Iedereen publicist! Dag journalist?

Auteur: Peter Olsthoorn

‘You’. Het weekblad Time verklaarde u tot ‘Person of the Year 2006’. Omdat we met ons allen zo invloedrijk zijn op internet. De macht van de pen is aan het volk. Kan de journalist het schudden? Peter Olsthoorn, internetjournalist van de oude stempel verwijst alle eer voor ‘you’ gedecideerd naar de prullenbak. Maar diezelfde ‘you’ was wel goed voor een flinke identiteitscrisis in de ‘echte’ journalistiek. In het tweede deel van dit artikel verkent Olsthoorn wat het in de praktijk betekent als je journalisten en bloggers op een hoop gooit. Heeft een burgerjournalist zich aan de journalistieke mores te houden? Is een website verantwoordelijk voor de woorden van ‘reaguurders’? Mag een blogger zijn bronnen beschermen?

Elk jaar kiest het weekblad Time een Person of the Year, de persoon die zijn stempel op dat jaar heeft gedrukt. En in 2006 werd dat ‘you’, u allemaal. Of om precies te zijn; iedereen die wat op internet publiceert. De hoofdredacteur van Time verklaart de keuze: „Omdat ‘you’ de aard van het informatietijdperk verandert, omdat ‘your’ user generated content zowel de kunst, de politiek als de handel verandert, omdat ‘you’ een betrokken burger bent in een nieuwe digitale democratie. Persoonlijke verslaggeving van de strijd in Bagdad, beelden van de aanslag in de London Underground en de honderdduizenden individuele ontboezemingen van hoop, poëzie en egotripperij. Internet, het nieuwe mondiale zenuwstelsel, heeft de manier waarop we de wereld zien, veranderd.” De Time-baas was zijn strooptocht naar de ‘Person of the Year’ begonnen met een video op YouTube. Daarin vroeg hij om nominaties voor zijn jaarlijkse – nog steeds prestigieuze – prijs. De meeste nominaties van het publiek gingen naar de oprichters van YouTube. Wat een verrassing! Hoe radeloos en redeloos moet je zijn om nominaties te halen bij YouTube, vervolgens te constateren dat de oprichters van YouTube de meeste stemmen krijgen, om in arren moede dan vervolgens maar de hele klandizie van de videosite plús alle andere webpublicisten tot ‘Person of the Year‘ te bombarderen?

Uitverkorenen
Niet zelden betekende een verkiezing door Time overigens het startschot van een neergang van de uitverkorene: in 2003 was ‘The American Soldier’ Time’s Person. Drie jaar later weten we allemaal hoe gerechtvaardigd die keuze is geweest. Net als de keuze voor Bush in 2004. Dat is een schrale troost voor mensen als ondergetekende die het niet eens zijn met alle eer voor ‘you’.
De uitverkiezing is trouwens niet perse een compliment, als je het rijtje ‘winnaars’ eens naloopt. Eind vorige eeuw raakte Time al zo overweldigd door het internet dat Amazon-oprichter Jeff Bezos tot meest invloedrijke persoon werd gekozen. Joseph Stalin is maar liefst twee keer tot Time’s Person gekozen en in 1938 stond Adolf Hitler op de cover. Maar goed, ‘you’ dus, en iedereen die een videocamera kan vasthouden of zinnen met hoofdletter en punt kan schrijven – of zonder, wat maakt het uit – is uitverkoren. En jullie zijn er maar wat blij mee: spoedig na de bekendmaking waren er al 2,8 miljoen blogpublicaties over de uitverkiezing.

Wereldproblemen
Ze vormen volgens Time de nieuwe democratische orde; de stemmen van het volk die nu en masse gehoord worden. Maar hoe dan, waar? Waren blogs ook maar enigszins van invloed op het inzicht over de oorlog in Irak? Is de oorlog in Darfur ermee opgelost, behalve dat VN-gezant Jan Pronk in zijn blog te loslippig was en het land werd uitgestuurd? Welke oplossing van ook maar welk wereldprobleem is dichterbij gebracht met al die miljoenen filmpjes en postings?
En in eigen land: heeft de publicatiemacht van het volk iets teweeg gebracht in de democratie? Zijn de veertig procent besluitelozen geholpen met het gekakel op profielsites en met de videofilmpjes? Of kwam het stemvee louter naar internet voor de gewone nieuwsstroom en om de toevlucht te nemen tot de beroerde, archaïsche Stemwijzer? En hebben de bloggers ons vóór de verkiezingen gewaarschuwd voor het gewelddadige gedrag van Tweede Kamerlid Dion – ik ga strijden tegen onfatsoen en hufterigheid – Graus? De onthulling kwam van de ‘traditionele’ journalisten, de bloggers namen het bericht maar al te graag over.

