Joost Kircz: Het ongebonden boek aan de ketting

“Er is iets aan de hand in de boekenbranche. Eeuwen lang hadden we stevige boeken in alle formaten die goed in de hand lagen en als vrienden ons leven verrijkten. Nu gaat het boek de wijde wereld in. Schud het papier af als een streng Calvinistische opvoeding en ben vrij. Maar welke vrijheid heeft dit ongebonden boek eigenlijk? Hierover hebben wij op de Hogeschool van Amsterdam en met het Instituut voor Netwerkcultuur al jaren ouderlijke zorgen. Wij organiseerden twee congressen. Een in het Engels: “The Unbound Book”, waarvan de verhandelingen binnenkort bij AUP uitkomen, ach ach… op papier, maar ook als saaie elektronische versie van dat papier. Een tweede conferentie had de vrolijke titel “Boek uit de band”. En een project heet “Out of Ink”, nu heeft de ongebonden adolescent zelfs de inktpot het raam uit gegooid. Maar de vrije wereld van los fladderende zinnen, plaatjes, films en liedjes wordt een ondoordringbaar woud, waar iedereen elkaar roept , maar niemand elkaar meer kan verstaan. Dit project probeert na te gaan welke soort talige-, beeldende- of audiocommunicatie tools nodig zijn om zich vrij te bewegen tussen papier en scherm. In dit project zoeken we uit wat we hebben, wat we willen overdragen en welke regels en gereedschap daar voor nodig zijn.”

Joost Kircz, Photo: Martin Risseeuw

Joost Kircz, Photo: Martin Risseeuw

Joost Kircz, Emeritus Lector aan de Hogeschool van Amsterdam, wijdde zijn introductie voor de bijeenkomst over digitaal publiceren aan de huidige status en ontwikkelingen van de gereedschappen voor digitaal publiceren. Het online zetten van foto’s, eenvoudige PDF’s en dergelijke valt volgens hem niet onder digitaal publiceren. De opslag en de transport hiervan veranderen is mooi en belangrijk voor het verdienmodel, maar er is geen sprake van een inhoudelijke ‘revolutie’. Er is namelijk geen wezenlijke verandering in de informatieoverdracht.

Tegenwoordig kunnen we tekst manipuleren. Het aantal regels per pagina ligt niet meer vast, terugbladeren gebeurt amper, aantekeningen blijven beperkt en er is steeds meer mogelijk met afbeeldingen en geluid. De vogelgids is een mooi voorbeeld van een publicatie die audiovisuele elementen goed kan gebruiken, maar de werkelijke uitdaging zit hem volgens Kircz in het vernieuwen van publicatievormen van wetenschappelijke teksten en kunstboeken. Hierbij is het namelijk essentieel om heen en weer te kunnen bladeren, zodat onderstrepingen en aantekeningen makkelijk terug te vinden zijn.

Kircz dringt aan om verder te kijken dan de vertaalslag van papieren naar digitale boeken. Hoe zit het bijvoorbeeld met boeken die digitaal worden ‘geboren’? Hoewel er zijn talloze technische snufjes op de markt die de innovatie van digitale publicaties kan dienen, is het nog steeds lastig om te zeggen wat wij hier precies mee aanmoeten. Om dit te onderzoeken houdt de INC subgroep, waaronder Kircz, zich momenteel bezig met het aanleggen van een database, waarin alle elementen die men kan herbruiken uit papieren publicaties eenduidig worden benoemd en beschreven. Hoewel deze stapelbare eenheden zijn, vliegen zij kris kras door elkaar, als duiven in een duiventil. Maar hoe kunnen wij al die ‘vrije vliegende objecten’ identificeren en hun relaties te benoemen? Welke mogelijkheden bieden presentaties in andere vorm? Deze vragen staan centraal bij het Digital Publishing Toolkit onderzoeksproject, waarbij er aandacht wordt besteed aan zowel de werkprocessen als nieuwe standaarden zoals Epub3.

