Standard Discontent

The text below was written in Dutch for the upcoming Who Sets the Standard? exhibition, opening on February 28, 2009, in the Graphic Design Museum in Breda (NL) where Mieke Gerrritzen was recently appointed director. The English translation (from Dutch) is available here, on my blog pages. Below is tge rough, Dutch first draft. The final text in the newspaper (circulation 100,000) is shorter and smoother. The topic is the politics of standards and protocols, and why only a hand full of experts are into this, while on the other hand many people are aware of the importance of standards we all depend on, both in a technical and aesthetic manner. /geert

Standaard Onbehagen
Door Geert Lovink

“Standardization is the politically reactionary tactic that enables radical openness.” Alexander Galloway

“Wie de standaard bepaalt, heeft de macht.” Vreemd genoeg kent deze maatschappijopvatting maar weinig aanhangers. We geloven liever dat opiniemakers de politieke agenda beheersen. Het is verleidelijk om te geloven dat inhoud, en niet vorm, ons leven bepaalt. De standaardhoogte van een computertafel is 72 cm. Maar wie maakt zich daar nu druk om? Het gaat toch om de kwaliteit van het werk dat uit de computer op die tafel komt? Een prettig leesbaar font van een roman is mooi meegenomen, maar wat telt is de gave van de schrijver ons te boeien met een hapklaar verhaal.

Heroische strijd om het heersend vertoog is waar we ons het liefst aan overgeven. De mensch zoekt houvast in de betekenis. Het gaat ons om de inhoud, niet om de vorm. We hechten geen geloof aan een diepere waarheid die achter de kille, harde infrastructuur schuil zou gaan. Het idee dat, in laatste instantie, een besloten gezelschap van technokraten ons venster op de wereld bepaalt, baart de contentdieren enige zorgen, maar ze liggen er ‘s nachts niet van wakker. Het dagelijks festival van openbare meningen is wel zo comfortabel. Marshall McLuhan’s “the medium is the message” blijft een onvervuld programma. Het is niet zozeer onwaar alswel ondragelijk. Hoe teleurstellend is het te zien dat het Design het Dasein keer op keer verslaat. In plaats van ons te ontdoen van al het media en netwerkgedoe, raken we er steeds verder in verstrikt. Zie hier de levensles van de post-structuralistische gebruiker: wat potentieel een bevrijdend moment had kunnen zijn, eindigt als filosofie zonder konsekwentie, a truth that didn’t matter.

Al tientallen jaren trekken filosofen de massale identificatie met de betekenisindustrie in twijfel. Willen we iets snappen hoe onze complexe technische samenleving in elkaar zit, dan dienen we op te houden met lezen en kijken zodat we aandacht kunnen geven aan de structuren die ons omringen, van industrienormen tot bouwvoorschriften, software iconen en internet protocollen. Willen we een andere maatschappij, met meer gelijkheid en stijl, dan is het niet genoeg om anders te denken, dan moet het denkraam zelf op schop. Dit is de essentie van veel moderne kunst en wat daarna kwam: alleen als we ons van de structuur zelf bewust worden waarin we vastzitten, is daadwerkelijke verandering mogelijk. Wil je iets bijdragen dat zoden aan de dijk zet, kom dan niet aan met het zoveelste statement, maar ga je zelf de maatstaf ontwerpen voor de communicatie van de toekomst. Dat is de politiek van de standaard: degene die omtrekken van de vorm weten vast te leggen, bepalen als geen ander de cultuur van morgen.

Desalniettemin heeft de materiële suprematiethese slechts aanhang onder een handje vol intellectuelen en kunstenaars. Technologisch determinisme, van Kittler tot Galloway, spreekt de intellectuele marge van de 21ste eeuw aan omdat geesteswetenschappelijk inzicht in computer hardware, software, internet protocollen de mogelijkheid biedt zich af te zetten tegen de doorsnee prosumers, het profielenvolk van Hyves en Facebook. Bovendien is voor theoretici niets fijner dan het aantonen van de eigen futiliteit (leve het Hooger Inzicht dat geen weerklank vindt). Terwijl de online meutes vrolijk meeschommelen in de celebrity conjunctuur, toont de ene na de andere studie aan dat het niet columnisten maar consultants en ingenieurs zijn die de zaak runnen. Dit geschiedt niet langer als een soort samenzwering. Controle geschiedt niet langer top-down maar komt van binnenuit, is decentraal en komt over als anoniem en machinegestuurd. Hierdoor valt het moeilijk uit te maken wie de dienst uitmaakt.

Het uitvissen wie de technologische standaarden definieert en beheert, dient zich aan als nieuwe methode van machtsanalyse. Ooit was het ‘protokollon’ een voor aan de papyrusrol geplakte band met verificatie en datering. Nu is ‘protocol’ gepromoveerd tot een cruciale verzameling regels waarop de maatschappij draait. Maar hoe krijgen we meer greep op de onzichtbare globale techno klasse die deze regels vastleggen? Is het voldoende om op te roepen tot participatie? Het aantonen van het ondemocratische karakter van de besloten overleggen is een, maar zijn er ook alternatieve modellen beschikbaar? Is het voldoende om de gaten en bugs in de protocollen te ontdekken? Wat doen we met onze verworven inzichten in de architectuur van zoekmachines, mobiele telefoon estetiek en netwerk cultuur?

Het is niet de HD kamera of de animatiesoftware die een film goed of slecht maakt maar de creatieve vaardigheden van de filmmaker om het verhaal zo te vertellen dat we de technische details terstond vergeten. Althans, zo zijn we telkens weer geneigd te denken. Wie snapt er nu echt iets van algorithmes? Wie brengt nu eindelijk eens in kaart wat de invloed van Microsoft is op onze visuele cultuur? De aandacht voor de achterliggende standaarden en protocollen in de media is mininiem. In plaats daarvan staren we ons dood op de wervelende leven van de celebrities en hun emotionele micro-betrokkenheid. Het is dit soort ruis dat ons geruststelt. Wanneer breekt het onbehagen in de kunstenaar als eye candy maker eindelijk eens door?

“Respect for Jan Tschichold.” De harde waarheid die de historische avantgarde ooit uitdroeg staat nog steeds overeind, hoe desastreus de implementatie van utopische programma’s ook geweest moge zijn. Er zijn meer en meer kunstenaars die de ambitie hebben het geraamte van de maatschappij uit te tekenen. Zij ontwerpen nieuwe regels en maken niet langer leuk design. Waar we naar op zoek moeten gaan zijn de hedendaagse varianten van Google. Deze mediareus, met Internet pionier en domeinnamen baas Vint Cerf (mede) aan de roer, is een perfect voorbeeld hoe via technisch weten (algoritmes) economische, politieke en culturele macht opgebouwd wordt. Dat kunnen wij ook. We zijn aan het eind gekomen van een lange periode waarin de machtswerkingen eerst moesten worden begrepen om ze vervolgens uit elkaar te nemen. Voordat we ons gaan buigen over open standaarden is het zaak het publieke debat over deze zaak te openen. Kunnen de los zand netwerken van vandaag zich zo organiseren dat ze regels voor de communicatie van morgen bepalen?

Yes We Can: Set the Standard.

Share