Bloggend bouwen

Auteur: Geert Lovink

Dankzij internet en betaalbare technologie kan iedereen tegenwoordig een film maken en journalist zijn. Waarom ook niet je eigen huis ontwerpen op internet? Webfilosoof Geert Lovink vindt het geen gek idee. Met de juiste computer, software en een glasvezelnetwerk kan iedereen in de huid van een architect kruipen, betoogt hij. “Wat hebben we eigenlijk te verliezen? Kan het slechter dan de rijtjeshuizen van nu?”

Hoe zou Nederland eruitzien als architecten hun alleenheerschappij over stedenbouw en huizenbouw opgeven? In het Internettijdperk van de toekomst heeft de bevolking geen behoefte meer aan (schijn-)inspraakprocedures en ‘bewonerparticipatie’ in stedenbouwkundige programma’s. De burgerij bouwt haar eigen nestje wel. Ze zet zich massaal achter het 3D-tekenprogramma voor architecten; e-governance wordt ingehaald door AutoCAD4all. Elke do-it-yourselfbouwer heeft straks recht op eigen bouwgrond van minimaal 1000 vierkante meter. Want het sprookje dat er in Nederland geen bouwgrond zou zijn, wordt niet langer geaccepteerd. Met het verdwijnen van de landbouw, is er ruimte zát. Iedereen dus een eigen droompaleis en eindelijk kunnen we afscheid nemen van 19e-eeuwse rijtjeshuizen en de gesloten bouwblokken. De individualisering treedt naar buiten; niet louter het interieur, maar ook de buitenkant is voortaan een afspiegeling van wie iemand is. De democratisering die in de jaren zestig werd opgeëist, wordt met dank aan de technologie pas echt realiteit.

4-wheel drive
Hoe ontwerp je een huis via internet? De onderdelen van huizen en het gebouw zelf, kunnen op een wiki-site tot stand komen; mensen bouwen al bloggend voort op elkaars ideeën en perfectioneren het naar eigen smaak. De onderdelen van het huis van de toekomst kunnen in Zuid-Amerika gemaakt en na een reis in een container in het Nederlandse polderlandschap ontvouwd worden. Zonder zo ver te gaan dat iedereen z’n eigen aannemer moet worden, kunnen bewoners de architect als gewichtige tussenpersoon overslaan en voortaan direct naar de lokale overheid stappen om hun ontwerp te laten testen op bouwkundige voorschriften en brandveiligheid. En als ze in Nederland geen bouwvergunning krijgen, dan elders. Want het idee dat Nederlanders hun ideale ‘4-wheel drive bij het eigen steigertje’ enkel en alleen in dit dure, volle, koude en drassige land willen bouwen, is natuurlijk achterhaald. De genetwerkte Nederlander klikt gewoon op een andere bestemming als hij niet in Nederland mag bouwen wat hij of zij wil. Dan maar in Turkije of ergens in Afrika. Banaliteit zonder grenzen. Het is overigens ook in 2007 al mogelijk om met bouwpakketten elders op de wereld een huis te bouwen, zonder daar zelf bij aanwezig te zijn. Het verschil is dat het straks niet meer om dat tweede huisje in Frankrijk gaat. Laat díe gezapige regio maar aan de naoorlogse generatie over. De wereld is groot genoeg. De kerosineprijs is the limit.

