iPod, YouTube en wij consumeren

Auteur: Peter Bruyn

Muzikanten hebben op internet een hele nieuwe manier gevonden om met hun fans te communiceren. Hypes verspreiden zich sneller dan het licht. En jongeren, steeds opzoek naar nieuwe iconen om hun identiteit te bevestigen, haken maar al te graag in. Ze verzamelen muziek en honderden vrienden op MySpace, proberen hun dromen te verwezenlijken op Sellaband.com en… het zijn weer de filosofen die roet in het eten gooien met al hun gedenk. Wat nou ‘waan van de dag’, ‘consumentisme’ en ‘vervreemding’? Boeiuh!

Als er zich anno 2007 ergens een maatschappelijke kloof manifesteert, dan is het de kloof tussen de digibeten en mensen die vanzelfsprekend omgaan met alle nieuwe mediastromen en de nieuwe manieren om te ‘netwerken’. De technologie ontwikkelt zich razendsnel en jongeren zijn al van kinds af aan bezig om te ‘netwerken’ op Hyves, MySpace en al die andere profielsites. Welke gevolgen heeft dit op onze cultuur? Of is de netwerkcultuur juist een weerslag van een ontwikkeling die al langer aan de gang is? Dit artikel neemt de muziekcultuur als voorbeeld van hoe de maatschappij is veranderd; hoe onze ‘merken’, onze ‘tags’ langzamerhand steeds belangrijker zijn geworden voor onze identiteit. Maar eerst de muziek.

MySpace
MySpace is een netwerksite die vooral gebruikt wordt door muzikanten. My-Space maakt het makkelijk om je eigen muziek op je profielpagina te zetten. En dat is praktisch: een rockster in spe hoeft geen tape of cd meer naar een zaal of platenmaatschappij te sturen, hij verwijst hen gewoon naar zijn MySpace-pagina. Die pagina is ook een perfecte plek voor het aankondigen van concerten. Wijzigingen en aanvullingen kunnen à la minute toegevoegd worden. MySpace zou de platen-industrie overbodig maken, klonk er al gauw. Populaire artiesten als Arctic Monkeys, Panic at the Disco en Lily Allen zouden zelfs dankzij MySpace zijn ’doorgebroken’. Inmiddels zijn er ruim 150 miljoen MySpace-ingezetenen van over heel de wereld. Media-tycoon Rupert Murdoch kocht de website voor 580 miljoen dollar. Wat hij er precies mee moest wist hij nog niet toen hij het bedrag op tafel legde, maar hij realiseerde zich dat een podium met meer dan honderd miljoen spelers – en dubbel zoveel bezoekers –aantrekkelijk is voor potentiële adverteerders. Hij heeft gelijk gekregen.

Babbelboxen
In Nederland is Hyves met zo’n drie miljoen deelnemers populairder dan MySpace. Er bestaat inmiddels ook een Hyves Music, met vergelijkbare mogelijkheden voor muzikanten als MySpace. Hyves wordt echter vooral gebruikt door popacts die zich speciaal op de Nederlandse markt richten. Internationaal opererende muzikanten – of muzikanten met internationale ambities – prefereren het wereldwijde MySpacenetwerk.
MySpace en Hyves bieden muzikanten een gemakkelijke en snelle manier om nieuws over tours, gigs en nieuwe liedjes rond te sturen. Voor mensen zonder zo’n praktisch doel , zijn de profielsites niet veel meer dan een soort ‘babel-boxen’. Je hoeft maar even op het netwerk rond te surfen om te zien dat het gebabbel doorgaans van hetzelfde onbeduidende niveau is als de meeste mobiele telefoongesprekken in de trein. Het lijkt er alleen maar om te gaan zoveel mogelijk ‘vrienden’ te scoren bij wijze van statussymbool, zonder dat die vriendschap enige substantiële inhoud heeft. Zo heeft zangeres Madonna ruim 195.000 ‘vrienden’ op MySpace en het is onwaarschijnlijk dat ze zelf al die ‘profielen’ gecheckt heeft. Haar stafleden houden haar pagina bij en gebruiken MySpace vooral om T-shirts en andere prullaria te verkopen.
Het eveneens razend populaire YouTube is een soort open televisiekanaal zonder begin- en eindtijden waar iedereen z’n (zelfgemaakte) filmpjes en videoclips kan laten zien. Sommigen hopen op YouTube ontdekt te worden als artiest, maar voor de meeste webgebruikers is het vooral een manier om favoriete muziekclips en concertfragmenten uit te wisselen.