Internet als heilstaat
Nee, mijnheer Time, deze prijs voor ‘you’ is even misplaatst als gemakzuchtig. Als ik me aangesproken zou voelen, zou ik uw prijs beslist weigeren. Toegegeven, ik maak onderdeel uit van de journalistieke elite die bij uitstek een doelwit is van de publicerende massa met haar ‘burgerjournalisten’. Dus mijn badinerende woorden kun je beschouwen als Pavlov-reactie op een bedreiging: „mijnheer verliest macht en probeer het niet-meer-te-keren-tij te negeren.“ Weldra komt de vloed ook over mij heen.
Dus enige nuancering is op zijn plaats. Waar sta ik? Eerst wat duiding: in het internet van de vorige eeuw verliepen discussies via ‘mailing lists’. Ik had er regelmatig aanvaringen met een collega-internetjournalist. In zo‘n discussie noemde hij internet een perfecte vorm van socialisme. Nu had ik net in het decennium daarvóór met eigen ogen gezien hoe het streven naar een perfecte vorm van socialisme in het Oostblok was uitgepakt. De fabrieken in Polen, de heftige discussies in de Hongaarse politiek, de fluwelen revolutie in Praag, de harde en verraderlijke opstand in Roemenië en de maffia in de Oekraïne hadden me geleerd dat aanhoudende collectiviteit uiteindelijk niet het beste in mensen naar boven haalt. Zeker niet als mensen hun tomeloze eigen belang gesteund weten door een totalitair systeem. Het was dus niet moeilijk om het beeld van internet als socialistische heilstaat van tafel te vegen. Zo denk ik er nog steeds over: internet heeft geweldige mogelijkheden voor communicatie en publicatie, maar het medium brengt de heilstaat niet naderbij.

Geeltje op een website

Maar ik ben geen doemdenker, zoals andere collega’s, die het internetkind met het vertroebelde badwater willen wegspoelen. Internet is een uniek medium om tenminste drie vernieuwingen:
* het bundelt alle vormen van communicatie en publicatie, van de briefwisseling en het geschreven artikel tot en met de tv, mobiele telefoon en zelfs voertuigen;
* internet vormt – anders dan alle media – een gigantisch archief. En als het aan de dictaturen en politie zou liggen krijgen niet alleen publicaties een plek in dat archief, maar ook de onderlinge communicatie tussen internetters;
* internet verlaagt drempels om te publiceren en te communiceren. In principe kan iedereen meedoen; van het helpen van mensen in nood tot en met het kielhalen van personen of het verbreiden van een humoristisch filmpje.
Eind 20ste eeuw kon dit ook al, maar met de uitvindingen van nieuwe software voor publicatie ‘door iedereen’ kwam de hausse van de ‘user generated content’; Flickr voor de foto’s, YouTube voor video en Myspace en Hyves voor profielen en contacten, Skype en MSN voor nieuwe bel- en chatvormen. Dankzij deze technologie kan iedereen meedoen.
Ik verwacht tussen 2007 en 2012 een golf van nieuwe communicatie- en publicatietechnologie. De voorbodes daarvan zijn Twitter waarmee je elkaar via het web en sms de hele dag door op de hoogte kunt houden (van niets), het door eBay gekochte StumbleUpon (duim omhoog/omlaag voor websites die je al surfend passeert) en het Nederlandse Fleck (plak een virtueel geeltje met je persoonlijke aantekeningen op andermans website).

Weblogs vanuit techniek

Het fenomeen weblog illustreert het best hoe ‘web 2.0’ kon ontstaan dankzij de sociale software. Al vanaf 1995 boden internetproviders hun abonnees persoonlijke homepages aan. Slechts weinigen maakten er gebruik, want de meesten konden inhoudelijk niet overweg met de menustructuur, de architectuur van een website. Bovendien was het technisch niet eenvoudig om te publiceren met het ftp-protocol. Weblogsoftware verlaagde beide drempels aanzienlijk: dankzij nieuwe software kon iedereen zonder veel omhaal direct foto’s, teksten of filmpjes op het web publiceren. En het chronologisch stapelen van stukjes was een stuk eenvoudiger dan een menustructuur.
De weblogrevolutie is niet op de eerste plaats te danken aan de inhoud, maar meer aan over de techniek die het medium democratiseerde. Als derde vernieuwende technische factor kwam er nog bij dat iedereen op web 2.0 kan reageren op artikelen. Onder elk stuk staat een eigen ingezonden brievenrubriek; eenrichtingsverkeer werd tweerichtingsverkeer. Het niveau van de reacties is natuurlijk vaak bedenkelijk. Het is jammer dat er nog niet genoeg mogelijkheden zijn om reacties op relevantie te selecteren.