Architecten zien computers te beperkt
Terug naar het heden. De architectuur en stedenbouw worden gedomineerd door de babyboomgeneratie. De huidige vijftigers en zestigers stonden weliswaar aan de wieg van de computer, maar ze hebben het apparaat op een kritische en sceptische afstand gehouden. Ze behoren tot een overgangsgeneratie. Ze staan met hun ene been in de oude en het andere been in de nieuwe media. De computer is voor hen niet meer dan een gecombineerde teken- en rekenmachine. Het is een handig alternatief voor de tekentafel, een virtuele testzone waar architecten naar believen kunnen experimenteren; bijvoorbeeld hoe een gebouw uitkomt tussen andere gebouwen, hoe een kleine aanbouw het evenwicht beïnvloedt en wat een ander steensoort doet. Ze zien het als een virtuele zandbak met oneindige mogelijkheden. “Computers make the impossible aspects of architecture possible”, vat professor Ken Sakamura het dienende aspect van de computer samen. Architecten en stedenbouwkundigen beschouwen de computer dus vooral als een black box en niet als een omgeving met ‘eigenzinnige’ kenmerken. De computer heeft het proces van ontwerpen weliswaar vergemakkelijkt, maar het ontwerp zelf en de positie van de architect is er niet door veranderd. Een reden waarom internettheorie en architectuur zo moeizaam met elkaar in contact komen is een verschillende interpretatie van het begrip ‘virtuele ruimte’. Architecten hebben het gevoel dat ze al lang in cyberspace bezig zijn met tekenprogramma’s als AutoCAD, ArchiCAD en 3D Studio Max. Deze 3D-architectuurspace is echter niet meer dan een ‘eye candy’ voor PR-doeleinden; de virtuele ruimte waarin architecten zich bewegen, bestaat alleen offline en is niet interactief. Het zijn weliswaar blitse tekeningen, die 3D-maquettes, maar het blijven conceptuele droompaleizen zonder gebruikers: mooie plaatjes om klanten mee te imponeren, maar meer ook niet.

Gesloten celebrity systeem
Heel web 2.0, met z’n interactie- en participatie-idealen, lijkt aan de architectuur voorbijgegaan. Bouwkundigen maken sowieso nauwelijks gebruik van internet, behalve om met hun klanten en leveranciers te communiceren. Er valt genoeg te discussiëren over architectuur, en dat doen de heren (meestal zijn het mannen) dan ook. Maar zie je daar iets van terug op internet? In de tien-vijftien jaar dat internet bestaat, is er geen toonaangevende lijst, newsgroup, website, portal of blog ontstaan waar de discussie over hedendaagse globale architectuur en stedenbouw wordt gevoerd. Architectuur en stedenbouw bevinden zich dus nog steeds in een twintigste-eeuwse vertoogruimte die gekarakteriseerd wordt door een gesloten celebrity-systeem met een strenge peer assessment controle aan de poort. Het blijft verbazingwekkend dat een van de belangrijkste intellectuele disciplines in Nederland zich dusdanig afzondert van innovatieve communicatiemiddelen. ArchiNed, het Nederlandse Internetportaal vormt wellicht een uitzondering op deze regel. Deze informatieve portal heeft echter niet meer dan een journalistieke pretentie.

Verlengstuk van tv
Als het internet louter een verlengstuk van krant, film, radio en tv zou zijn, is er niets nieuws onder de zon. Dan hoeven we niet door te praten over de relatie tussen internet en architectuur. Maar internet is een massamedium met een andere invloed op de samenleving dan radio en tv; het versterkt de individualisering en de democratisering. Zo’n verandering kan niet zomaar aan de architectuur voorbijtrekken, al was het maar omdat ook de architectuur onderhavig is aan modes en media-spektakel.
Telecom-onderzoeker James Encks voorspelde een grote omwenteling waarbij de winnaars de internetgebruikers zijn, en de grote verliezers de partijen die hardnekkig vasthouden aan oude waarheden, zoals de tv en radio. Waarom zouden wij, de gebruikers, blijven bedelen om de aandacht van de grote architecten en drukbezette politici? Nu het Net als massamedium zijn bestaansrecht heeft bewezen, doet het er verder niet toe of de culturele elite in Nederland dit medium negeert of omarmt. Natuurlijk kunnen we online inspraak hebben, campagnes ondersteunen tegen de (nog) verdere uitbreiding van Schiphol en kunnen we ons op internet virtueel klaarstomen voor een volgende IJburg-achtige wijk. Maar we kunnen meer! Een eigen huis of appartement ontwerpen met het nog fictieve programma autoCAD4all. We kunnen van nieuwe (bouw)materialen doorontwikkelen en internet kan ons helpen met het beheersbaar houden van de kosten.