Bovendien is er nog altijd veel te doen over metadata, oftewel, gegevens over gegevens. De uitgeefdata, zoals publicatie, auteursrecht, stijlen, technische metadata vormen een klasse apart. Maar wat is hiervoor de standaard? Welke structuurelementen worden er toegepast? ‘Er is een keiharde splitsing tussen het metadata en het object’, aldus Kircz. Niet elk scherm is hetzelfde en er zijn verschillende klassen. Emotionele en educatieve data zijn bijvoorbeeld niet hetzelfde, maar wel beide afhankelijk van het presentatiemedium. Om de inhoud op de juiste manier te presenteren aan een specifiek publiek zijn in toenemende mate de stijlontwikkelingen van belang.

Voor het onderzoeksproject Digital Publishing Toolkit is het primaire doel om te begrijpen wat wij willen laten overvloeien van papieren naar digitale publicaties. Door het in kaart brengen van werkprocessen, standaarden en trucs daarbinnen, komen er innovaties tot stand. Maar welke obstakels komt men hierbij tegen? Welke gebondenheid kent het ongebonden boek?

Bekijk de volledige presentatie hieronder

Joost Kircz – Het ongebonden boek aan de ketting, met introductie van Geert Lovink from network cultures on Vimeo.


Oorspronkelijke introductie tekst van Joost Kircz:
Hoe vrij kan het boek zich bewegen tussen papier en scherm.

Geachte aanwezigen,

Vandaag hebben we het over de stap naar lezen en schrijven in een digitale wereld. De technologische innovaties duikelen over ons heen en de claims zijn nog hoger dan de wolken (z.g. clouds), waar al deze digitale informatie vrij en onbevangen zou zijn opgeslagen. Ieder feestje heeft ongeschreven regels waardoor het een succes wordt, en zo ook het digitale uitgeven. In de afgelopen jaren hebben we op de HvA en met het INC aan verschillende projecten gewerkt zoals het Amsterdam E-boekenstadproject met de twee grote conferenties: The Unbound Book, waarvan het conferentieverslag ongeveer nu zou moeten uitkomen bij Amsterdam University Press en het congres Boek uit de band, daarnaast het project Out of Ink en nu het project Gereedschap voor Digitaal uitgeven, waar we ons vandaag mee bezig houden.

Zoals we weten is steeksleutel 13 geschikt voor je fiets, voor digitaal uitgeven gaan we sleutels nog maken. Er is nog een standaard set aanwezig. We moeten daarom een paar zaken goed in de gaten houden. Wat verstaan we eigenlijk onder digitaal publiceren. Laat ik het even nalopen en wel van makkelijk naar moeilijk. Voor alles wil ik zeggen dat foto’s, eenvoudige PDF’s e.d. door mij niet tot echt digitaal uitgeven worden gerekend. In dit soort gevallen veranderen we het substraat papier door iets anders. Alleen de opslag en het transport veranderen, mooi maar nog geen inhoudelijke revolutie in het schrijven, lezen en uitgeven. Wel staat dit toe dat veel meer mensen heel makkelijk een exemplaar van ene tekst of boek kunnen verkrijgen. Of ze dit ook echt lezen is een andere vraag.

De makkelijkste invulling van digitaal uitgeven is om platte tekst van papier naar een ander medium over te brengen. Platte tekst is plat, dat betekent dat we weinig variatie hebben. Het font, het corps, de interlinie, de regellengte en het aantal regels per pagina. Omdat lezen een fysieke activiteit is, is traditioneel -door de eeuwen heen- het boekformaat dusdanig dat het boek “lekker” in de hand ligt. We kunnen platte tekst makkelijk omzetten naar een presentatie op een scherm waarbij het scherm weer “prettig in de hand ligt”. Maar nu kunnen we de tekst wel manipuleren. Afhankelijk van de bijziendheid van de lezer kan een groter corps worden ingesteld. Terzijde: ere wie ere toekomt, Microsofts Clear Type is in deze context geweldig. De regellengte en het aantal regels per pagina liggen niet meer vast. Dat is mooi en we zien dan ook dat de e-lezer met haar prachtig stilstaand beeld heel populair wordt voor roman lezers. De tekst is en blijft primair en de lezer kan die naar behoefte instellen. De auteur neemt de lezer bij de hand. Terug bladeren gebeurt amper en aantekeningen zijn beperkt.

