echter niet.
Underground
Het mag duidelijk zijn: de traditionele media hebben weinig concurrentie te duchten. Ondanks de grote hoeveelheden geld die ze de laatste jaren hebben geïnvesteerd in nieuwe media, hebben ze een mager aanbod. Vaak is het maar een zwakke afspiegeling van wat ze in de papieren krant doen. Het lijkt er, kortom, op dat ze internet niet beschouwen als apart medium, als een nieuw systeem met een andere, eigen, dynamiek.
De geschiedenis van internet leert ons dat we de vernieuwing niet van de gevestigde orde hoeven te verwachten. De (internationale) initiatieven die uit de underground zijn ontstaan zijn toonaangevend op het net. Denk maar aan Pitchfork, Stylus, Popmatters en De:Bug.
Revolutie
Op het gebied van popmuziek heeft internet voor een revolutie op zich gezorgd. P2P-software maakt het mogelijk om muziekbestanden te delen. En daardoor zijn muzikanten en kleine onafhankelijke platenmaatschappijen in staat om de muziekindustrie te omzeilen. De grenzen tussen de rollen van platenmaatschappij, muzikant en consument zijn minder strikt geworden en vloeien zelfs in elkaar over. Op internet kun je, kort door de bocht gezegd, alledrie tegelijkertijd zijn. Informatietechnologie en nieuwe media hebben het hele industriële popmuzikale landschap op z’n kop gezet. Het is daarnaast de laatste jaren steeds gemakkelijker geworden om zelf een website op te starten. Software waarmee men binnen een uur een eigen weblog creëert zonder te beschikken over kennis van html is op het internet gratis verkrijgbaar. Dat geldt ook voor content management systemen (CMS) – publiceersystemen waarbij kennis van html niet nodig is – die als Open Source worden aangeboden. Met een goede vormgever erbij ligt een stijlvol webzine binnen handbereik. Bovendien beschikt een aanzienlijk deel van de Nederlanders over een breedband-internetverbinding. Met de introductie van UMTS en HSDAP (razendsnel mobiel internet) is de gedachte ‘altijd online’ werkelijkheid geworden. Ook gewoon op straat. Techniek is, met andere woorden, niet meer de bottleneck. Het aantal weblogs in ons land – meer dan één miljoen – bewijst dat er dankbaar gebruik wordt gemaakt van alle technische mogelijkheden. Maar het maken van een goede webzine over muziek vergt natuurlijk wel wat meer dan de beheersing van de techniek. Het vereist visie, creativiteit en een bepaalde mate van professionaliteit. Juist aan die voorwaarden ontbreekt het jammer genoeg nog.
Creativiteit en durf
De internetpopjournalistiek in Nederland lijkt op die in de traditionele media. Ook daar is er geen sprake is van een typische Nederlandse popmuziekjournalistiek. Dat komt door een gebrek aan visie, creativiteit en durf. Dat zorgt voor inwisselbare artikelen zonder kraak of smaak waarin de naam van de band zo veranderd kan worden zonder dat de inhoud er minder plausibel door wordt. Dergelijke artikelen zijn in alle media te lezen. In de traditionele, maar ook op het web. In elk medium – van De Groene tot Nieuwe Revu en De Telegraaf tot ’t NRC – lees je hetzelfde verhaal dat doorgaans trivialiteiten bevat over de nieuwe plaat van de band of artiest, de mening van de auteur ontbreek en deze doet geen poging om de muziek te plaatsen. Dezelfde artiesten duiken in ieder blad, krant en webzine weer op. Ieder magazine een eigen identiteit en een andere doelgroep? Aan de artikelen is dat niet te merken.
Het gebrek aan oorspronkelijkheid is terug te voeren op het ontbreken van een echte popjournalistieke traditie in ons land. Nederlandse popjournalisten gaan nu eenmaal niet graag zelf op onderzoek uit, ze nestelen zich het liefst in de nabijheid van de platenindustrie. Geld speelt daarbij overigens een belangrijke rol. Geldgebrek zorgt er immers voor dat tijdrovende journalistieke methoden als de reportage en het achtergrondartikel vrijwel niet meer geschreven worden. Geldgebrek zorgt er ook voor dat er bovenmatig aandacht wordt besteed aan onderwerpen die voor het oprapen liggen. En dat zijn natuurlijk niet de meest spannende en vernieuwende. Geldgebrek is misschien een reden, maar geen excuus. Ook zonder veel geld is het mogelijk om aandacht te schenken aan onbekendere bands en artiesten. Het kost wat meer moeite, oké, maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs duurder te zijn. Creativiteit en durf is wat nodig is. Eigenschappen die onlosmakelijk zijn verbonden met het beroep van popjournalist.