Onvoorspelbaarheid
Het is overigens niet zo dat geen enkel architectenbureau reageert op de computerontwikkelingen en internet. In Nederland staat Lars Spuybroek met zijn bureau NOX bekend om zijn virtuele vormen. Met speciale software ontwerpt NOX gebouwen die (letterlijk en figuurlijk) niet rechtlijnig zijn, maar voortvloeien uit de logica van het gebouw zelf. Het resultaat zijn organische bouwwerken met natuurlijke vormen die op geen enkele manier te vergelijken zijn met de klassieke huizenbouw. Spuybroek gaat een stap verder dan zijn collega’s met het integreren van de computer in zijn werk, maar ook hij ziet de computer puur als een hulpmiddel bij het tekenen. In zijn boek NOX: Machining Architecture (2004) schrijft hij dat hij de computer als een stuur ziet, dat navigeert met richting en flexibiliteit. Spuybroek laat zich bij het ontwerpen inspireren door filosoof Gilles Deleuze, de bekende ‘internetfilosoof’. Deleuze pleit voor onvoorspelbaarheid, verschillen en constante verandering tegenover de huidige rechtlijnigheid, discipline en controle. Spuybroek gaat daar een eind in mee met zijn zelforganiserende en interactieve ontwerpen, maar stelt uiteindelijk wel grenzen. Hij wil de architectuur beschermen tegen de vrijheid en de eindeloze vormenvariatie die de computer in zich bergt. “The architecture of continuous variation is not one of ‘free form’ but of articulation and structure.” Architectuur mag niet overrompeld worden door de techniek. Het zou interessant zijn om te weten met wie of wat Spuybroek hier een polemiek voert. Het zijn vast niet zijn behoudende collega-architecten. Grote kans dat hij nu al ageert tegen de ‘lange staart van geniale amateurs’ die in de toekomst met hun wilde geklik in de (virtuele) ruimte grensvervagende werken gaan scheppen. Werken die zich niet laten vangen binnen het architectuurvertoog.

Bouwpakketten
Een andere Nederlandse architect met een visie op de computer en architectuur is Job Goedhart. Hij is het voorbeeld van hoe iedereen straks architect kan zijn op internet? Deze Amsterdamse ‘architect zonder titel’, een kraker van de Weijers-generatie, ziet zichzelf in eerste instantie als bouwer-beschouwer. Na jaren gewerkt te hebben als timmerman en meubelbouwer, gespecialiseerd in keukens en bloemenstallen, werd hij eind jaren negentig digitaal ontwerper van constructies die zijn gemaakt van standaard bouwelementen. In de computer bouwt hij huizen met de virtuele representaties van bouwstenen. In de software kan hij het bouwwerk uit alle denkbare fysieke gezichtspunten bekijken. Het kan op diverse manieren worden ‘uitgeprint’: als lijst van onderdelen, als technische tekening, als visualisatie, of als walk through-animatie. Vervolgens mailt hij het resultaat in pdf-formaat naar opdrachtgever en aannemer. Die kunnen met de beoordeling en prijsvorming aan de gang. Hierna volgt meestal een presentatie in de vorm van geprinte tekeningen en monsters van materialen voordat de aanbesteding en fysieke realisatie op gang komen. Goedhart: “Wat ik doe zou ik geen assemblage noemen, het is toch echt het maken van een ontwerp.”
Goedhart voorspelt dat ontwerpen uiteindelijk hun uniciteit gaan verliezen. “Een gebouw als het ING House (de kruimeldief) aan de Amsterdamse Zuid-as moet je eigenlijk niet zien als een gebouw, maar meer als een industrieel ontwerp. Het zou dan een verspilling van ontwerpinspanning zijn om dit product als eenmalig te zien. Het is logischer om zo’n hightech-onderkomen op industriële schaal te produceren en te verkopen. Dat je straks in Shanghai een paar kruimeldieven tegenkomt, zul je op de koop toe moeten nemen.”

