Het alledaagse wint van het wilde experiment

Auteur: Arie Altena

Verhalen werden er natuurlijk altijd al verteld, maar de literatuur werd pas geboren na de uitvinding van de boekkunst. Toen internet in 1994 voor het grote publiek beschikbaar werd, had men soortgelijke verwachtingen: dit medium zou literatuur – as we know it – veranderen. Is dat gebeurd? Bestaat er zoiets als nieuwe-medialiteratuur in Nederland? Literaire teksten die gebruik maken van de technische mogelijkheden van de computer, van internet? Lezers die zich al klikkend een weg banen door het verhaal? Arie Altena houdt het literaire landschap op het internet nauwlettend in de gaten.

De introductie van een nieuwe technologie gaat vaak gepaard met wilde dromen over grootse veranderingen. Ze bestonden, de schrijvers die droomden van een nieuwe literatuur, een literatuur van nieuwe media, gemaakt met computers, bestemd voor het internet. Dit waren de pioniers die al in de jaren tachtig aan de slag gingen. Begin jaren negentig, toen het web veelbelovend opkwam, was er ook in Nederland even wat aandacht voor literaire experimenten voor de nieuwe media.
Daarna werd de ‘nieuwe veelbelovende technologie‘ van internet een heel gewoon onderdeel van het dagelijks leven. In de Verenigde Staten en Duitsland had de nieuwe-medialiteratuur inmiddels een kleine voet aan de grond gekregen, maar in Nederland leek ze uit te doven. Er waren nog wel een paar elektronische experimenten, maar die droegen zelden de naam literatuur.

Literatuur ≠ boek
Heeft de komst van nieuwe technologie dan niet meer dan een marginaal effect gehad op literatuur? Of is er ‘onderhuids’ al meer veranderd dan een snelle blik op internet doet vermoeden? Door computer, e-mail en internet schrijven we meer dan ooit. En schrijven is flexibeler geworden dankzij backspace, appeltje-X appeltje-V en appeltje-Z. Ook de hyperlink heeft ongemerkt onze kijk op tekst veranderd sinds de grafische internetbrowser het world wide web vanaf 1994 voor een steeds groter publiek toegankelijk maakte.
Literatuur is natuurlijk meer dan een boek. Het boek is niet meer dan een drager voor tekst, literatuur is net zo goed te beluisteren of op het internet te lezen. Als je literatuur zo definieert – als een begrip dat niet is gebonden aan een specifiek medium, of een specifieke drager – kunnen we literatuur dus ook ‚elders‘ zoeken. Dan kunnen we wellicht de contouren van nieuwemedia-literatuur ontwaren. Want misschien is ze eerder onzichtbaar, ondergedoken in allerlei verschijningsvormen, dan een zich groots manifesterend fenomeen. Misschien is het een literatuur die zich nauwelijks onder één label laat samenvoegen, maar wel literair is, dat wil zeggen: de aandacht vestigt op de taal en de tekst zelf.

Hypertekst
Het opvallendste kenmerk van internet is de hyperlink. Alle hoop voor de e-literatuur was in eerste instantie dan ook gericht op de link. Schrijven met links betekent het schrijven van een hypertekst: een tekst die bestaat uit losse tekstfragmenten die met elkaar gelinkt zijn en in verschillende volgordes gelezen kunnen worden. Hoewel zulke ideeën al vrij oud zijn, heeft het tot de jaren tachtig geduurd voordat het schrijven van hyperteksten op de computer op gang kwam. Het Macintosh-programma HyperCard vormde de eerste aanzet. Met HyperCard kon je vrij eenvoudig zelf databases programmeren voor alle soorten inhoud, die je kon verbinden met links. Destijds was het maken van links tussen teksten een ware ontdekking, een aha-erlebnis.
In dezelfde tijd werd Storyspace ontwikkeld, een programma voor het schrijven van hyperteksten. Een hypertekst is een tekst die bestaat uit losse tekstfragmenten die met elkaar gelinkt zijn en in verschillende volgordes gelezen kunnen worden. Begin jaren negentig werden er een aantal literaire hyperteksten in Hypercard en Storyspace geschreven en gepubliceerd. Vooral in de universitaire wereld ontstond daarop een bloeiende interesse voor interactieve literatuur en haar voorgangers. De hypertekstroman gold lange tijd als hét voorbeeld van nieuwe-medialiteratuur.