Sell a band
En dan is er nog het Nederlandse initiatief Sellaband dat fans de mogelijkheid biedt om rechtstreeks ‘aandelen’ à 10 dollar in een rockband of popact te kopen, zodat artiesten het klassieke leuren langs de platenmaatschappijen kunnen overslaan. Muzikanten van over heel de wereld kunnen zich gratis bij Sellaband aanmelden en krijgen een eigen profielpagina, waarop ze drie liedjes kunnen zetten. Zo’n 4500 artiesten hebben dat op dit moment gedaan. Als een artiest voor vijftigduizend dollar aan aandelen heeft verkocht, wordt er onder auspiciën van Sellaband een album gemaakt. Verkoopt dat album goed, dan wordt de winst verdeeld tussen artiest, Sellaband en de aandeelhouders. Iedereen blij? Sinds de start van Sellaband, zomer 2006 hebben tot op heden – juli 2007 – zeven artiesten de limiet van vijfduizend aandelen bereikt. Amper 85 artiesten hebben voor meer dan duizend dollar aandelen verkocht.

Kettingbrief
Zowel bij MySpace als bij Sellaband heeft kwantiteit meer impact dan kwaliteit. Daarmee vertonen MySpace en Sellaband overeenkomsten met de kettingbrief of het piramidespel. De ‘believers’ bij Sellaband kunnen zich halverwege het traject weliswaar nog terugtrekken, maar voor het slagen van het project is het toch nodig dat de ketting niet breekt. Ook voor MySpace en Hyves geldt: profijt tekent zich pas af als een aanzienlijk vriendennetwerk is opgebouwd. En wat zijn eigenlijk de vruchten die je van netwerksites kunt plukken? De Groningse gothic rockband Nemesea had in november 2006 als eerste groep de vijfduizend Sellaband-aandelen bijeen gesprokkeld en kreeg daarmee flink wat publiciteit. De drie artiesten die na Nemesea volgden, deden buiten de eigen ‘believers’-kring nauwelijks stof opwaaien. Het nieuwtje lijkt er van af. Net als bij het tv-programma Big Brother. Iedereen weet zich ‘Knuffel Ruud’ uit de eerste aflevering nog te herinneren en misschien ook ‘Bart’. Maar de winnaars van de daaropvolgende seizoenen waren al vergeten op het moment dat ze bekend gemaakt werden. Hetzelfde zag je bij Idols. Jim en Jamai uit de eerste serie haalden nog publiciteit. Maar wie kent in vredesnaam Raffaëla Paton, de winnares van afgelopen jaar?
Ook YouTube gedijt bij hypes. Een YouTube-clipje van de Nederlandse popgroep Alamo Race Track werd maar liefst driehonderdduizend keer bekeken. De schrijvende pers sprong er op in. Het veelbekeken tv-programma De Wereld Draait Door maakte er een item van. En inderdaad, het album verkocht beter dan in eerste instantie verwacht – hoewel je dan over duizenden exemplaren spreekt en niet over tienduizenden. Maar was dat relatieve succes nou het resultaat van het YouTube-clipje of van alle aandacht die daar op volgde?

Sprookjes
Er doen grappige verhalen de ronde over de Britse rockgroep Arctic Monkeys en over zangeres Lily Allen. Het sprookje gaat dat ze door MySpace zijn ‘doorgebroken’. Dat is wat overdreven. Ze hadden het geluk dat hun eerste platen uitkwamen op het moment dat MySpace haar grote sprong voorwaarts maakte. En terwijl de muzikanten in kwestie zelf nog geen idee hadden wat MySpace was, zetten hun (tiener)fans wat van de liedjes van hun nieuwe idolen op hun eigen profiel. Tot groot genoegen van de marketingmanagers bij de platenmaatschappijen.
De opkomst van de nieuwe internetnetwerken loopt parallel met de doorbraak van de iPod, de MP3-speler en de digitale camera. Deze apparatuur heeft geleid tot een nieuwe manier van omgaan met muziek en beeld. In de muziekwereld draait het steeds minder om albums, maar om losse ‘tracks’ die gedownload kunnen worden – zonder hoes, toelichtend cd-boekje of andere muziek waarmee het één geheel vormt. De pc of laptop herbergt de muziekcollectie van jongeren. Hoor je als bezoeker een liedje – een ‘track’ – die je aanspreekt, dan plug je even je iPod in de USB-poort van de betreffende computer en in een paar seconden laad je het deuntje op je eigen MP3-speler. Dat zelfde gemak geldt voor het fotograferen: moest je met het traditionele rolletje – 12, 24 of 36 opnamen – nog selectief schieten, met de digitale camera is die beperking verdwenen. De weerslag van het onbeperkte is vrijblijvendheid. Het fotograferen is voor de niet-professionals vaak niet meer dan een geintje.