Gemakzuchtig
Je zou verwachten dat creativiteit en durf op internet wél volop aanwezig zijn. Het tegendeel is echter het geval. Sterker nog: de popmuziekjournalistiek is in de traditionele media vooralsnog zeker net zo spannend, zo niet spannender, dan op het web. Daar zijn een aantal redenen voor. Allereerst zijn er meer popjournalisten dan dat er betaalde banen zijn. Als vrijwilliger beginnen is dan ook dé perfecte manier om op te vallen en je in de kijker te spelen bij de betaalde media. Ook op internet. Onbetaalde popjournalisten draaien op precies dezelfde manier mee in het popmuzikale landschap als hun professionele collega’s. Ze interviewen dezelfde mensen, hebben dezelfde ‘status’ bij de platenindustrie en staan op dezelfde perslijsten. En dat heeft uiteraard invloed op de manier van schrijven. Het is dan ook nauwelijks verwonderlijk dat de popmuziekjournalistiek op het internet de traditionele media als het ware kopieert. Daar komt nog eens bij dat de meeste popjournalisten freelancen en werken voor een keur aan verschillende media. Een mix van betaalde en onbetaalde arbeid is in Nederland eerder regel dan uitzondering. Dat leidt tot de vreemde situatie dat een aanzienlijk deel van de journalisten dat de papieren popbladen vol schrijft ook op internet de toon zet. Daarnaast zijn er nog de amateurschrijvers die op een fanmatige, ‘journalistieke’ of academische manier over popmuziek schrijven of lonken naar een betaalde baan als popjournalist. Die groep heeft inmiddels een uitgebreid netwerk van web-logs volgeschreven over popmuziek. Maar zowel de popjournalisten-in-spe, de amateurschrijvers en hun professionele collega’s kiezen liefst voor de gemakkelijke weg. Waarom op zoek naar het nieuwe geluid op de dansvloer in Oslo als een persdag met Metallica of Justin Timberlake in Amsterdam tot de mogelijkheden behoort? Hoe lastiger en journalistiek interessanter de onderwerpen, zo is mijn ervaring bij cut-up, hoe minder vrijwilligers bereid zijn er de schouders onder te zetten.
Het is overigens niet zo dat er geen aandacht is voor marginale muziek. Muziekstromingen – gothic, breakbeat, hardcore/punk, hardrock, new wave, underground hiphop – die niet of nauwelijks aandacht krijgen in de reguliere media, worden gevierd op webzines of fansites. Maar vaak worden ze in het Engels geschreven en vallen daardoor niet onder de Nederlandse journalistiek. Het enthousiasme voor de muziek staat er centraal, niet de kwaliteit van het geschreven woord.
Een gouden toekomst?
Al zijn ze doorgaans niet al te best geschreven, het zijn juist die marginale magazines die de belofte van internet zijn. Zij berichten over de rafelranden van de popcultuur, over volstrekt onbekende muziek en weten leuke en interessante invalshoeken te bedenken. Hoe knullig het vaak ook geschreven is. De goedgeschreven verandering is te verwachten van vrijwilligersinitiatieven als KindaMuzik, dat met ruim honderdduizend unieke bezoekers per maand een belangrijker speler is geworden. Toch wordt het webzine pas sinds kort serieus genomen door de traditionele partijen. Inmiddels werkt KindaMuzik samen met 3voor12. Maar daar ligt ook de valkuil van KindaMuzik. Het webzine zet in op zoveel mogelijk lezers en daardoor heeft het geen sterke identiteit; KindaMuzik staat eigenlijk nergens voor. Jammer, aangezien het bijzonder eigenwijze Pitchfork juist mét een uitermate stevige identiteit een belangrijk internationaal popjournalistiek medium is geworden. Mijn poging om met cut-up dezelfde weg te bewandelen in Nederland is vooralsnog mislukt. Niet door gebrek aan lezers, overigens. Wel door gebrek aan schrijvers die geïnteresseerd zijn in de marges van de popcultuur en op vrijwillige basis willen en kúnnen bijdragen.
Het wachten blijft op de echte pioniers die het internet zien als dé mogelijkheid om te werken aan een betere vorm van popjournalistiek. Zonder de pretentie er veel geld aan te verdienen, met het verlangen om risico’s te nemen en werkelijk op zoek te gaan naar nieuwe onbekende muziek. Pas dan kan de popjournalistiek op internet in Nederland zich succesvol ontworstelen aan de traditionele media. De hoop is er, nu de praktijk nog.