Rizoom
De hypertekstroman past goed bij de poststructuralistische visie op literatuur: teksten zijn een web, een weefsel. En lezen is de activiteit die de tekst tot leven brengt. In hyperteksten is lezen een activiteit, zonder klikken verschijnt er geen tekst, de links weven letterlijk een web van teksten, waarin de lezer navigeert en zijn eigen pad uitstippelt. Zulke teksten hebben geen begin en einde maar waaieren uit als een rizoom. Het was erg verleidelijk om de komst van de elektronische teksten te zien als het moment waarop de lezer de macht grijpt, zich bevrijdt uit de kluisters van het boek met haar rechtlijnige structuur en haar afgeronde verhaal.

Literaire games
In interactieve fictie of interactieve literatuur neemt de lezer een eigen rol aan in het verhaal. Naast de hypertekst ontwikkelen zich ook andere genres van interactieve fictie, meestal in spelvorm. Addventure – interactieve fictie in boekvorm en de role playing games als Zork waren een belangrijke inspiratiebron. In Nederland kwam De Digitale Stad (DDS) in 1994 met de multi-speler-omgeving Metro. In deze puur tekstuele voorloper van Second Life konden ‘bewoners’ hun eigen karakter, regels voor interactie, objecten en ruimtes creëren. Kleding, huizen en virtuele tatoeages waren niet te zien; ze werden beschreven in woorden. Ronddwalen door Metro betekende een avontuur beleven. Sommige delen waren literair interessant omdat er mooi geschreven werd of omdat de beschrijving van de ruimte iets suggereerde of losmaakte. Metro zorgde voor een ‘kick‘. Was dit de bevrijding van de eeuwenoude narratieve wetten, zoals de poststructuralisten voorstonden? In diezelfde tijd werden literaire avonden over het einde van het boek georganiseerd, en studenten Literatuurwetenschap konden de eerste colleges Elektronische literatuur volgen. Schrijvers als Dirk van Weelden doken enthousiast in het onderwerp.
Louis Stiller en Peter Mertens richtten in 1994 een uitgeverij voor elektronische literatuur op: Album. De eerste publicatie werd Schaman gaat voor Goud van Gert-Jan van Schoonhoven. Deze cd-romnovelle bestaat uit losse tekst- en beeldfragmenten. De lezer klikt zich een weg door het hoofdstuk. De zinnen verschijnen een voor een op het scherm en bepalen het leestempo. Schaman gaat voor Goud werd in de meeste grote kranten welwillend onthaald. Album gaf nog enkele andere cd-romproducties uit, maar in 1998 viel het doek; subsidie was moeilijk te krijgen, literaire cd-roms bleken moeilijk verkoopbaar.

Tijdrovend
Wat is er van al dat pionieren over? Een bekend en relatief recent voorbeeld van hyperlinkliteratuur is ‘De Amerikaan die ik nooit geweest ben’ van Chris Keulemans uit 2004. In een boek, een dvd, een radiodocumentaire en een website (www.deamerikaan.nl) verkent hij samen met fotograaf Rob Smits het beeld dat men zich van Amerika vormt, zonder er ooit geweest te zijn. Dat er verder geen bloeiende literaire hypertekstscene is ontstaan wekt niet echt verbazing. Het bleek nogal lastig te zijn om in je eentje een goede hypertekst te schrijven. Tijdrovend ook. Schrijven, en dat gaat nog steeds op, is vooral een kwestie van woorden achter elkaar zetten. Hypertekst bleef zo een Fremdkörper in de literatuur. De link voelde zich beter thuis in archiefontsluiting, informatiemanagement en games.

Nieuwe-mediaklassieker
Dichtgenres als klankpoëzie, visuele poëzie en constrained writing bestonden ook al voor de opkomst van het world wide web, maar internet gaf ze een enorme push. Veel avant-gardistisch en experimenteel werk dat vroeger moeilijk toegankelijk was valt te lezen (en downloaden) op UbuWeb. Ook in Nederland en België verschenen mooie staaltjes internetpoëzie. Mark Boog en Tonnus Oosterhoff maken geanimeerde poëzie en programmeren gedichten in flash. Er is sound poetry (Jaap Blonk, Jelle Meander) en er zijn dichters die hun work-in-progress online publiceren (Han van der Vegt). De hyperpoëzie van www.nobodyhere.com van Jogchem Niemandsverdriet (pseudoniem) is misschien wel de eerste nieuwe-mediaklassieker van Nederlandse bodem. Zijn webkunstwerk is een internationale hit. De site is in het Engels, Japans en Nederlands te lezen. Het Fonds voor de Letteren stimuleert nieuwe-mediapoëzie en daar komen soms mooie dingen uit voort. En dan zijn er gewone literaire tijdschriften, sites voor amateurschrijvers, en het serieuze debat over literatuur verplaatst zich meer en meer naar de online media.