Burgerblogger

De volgende vraag is of de technologie die aan de weblog ten grondslag ligt, journalistiek ook meerwaarde heeft. Snel kunnen publiceren is een pré en ook de toevoeging van reacties onder een artikel kan een extra zijn, in vergelijking met de krant. Maar het is niet persé zo dat snelheid en chronologisch artikelen en reacties stapelen meer diepgang brengt. Weblogs hebben wel bijgedragen aan de journalistiek, maar meer met analyse en meningsvorming dan met nieuwe feiten.
Ook de beeldende ‘burgerjournalistiek’ is naar mijn onbescheiden mening nog weinig relevant geweest. Natuurlijk, er is de foto met veel rook in een metro in Londen na de aanslagen. En ook het filmpje van een schijnbaar solide fietsslot dat met een Bic balpen te openen is, wordt keer op keer opgevoerd als bewijsmateriaal van de aanhangers van de invloed van weblogs. Fabrikant Kryptonite moest weliswaar miljoenen sloten terughalen, maar één zwaluw maakt geen lente. Iemand die een reissite opent is nog geen goed reisbureau; een amateur die woningen aanbiedt is nog geen makelaar en maar een klein deel van de amateurs met een filmcamera heeft een journalistiek verhaal te vertellen.

Entertainmentfactor
Op internet telt veel minder dan in andere media of nieuws ‘relevant’ is. Consumenten bepalen steeds meer zelf wat nieuwswaarde heeft. Het rechtstreekse gevolg daarvan is dat amusementsfactor flink is gegroeid. Die ‘X-factor’ van journalistiek bepaalt ook of een weblog naar je reportage of artikel linkt. In die zin hebben web-logs wel een grote invloed: een link in een populaire weblog brengt je in een klap bovenaan in de zoekresultaten van Google. Bloggers linken graag naar een artikel met de x-factor: dat wil zeggen het onderscheidende, bijzondere, appelerende. En daardoor zie je dat ook de journalistiek steeds vaker voor minder serieuze onderwerpen kiest. Kijk maar naar krantenbijlagen als Leven etcetera (NRC) en De Verleiding (Volkskrant) en politici die op tv flirten met programma‘s als RTL Boulevard.
Ook nog een positief puntje over het fenomeen blog: journalisten beseffen meer dan ooit dat ze voor hun succes afhankelijk zijn van een publiek. En van die nieuwe krantenjongen; de weblog. Dit doet hopelijk afbreuk aan de arrogantie die een flink deel van de journalisten eigen is.

Wiki‘s voor gelijken
Veel positiever dan over blogs denk ik over wiki‘s, bijvoorbeeld om samen te schrijven aan een wereldwijde encyclopedie: Wikipedia. De schrijvers kunnen elkaar voortdurend verbeteren en aanvullen; de wijzigingen zijn ook transparant. De eenheid van ‘artikel’ blijft ook redelijk gehandhaafd, hoewel de tekst soms wat te lijden heeft onder alle wijzigingen. Ik vind Wikipedia geweldig vanwege de inhoud maar ook als online bewijs van de goede kant van de mensheid; ik zou het bijna ideaal socialisme willen noemen… Ik vraag me af waarom ik nog geen wiki-journalistiek ben begonnen op m‘n website www.netkwesties.nl. Het is ideaal; de beste manier om deskundigheid van buiten in je publicatie te brengen – zonder in interviewen te hoeven vervallen. De rol van de journalist in een wiki? Die kan met het publiceren in een sociaal verband als de wiki de ‚primus inter pares‘ zijn, de eerste onder zijn gelijken. Ik ben ervan overtuigd dat daar in de toekomst een belangrijke rol ligt voor de journalistiek: de journalist wordt een slimme debatleider in een netwerk van deskundigen en amateurs.
In de geschreven journalistiek ligt dit overigens eenvoudiger dan in de audio-visuele verslaggeverij. Ik moet nog zien hoe een video technisch en inhoudelijk gestalte kan krijgen in een wiki. Samen documentaires maken lijkt me een geweldige uitdaging, maar is dat haalbaar zonder dat het een chaos wordt?