Storthoop van ditjes en datjes
Het lijken misschien losstaande fenomenen – de trend om muzieknummers als losse brokjes te consumeren, het gulzig afstropen van YouTube, het scoren van ‘vrienden’ op MySpace of Hyves en het in het wilde weg schieten van foto’s. Maar het zijn allemaal symptomen van eenzelfde mentaliteitsomslag. Theo Ploeg, docent aan het Instituut voor Interactieve Media van de Hogeschool van Amsterdam, merkt bij zijn studenten dat ze de bredere context uit het oog zijn verloren. “Ze downloaden alles op hun iPod en of het nu The Who of Arctic Monkeys is, voor hen is het gewoon allemaal muziek uit 2007.” Dit geldt niet alleen voor muziek. Een paar jaar geleden ontstond veel ophef toen bleek dat scholieren Napoleon en Hitler niet meer chronologisch kunnen plaatsen. De historicus Piet de Rooij zei eind 2005: “Het historisch besef in Nederland is gereduceerd tot een verzameling ditjes en datjes, tot een losse storthoop van al dan niet wetenswaardige feiten en voorvallen.”

Consumentisme
Deze mentaliteitsverandering is al langer aan de gang en past in een groter maatschappelijk proces. In 1989, toen met het neergaan van de Berlijnse muur en de ineenstorting van het communistische Oostblok een einde kwam aan de Koude Oorlog, publiceerde de Amerikaanse politiek-filosoof Francis Fukuyama zijn spraakmakende pamflet Het Einde van de Geschiedenis. Hij betoogde dat nu het fascisme en het communisme gefaald hadden, het democratisch liberalisme met haar marktdenken en consumentisme als enige ‘ideologie’ overeind zou blijven. En dat we daarmee het einde van de geschiedenis van ideologische strijd hadden bereikt. Dit was geen conclusie die Fukuyama onverdeeld vrolijk stemde. Zonder ideologie draait alles om consumeren. Creativiteit en intelligentie zijn in het ‘posthistorische’ tijdperk alleen nog nodig voor ‘het eindeloos oplossen van technische problemen, milieuproblematiek en het bevredigen van de verlangens van de consument’. En hij voegde daar somber aan toe dat kunst en filosofie niet bij die verlangens lijken te horen.

Lege hulzen
Fukuyama’s voorspelling uit 1989 blijkt in 2007 nog actueel. Fenomenen als MySpace, Hyves, YouTube en de iPod passen perfect binnen dat posthistorische en postmoderne wereldbeeld: het zijn lege hulzen waar je iets in kunt stoppen. Muziek, informatie, een wereldbeeld voor mijn part. Iedereen kan er zelf inhoud of waarde aan geven. De praktijk leert echter dat de ‘dragers’ worden gezien als een veredeld winkelwagentje waar je snel en veel boodschappen in kan kieperen. Gaat het überhaupt wel om de inhoud? Bij de nieuwe informatiedragers en communicatiemiddelen wordt de verpakking steeds belangrijker. Artikelen zoals de iPod, mobile telefoon, MacBook worden niet meer geconsumeerd omdat ze nuttig zijn, maar omdat ze ons een identiteit verlenen. Op Hyves kunnen gebruikers behalve ‘hobby’s’ en ‘muziek’ ook ‘mijn merken’ aan de buitenwereld kenbaar maken. Ik consumeer dus ik besta en de merken die ik consumeer zeggen wie ik ben. Overigens werd deze tendens in 1970 al door de filosoof Jean Baudrillard beschreven.

Pimpuh
Muziek was in de vorige eeuw met groepsidentiteit verbonden. Hippies hielden van psychedelische rock en folk, corpsballen van dixieland. In de eenentwintigste eeuw zegt muziek vooral wat over je persoonlijke identiteit: je eigen MySpace-profiel, je persoonlijke muzieksamenstelling op je iPod – en zelfs de kleur en het type iPod – allemaal zijn ze onderdeel van het uithangbord ‘Wie ben ik’. De persoonlijke identiteit is vluchtiger dan de groepsidentiteit van de vorige eeuw. Een tiener van nu past zich moeiteloos aan de waan van de dag aan. “Muziek is geworden wat mode al veel langer is’’, aldus mediasocioloog Ploeg. “De jeugd creëert om de zoveel tijd een nieuw imago, en muziek is een steeds sterkere rol gaan spelen in dat imago. Muziek is altijd en overal aanwezig. Vroeger draaide je alleen platen thuis en had je onderweg hooguit een radiootje. Nu heb je je iPod, je GSM met ringtones. Je kunt je omgeving – waar je ook bent – altijd laten horen wie je bent. De trend is: leven in het nu. De prikkels zijn heftig, maar ook kortstondig. Ze zijn naar buiten gericht en zeggen weinig over hoe iemand echt van binnen is.” ‘Pimpuh’ noemt filosoof/journalist Rob Wijnberg dit creëren van persoonlijke identiteiten. In zijn onlangs verschenen boekje Boeiuh! schetst hij – zelf twintiger – hoe zijn generatie tegen de hedendaagse samenleving aankijkt.