Veel moeilijker wordt het als we plaatjes, film of geluid mee willen nemen in een uitgave. Een vogelgids is hier een mooi voorbeeld. De traditionele vogelgids is onmiddellijk begrijpbaar in een digitale versie, waarbij wij zowel de beelden, zoals de precieuze vorm van de kop, de structuur en de kleuren van de veren, de vlucht en ook de zang bij de hand kunnen hebben. Dit voorbeeld is eenvoudig omdat er een hechte en onmiddellijke band is tussen de elementen tekst, beeld, film en geluid. Een dergelijke stramien zou ook goed bruikbaar kunnen zijn voor een bijen en wespen gids. Veel moeilijker wordt het al als we educatieve of wetenschappelijke tekst hebben en in het verlengde daarvan kunstboeken. Daar waar er een redenatie wordt opgebouwd en waarbij op verschillende plekken in de tekst verwezen wordt naar andere mediale objecten, is terug bladeren en heen-en-weer verwijzen essentieel. Ook annotaties en onderstrepingen van de lezer gaan een rol spelen. Onmiddellijk worden we hier geconfronteerd met het feit dat deze vaak niet puur tekstuele elementen vaak meervoudig gebruikt worden in verschillende publicaties. Zoals bijvoorbeeld een populaire cartoon, een schilderij, of een technische of geneeskundige tekening.

U was er al bang voor en inderdaad het hoge woord moet eruit. Als wij mediale elementen, van welk soort dan ook, willen hergebruiken en meervoudig gebruiken dan moeten wij ze eenduidig benoemen, ze een eenduidige beschrijving geven en in een gestandaardiseerde vorm gieten. En dan heet zo’n verzameling stapelbare eenheden een Databank of in het jargon een Database. Over de inrichting van zo’n databank hoeven we het hier niet te hebben, die kan lokaal zijn, in de wolken, of op de NSA servers in Washington D.C. De enige eisen zijn: een welgedefinieerd object, een eenduidige beschrijving EN de haakjes en oogjes om het vast te pakken en op de juiste plaats tussen de andere objecten te zetten. Dat heet dus koppeling of hyperlinking. Hergebruik en meervoudig gebruik zijn de kenmerken van de volgende stap in digitaal uitgeven. Uiteraard is dit geen klein bier. Want willen we wel precies gelijke eenheden hergebruiken of willen we er zelf iets aan toevoegen of veranderen, al is het maar een pijl op een beeld om de aandacht van een detail te benadrukken.

We hebben, beste aanwezigen, het nog steeds over het transponeren van een papieren boek naar een elektronische vorm. Maar is dit de toekomst? Nee toch, we willen het ook hebben over echt nieuwe elektronische boeken. Boeken dus die digitaal geboren worden en waarvan alleen delen aan het traditionele papier toevertrouwd kunnen worden. Nu wordt het pas echt spannend, want we mogen ons niet blind staren op wat de techniek NU wel of niet kan en bedenken wat zou kunnen met enkel de aanwezige hulpmiddelen. We moeten als auteurs en redacteuren denken wat we zouden willen uitdrukken en daar software middelen bij (laten) ontwerpen. Daarom is de discussie over gereedschap dat we vandaag voeren ook zo belangrijk. Alle elementen die samen een coherente digitale uitgave zullen gaan vormen zweven als intellectuelen vrij rond, maar meer nog dan pen en papier vereist een digitaal platvorm dat we ten eerste -zoals boven al genoemd- goed weten wat die elementen precies zijn en hoe ze aan elkaar te rijgen zijn binnen verschillende schermomgevingen. In een verdere toekomst kunnen we dan gaan bedenken hoe we elementen tijdens het hergebruik kunnen gaan veranderen in aangepaste vormen, die op hun beurt weer door anderen kunnen worden hergebruikt.

Maar vandaag staan we met de voeten op de natte Nederlandse bodem. We bespreken de mogelijkheden en processen om de overstap naar een andere presentatie van dezelfde boodschap in andere vorm aan te vatten. Daarom gaat het ook over werkprocessen en min-of-meer stabiele standaards zoals Epub3. Maar weest gewaarschuwd!: alle standaarden met een nummer hebben de neiging door te nummeren. Vooralsnog is de droom van vrij zwevende informatie- en kennisobjecten die wij naar bevind van omstandigheid, humeur, publiek of mode kunnen samenvoegen tot een fluïde stroom een droom.