Identiteitscrisis bij journalisten

De komst van de blogosfeer (het totaal aan weblogs) heeft een probleem opgeroepen voor journalisten. Wie is er wel of niet journalist? Het lijkt misschien een definitiekwestie maar het maakt wel degelijk een verschil. Want hoe zit het met de rechten en plichten als iedereen zich als journalist gedraagt? De professionele journalistiek is ‘onderworpen’ aan de Raad voor de Journalistiek, aan een redactiestatuut en het vak brengt bepaalde rechten met zich mee. En journalisten mogen, onder voorwaarden, hun bronnen beschermen. Gelden de gedragscodes voor een betrouwbare journalist ook voor de blogger?

GeenStijl op het matje geroepen
Veel beroepsgroepen hebben hun eigen tucht- en klachtensysteem. Zo zorgen ze voor zelfregulering, zonder dat de overheid of de rechter er aan te pas moeten komen. De Raad voor de Journalistiek heeft het probleem dat iedereen mag publiceren en dat de Raad alleen invloed heeft op de instanties die haar erkennen én haar oordeel accepteren. Ieder ander kan een berisping gewoon naast zich neerleggen. Ze ondervinden hoogstens wat naamschade door de publicatie van hun veroordeling op www.rvdj.nl. De Raad voor de Journalistiek worstelt nog met de grensverschuivingen van de webjournalistiek. Er komen af en toe wat klachten binnen over een website of blog, maar een hoop weblogs erkennen de Raad niet. GeenStijl noemt het orgaan bijvoorbeeld een wassen neus en liet verstek gaan toen de site voor de Raad werd gedaagd vanwege de publicatie van een sinister filmpje dat is gemaakt vlak na de moord op Pascal Triep in Den Haag. In een totaalshot zie je hoe het slachtoffer bezwijkt aan zijn verwondingen terwijl familieleden van de verdachte moordenaar en buren niet van hun plaats komen. ‘Reaguurders’ op GeenStijl herkenden de familie en noemden hen bij naam en toenaam. Dat is een schending van de privacy, vindt hun advocaat. In combinatie met de laster, smaad en (doods)bedreigingen van reaguurders vormt dit een ontoelaatbare intimidatie, volgens de advocaat. De advocaat stelt GeenStijl verantwoordelijk, omdat die site de mogelijkheid heeft geboden om anoniem te reageren. Makers van publicaties zijn, meent hij, ook aansprakelijk voor reacties van lezers op hun site. Dat vindt ook de Raad voor de Journalistiek, bleek bij een uitspraak over de site www.klokkenluideronline.nl.
GeenStijl-verslaggever ‘Rutger’ trekt zich weinig aan van de ‘dagvaarding’ van de Raad. Hij zegt dat de Raad er is voor journalistieke media als “RTL, SBS en De Telegraaf”, niet voor een weblog als GeenStijl. „Wij willen een echte rechter!“ En die krijgen ze ook. De advocaat heeft inmiddels ook bij het Openbaar Ministerie aangifte gedaan tegen GeenStijl. Overigens is ook het Algemeen Dagblad gedaagd. Het AD is overigens wel voor de Raad voor de Journalistiek verschenen, er is op het moment van schrijven nog geen uitspraak bekend.

Het kwaakt als een eend

Moet de Raad zich eigenlijk wel met de ‘prettig gestoorde onzin‘ van GeenStijl bemoeien? Heeft het zin om klachten in behandeling te nemen van bezoekers van weblogs en sites (in dit geval GeenStijl) die de Raad niet erkennen?
De Raad kan, net als bij de veroordeling van Klokkenluider.nl, een klacht in behandeling nemen vanwege het publiek belang en de openbare normering van de beroepsgroep. Het maakt niet uit of de aangeklaagde de Raad erkent. De uitspraak schept als het ware een precedent. Maar wat zijn de grenzen? Wanneer is een klacht gegrond. Als de buurman je in zijn weblog beschimpt? Er is net zo veel voor te zeggen om weblogs met rust te laten. Dan beoordeelt de Raad alleen klachten over redacties die vrijwillig meedoen aan deze‚ zelfregulering‘.
Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden en verklaard voorstander van de nieuwe (burger)journalistiek, vindt dat de Raad klachten tegen GeenStijl juist wel in behandeling moet nemen: „Als het kwaakt als een eend, loopt als een eend en fladdert als een eend, zal het waarschijnlijk een eend zijn.“ Maar Blanken twijfelt ook: „Soms vraag ik me wel af hoe we GeenStijl dan wel moeten zien als het geen journalistiek is. Als amusement misschien? Uiteindelijk stelt de wet grenzen voor iedereen, en daaraan houdt GeenStijl zich meestal.“
Elsbeth Polak is advocaat en verdedigde veel zaken in journalistiek. Ze ziet geen taak voor de Raad bij blogs. „Als klager heb je meer aan een vonnis van de burgerlijke rechter met een dwangsom dan aan een berisping van de Raad.“ Een laagdrempelige ombudsman voor de media zou een uitkomst zijn. Zowel minister Plasterk van Cultuur als een onderzoekscommissie onder leiding van professor Dommering vinden het hoog tijd voor zo’n ombudsman. Ze hebben wel allebei zo hun eigen invulling voor de autoriteit, maar dat hou je.