Verhalen in de buurt
Dan zijn er ook nog de verhalenprojecten op internet. Soms hebben ze een maatschappelijk doel, bijvoorbeeld het versterken van de onderlinge betrokkenheid in een buurt. De ‘auteur‘ van zo‘n project is een team van ontwerpers dat de kaders vaststelt. De inhoud komt van de gebruikers. In Nederland is er bijvoorbeeld www.droombeek.nl. Op deze website kunnen (oud)bewoners van het Enschedese Roombeek verhalen en foto’s kwijt over vroeger, toen de wijk nog niet was weggevaagd door de vuurwerkramp in 2000. Dit is een vorm van community art. Het is anonieme literatuur; de individuele auteurs zijn minder belangrijk dan het netwerk. Met de huidige mobiele technologie en GPS krijgt dit soort literatuur een extra dimensie: elk verhaal is aan een exacte locatie te koppelen. Droombeek maakt ook gebruik van locative art, of locative fiction. Alle verhalen en foto’s op Droombeek hebben een GPS-code meegekregen. Wandelaars kunnen op een speciale GPS-handcomputer zien wat zich ooit op de plek onder hun voeten afspeelde. Andere voorbeelden waar de stad een verhalenverzameling wordt, waren de inmiddels afgesloten projecten Stadschromosomen in Antwerpen en Codex Kodanski in Rotterdam.
Al deze voorbeelden wekken de indruk van een levendige cultuur. Maar elektronische literatuur blijft toch een subgenre is. Misschien is literatuur ook niet het beste label voor kunst en cultuur op het snijvlak tussen beeldende kunst, muziek en poëzie, tussen softwarekunst en literatuur.

Boontjes en Blogs
In de jaren zestig schreef de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon column na column voor een krant – zijn ‘Boontjes’. Niet zelden probeerde hij daarin ideeën voor zijn romans uit. Fragmenten uit de Boontjes kwamen later in bewerkte vorm terug in zijn romans. Dat doet denken aan de blogwereld van vandaag. Ook in sommige weblogs vinden we gedistribueerde verhalen, die soms – met opzet of per ongeluk – een literaire kwaliteit ontwikkelen. Soms speelt zo’n verhaal zich binnen één weblog af, soms verdeeld over meerdere blogs. En alles zonder tussenkomst van een uitgeverij. Het is bijna onzichtbare literatuur – omdat de kwaliteit even opduikt en ook snel weer verdwijnt in geklets. Daarom is het lastig om goede voorbeelden te geven. Elk voorbeeld van een literaire blog lijkt arbitrair. Vaak kun je van de ene naar de andere blog doorklikken en dan ineens wat moois lezen. De meer beschouwende blogs als die van Marc Reugebrink (http://reugebrink.skynetblogs.be), Samuel Vriezen (http://www.xs4all.nl/~sqv) of De Contrabas (http://decontrabas.typepad.com) bieden constantere kwaliteit.
Dan zijn er ook nog de blogs waarin een kunstenaar een fictief personage creëert, en op internet verslag doet van zijn avonturen. Bezoekers leveren vaak ook bijdrages aan het verhaal, waar de schrijver weer op door gaat. Zo ontstaat een mengeling tussen online-performancekunst en een interactief verhaal. Blogs laten zich zelden kennen als literatuur. De lezer moet de literatuur er zelf in zoeken. Als je geluk hebt, pluk je er een paar juweeltjes tussenuit.
Literatuur transformeert in tijden van nieuwe media. Bedenk ook dat het begrip literatuur pas in de loop van de zeventiende en de achttiende eeuw tot stand kwam. Voor die tijd waren er teksten, in allerlei genres, alleen het overkoepelend begrip ‘literatuur’ ontbrak. Met andere woorden: er was literatuur voor er literatuur was. Wie in de 21ste eeuw zoekt naar bloeiende literatuur, moet ook kijken naar de literatuur voorbij de literatuur. Literatuur die misschien niet literair lijkt in de ogen van een 20ste-eeuwer, die anoniemer is, minder spectaculair, dagelijkser, toevalliger.

Share