Print je huis in 3D
Ook Goedhart beschouwt software als gereedschap. “Evolutionair gezien onderscheidt de mens zich van het dier door het gebruik van gereedschap. Ook software is gereedschap dat de mens weer verder brengt, maar software hakt en spijkert niet met échte materialen, maar met de representatie van materiaal. Pas later – op de bouwplaats – wordt het ontwerp via een tekening en een stukslijst gematerialiseerd. Trouwens, binnen afzienbare tijd heeft iedereen een 3D-printer op zijn bureau waarmee hij zijn eigen maquette kan uitprinten. Een soort omgekeerde laserscanner die een datawolk laat materialiseren in de vorm en kleur die de ontwerper heeft bedacht. De auto-industrie gebruikt zo’n 3D-printer al jaren. Als iedereen er straks een kan gebruiken, zal de revolutie een feit zijn.”

Rapaille
Wat zou een eerste stap zijn om het internetbouwen te stimuleren? Misschien een website met een aanstekelijke variëteit aan best practicevoorbeelden van huizen die door doe-het-zelf-ontwerpers zijn gebouwd. Het menu met bouwstijlen op deze site kan oneindig lang worden. Lang leve de bouwkundige vrijheid. Er kan dan een ‘bandwagon effect’ (wat de buurman heeft, wil ik ook) ontstaan waarbij ‘het rapaille’ elkaars innovatieve ontwerpen kopieert, met eigen nuances natuurlijk. Gebeurt dit niet, dan bestaat het gevaar van een allegaartje en zal de roep van de elite om regels zegevieren.
De conclusie van dit verhaal is niet dat iedereen straks kunstenaar is en dat de wereld er na de online verspreiding der bouwkennis leefbaarder—laat staan mooier— uitziet. Wat wel verandert, is dat de architectuur haar claim heeft verloren te weten wat goed is voor ‘de mensen’. De burger zal de muis in eigen handen nemen en zelf aan het tekenen slaan. De stedenbouwkundige ruïnes die de twintigste eeuw heeft achtergelaten, zeggen genoeg over de noodzaak en de rechtmatigheid van deze burgermansrevolutie. De architect is straks de ‘middle man’ die uit de begroting geschrapt wordt. En je kunt op je vingers natellen dat het architectengilde die degradatie niet zonder slag of stoot zal accepteren.

Wansmaak
Wie bepaalt straks het gezicht van Nederland? Spuybroek of de modernistische woningbouwcorporaties? Geen van beiden. Het zal de burger zijn met zijn AutoCAD4all en de NOX-software op eigen pc. De democratisering van het computergestuurde huisontwerp lokt de vraag uit of alles wat ontworpen kan worden, ook gebouwd mag worden. Job Goedhart: “Je zal per geval moeten bekijken of een ontwerp gerealiseerd mag worden. Maar dat is toch altijd de praktijk geweest? Of het nu de Schoonheidscommissie, het Bouwbesluit, de milieu-effectrapportage, de inspraakprocedure of het bestemmingsplan is, er zullen altijd remmen zijn het beeldend vermogen van ontwerpend Nederland.”
De aanstaande ontwerprevolutie is koren op de molen voor de cultuurpessimisten, die zich weer kunnen opwinden over de wansmaak van de gemiddelde internetter. En eerlijk is eerlijk, de smaak van de gemiddelde internetter ís ook wanstaltig. De villa met zwembad, garage plus aanlegplaats voor de boot vormt het vertrekpunt in menig ontwerp. Maar kan het veel slechter dan de kartonnen kippenhokken waar men nu in gestopt wordt en waar het conglomeraat van banken, pensioenfondsen, aannemers, corporaties en makelaars 300.000 euro of meer voor durven vragen? Bij het breken van dit machtcomplex kan de architectenstand de kant van de internetgebruiker kiezen. Of blijven ze toch, net als nu, aan de kant van de portemonnee van de opdrachtgever staan?

Lees verder
Dit artikel is opgedragen aan Bob the Builder en het spel ‘Design a House with mr. Bentley’. De volledige tekst is te lezen het boek van Geert Lovink: Zero Comments, Routledge, New York, 2007.

Share