Het is makkelijk te begrijpen. Neem een groot duiventil, liefst zo’n oude duiventoren die bij kloosters gebruikt werd als voorloper van de intensieve veeteelt, de duiven zitten daar netjes op hun nest en zijn individueel herkenbaar, stapelbare en aftelbare eenheden. De digitale knal heeft ze opgeschrikt en ze vliegen nu kris kras door elkaar in de open ruimte. Onze eerste taak is om al de vrij vliegende objecten eenduidig te identificeren, hun vluchtpatronen in kaart te brengen en hun relaties te benoemen. Uiteindelijk willen we leren in formaties te vliegen. Je zou bijna de oude VVD verkiezingsleus van de plank halen: “Vrijheid in Gebondenheid”. Voor digitale objecten is deze leus in ieder geval zeer van toepassing. Verder is voor mij de rol van de VVD voor elektronisch uitgeven niet zo groot, al zouden ze natuurlijk het lage BTW tarief voor e-boeken moeten bepleiten.

Waar komen we dus in onze werkervaringsstages op uit? Allereerst de notie van metadata, gegevens over gegevens. Metadata zijn er in soorten en maten. Als domeinafhankelijke trefwoorden-essentieel voor zoekopdrachten. Deze kunnen alleen door de auteur of een redacteur worden toegevoegd. Dan de administratieve metadata, die weer uiteenvallen in auteursnamen, -adressen,- kenmerken, enz. Deze eisen een standaardisatie die boven een vakdomein uitstijgt. Maar ook de uitgeefdata zoals publicatiedatum, versie, type auteursrecht, e.d. zijn overkoepelende metatdata. Denk maar eens aan de chaos door de verschillende stijlen om bibliografische referenties aan te geven. Ook de technische metadata vormen een klasse. Welk alfabet, welke codering (ASCII, uni code), welke standaard, welke structuur elementen en ga zo maar door. Van het grootste belang is dat er een keiharde splitsing is tussen het mediaal object en de beschrijving van haar presentatie. Op papier staat een uitroep tussen aanhalingstekens, op een scherm kan dit rood zijn en flikkeren; maar niet elk scherm is hetzelfde. Derhalve zijn de metadata die de opmaak en de presentatie beschrijven een eigen klasse geworden. De auteur, redacteur of uitgever kan eenzelfde publicatie afhankelijk van het presentatiemedium een geheel eigen smoel geven. Dat betekent dat ook de emotionele of de educatieve ervaring bij de lezer anders en afhankelijk kan zijn van het soort presentatiemedium. De extra culturele waarde hiervan kunnen we nog niet overzien.

Voor een blik in de toekomst is de spelontwikkeling van belang. Het in elkaar overlaten lopen van beelden, zoals bij morphing, en het werken met hetzelfde materiaal op verschillende niveaus kan een enorm potentieel vormen voor de vormgeving van een educatief of zelfs een literair vertoog. Maar ook hier geldt weer dat we primair moeten begrijpen wat we willen laten overvloeien en waarom. Helaas bestaat de rijstebrijberg die ons scheidt van het digitale Nirvana uit taaie kost van werkprocessen, informatiebenoemingen en -registratie, standaards en trucs. Maar daarbinnen kunnen we zeker nu al tot frivole nieuwe dingen komen. Wel moeten we bij iedere stap heel duidelijk onder ogen zien, wat deze stap mogelijk maakt en welke mogelijkheden ze uitsluiten. Het gaat dus heel erg, net als in de politiek om “welke gebondenheid” we kiezen. Geautomatiseerde systemen zijn gevaarlijk dat weet u. Onder de leuze “wat kan dat gebeurt”, zien we hoe de vrijheid van expressie onder digitale surveillance staat, zoals dat eufemistisch heet. We moeten zorgen dat ons gereedschap het pad van een arabesk Nirvana hakt en dat we niet eindigen in een Germaans Walhalla. Ook hier is het medium niet alleen de boodschap, maar ook de wegbereider. We gaan vandaag bespreken waar we nu mee bezig zijn en hoe we zoekend verder komen.

Ik wens u een heel inspirerende dag toe.

Share