Oude en nieuwe mores

De Raad voor de Journalistiek publiceerde in april 2007 een leidraad met normen die journalisten in acht moeten nemen en waarop ze beoordeeld worden in klachtprocedures. Henk Blanken uitte scherpe kritiek op de leidraad omdat er maar weinig aandacht was voor internetjournalistiek. Hij meent dat wat niet-professionele journalisten op internet publiceren ook journalistieke normering verdient: „Burgers maken hun eigen nieuws als amateur, onbetaald en met een zeker begrip van de spelregels uit de ‘officiële journalistiek’. Ze snappen ook wel dat je als bloggende burger serieuzer wordt genomen wanneer je de waarheid niet al te veel geweld aandoet.“ Daphne Koene, secretaris van de Raad van de Journalistiek: „We zijn er nog niet uit. Dit is geen definitieve leidraad, we passen ‘m jaarlijks aan. We zullen in de praktijk moeten uitvinden wat het werkterrein van de Raad is.“

Keurmerk in wording

De ‘mores’ van de oude media kun je volgens Blanken vaak wel vertalen naar de nieuwe media, maar niet altijd. Dat geldt bijvoorbeeld bij anonimiteit. Blanken vindt anonimiteit op internet geoorloofd, maar in de krant niet. En hoe zit dat met de advertorial? Er zijn maar weinig teksten op internet voorzien van de disclaimer: [dit is een ingezonden mededeling]. De grenzen tussen commerciële en niet-commerciële informatie wordt op internet steeds schimmiger. Daarom is het tijd voor een redactiestatuut 2.0, om het populair te zeggen. Het oude ‘redactiestatuut’ is meestal een afspraak tussen de redactie en de uitgever om de onafhankelijkheid van de redactie te garanderen. Met het statuut kan de redactie zich weren tegen ongewenste commerciële invloeden en belangen, ook die van de uitgever zelf. Volgens eerder genoemde advocaat Elsbeth Polak is een webredactiestatuut op internet niet nodig omdat de positie van uitgever en redactie vaak samenvallen. Maar volgens anderen is er juist een grote behoefte aan een redactiestatuut op internet omdat het nu op de meeste sites onduidelijk of het nieuws onafhankelijk wordt gebracht. Hoe weten lezers en kijkers op internet wie de afzender is, en wat hun belangen zijn?
Het is belangrijk dat surfers het verschil tussen reclame en onafhankelijke berichten kunnen zien. Een redactiestatuut kan daar helderheid in verschaffen. Bovendien zeg je met een statuut iets over de kwaliteitsnormen die je hanteert.
Overigens, er bestaat al zo’n ‘webstatuut’ van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), maar het wordt nauwelijks door websites gebruikt en zeker niet door weblogs. Om toch onderscheid te kunnen maken tussen tendentieuze ongein en serieuze journalistiek, wil de NVJ een logo maken. Een keurmerk, dat aangeeft dat een website de journalistiek beginselen onderschrijft en onafhankelijk is.

Laster op internet, zwijgrecht voor bloggers
En hoe zit het met bronnenbescherming voor journalisten en webloggers? Het zwijgrecht voor journalisten is in Nederland niet wettelijk vastgelegd. De rechter kan de journalist in principe dwingen om zijn bronnen prijs te geven, maar in de praktijk respecteert de rechter de positie van de journalist als de waakhond van de democratie. Want voor die waakhond is het essentieel dat zijn bronnen hun verhaal anoniem kunnen doen. Heeft de rechter evenveel begrip voor een blogger die ‚iets gehoord heeft‘ en op basis van die anonieme bron een persoon de mantel uitveegt? Of voor anonieme reacties die iemand zwart maken? In België wel. Daar is de wet aangepast in 2005. Daar heeft iedereen die voor een groter publiek publiceert zwijgrecht. Ook bloggers.
Kortom, weblogs woelen het journalistieke landschap flink om. En dat is, wellicht, het mooiste effect van web-log op journalistiek. Want – ik ben onverbiddelijk – inhoudelijk voegen weblogs in Nederland nog niet veel toe aan het landschap, uitzonderingen als GeenStijl daargelaten.

Share