Driehoek

Misschien moeten we ons de huidige samenleving voorstellen als een driehoek tussen de technologische ontwikkeling (iPod en een snelle internetverbinding), software-, communicatie- en netwerkontwikkeling (MySpace en YouTube) en levensbeschouwing (consumptief). De drie hoeken zijn onderling stevig verbonden en beïnvloeden elkaar voortdurend. De driehoek heeft een enorme duw gekregen door de ontideologisering die Fukuyama beschrijft. Het marktliberalisme zorgt voor producten die de teloorgang van inhoud alleen maar ondersteunt. “Het verklaart waarom er op de nieuwe communicatie- en netwerksites zo weinig inhoudelijke discussie is en muziek op de iPod een steeds kortere houdbaarheid heeft”, meent Ploeg. “Consumeren is een ideologie geworden.”
Filosoof Herbert Marcuse waarschuwde reeds in 1964 voor vervlakking door commercie. In zijn boek De Eendimensionale Mens schreef hij: “De massacommunicatiemedia vermengen kunst, politiek, religie en filosofie vaak onopvallend met reclameboodschappen. Daarmee worden deze cultuurgebieden gereduceerd tot hun gemene deler: het aangename. De muziek van de ziel is eveneens de muziek van de kassa. De ruilwaarde, niet de waarheidswaarde is belangrijk.”
Marcuse doelde destijds op de negatieve effecten van massamedia als tv, film, radio en wellicht ook de popmuziek. Het interessante – en ook het cynische – is dat zijn angstbeeld in de éénentwintigste eeuw waarheid is geworden en niet zozeer door de massamedia, maar juist met hulp van uitingen die de individualiteit moeten benadrukken.

Gedesoriënteerd

Marcuse behoort tot de stroming van de kritische filosofie. Die richting is weliswaar al lang uit de mode, maar haar boodschap snijdt ook in deze tijd nog hout. Ook in de werken van kritisch filosoof Theodor Adorno vind je lange tirades tegen de verstrooiende televisieprogramma’s van de jaren vijftig en zestig, die het laatste beetje ‘kritische geest’ bij de mens zouden wegspoelen. Je kunt niet anders dan glimlachen als je die regels leest met de zoete herinneringen aan Swiebertje en de Schotse collie Lassie in het achterhoofd.
De ‘vervreemding’ die de kritische filosofen reeds in de jaren vijftig signaleerden, manifesteert zich anno 2007 in de vorm van een trendy individu met een iPod vol muziek, die met zijn mobieltje in contact staat met de hele wereld, maar die ondertussen steeds meer moeite heeft om maatschappelijke, historische en politieke verbanden te leggen. En dat is precies de conclusie van de jonge filosoof Rob Wijnberg. Hij spreekt over zijn generatie als een generatie zonder referentiekaders, een generatie die gedesoriënteerd is, een generatie voor wie het geheugen niet veel verder strekt dan het einde van de jaren tachtig. Terwijl die generatie tegelijk als geen ander ‘een spiegelfunctie vervult van de samenleving waartoe zij behoort.’

Boycot?
Wat is er tegen een samenleving waarin iedereen er lekker op los consumeert zonder al te diep na te denken? “Door de samenleving te ontideologiseren, haal je de kritiek uit die samenleving en kweek je onverschilligheid”, meent Theo Ploeg. “Het gevolg is een gevoel van vervreemding. Een gevoel dat je heel eventjes kunt opheffen – of onderdrukken – door flink te consumeren. En hoe harder je consumeert, des te sneller heb je weer behoefte aan nieuwe producten en kicks. Een vicieuze cirkel.” Het heeft geen zin het gevoel van vervreemding aan de hippe producten en trendy websites te wijten. Er is geen enkele reden om de dure iPod uit het raam te gooien, MySpace te boycotten of geen Arctic Monkeys-clips meer op YouTube te bekijken. iPod, MySpace, YouTube, het zijn de informatiedragers, de messengers, meer niet. Iedereen kan zelf de keuze maken tussen pulp en kwaliteit. Jammer genoeg wordt de keuze voor kwaliteit nauwelijks aangemoedigd in onze maatschappij. Zelfs de grote politieke partijen (die overigens stuk voor stuk hun ideologie verliezen) bevorderen de productie van pulp. Bijvoorbeeld door ons publieke omroepstelsel en de kunstsector voor een paar snelle grijpstuivers te verkwanselen. Maar, raak niet ontmoedigd, tussen alle pulp blijft genoeg waardevols te vinden voor wie er oog en oor voor heeft. Want zoals een oud Bulgaars spreekwoord zegt: hoeveel stront de koe ook schijt, haar melk blijft een zaligheid.

Share