Interview met Geert Lovink
Door Tim Tempelaars (student, School voor Journalistiek, Utrecht)
TT: Is er nog wel behoefte aan een geprinte krant als brenger van het nieuws? Haalt men tegenwoordig niet veel liever het nieuws (gratis) van het internet?
GL: Je bent toch bij een internet criticus als ik aan het verkeerde adres zoiets te vragen, nietwaar? Het is strikt genomen niet ons probleem. Waar het om gaat is dat goed betaalde, kwalitatieve en kritische onderzoeksjournalistiek gedaan kan worden. Die zou niet afhankelijk moeten zijn van de informatiedrager. Ikzelf geloof niet dat grote krantenconcerns iets ophebben met onderzoeksjournalistiek. Die banden worden met de jaren steeds losser. Met televisie was altijd al een moeilijke verhouding en die is helemaal zoekgeraakt bij de gratis internetcultuur. Waar het volgens mij om gaat is nieuwe economische modellen te bedenken, en uit te proberen, voor dat soort journalistiek. Het gros van de nieuwsinformatie die circuleert is toch niet meer dan gesponserde propaganda die gefabriceerd wordt door persagentschappen en PR bureaus. Deze globale informatieindustrie is allang crossmediaal en opereert uitermate onverschillig aangaande het lot van de individuele journalist, fotograaf of webdesigner.
TT: In hoeverre heeft het internet bijgedragen aan de huidige crisissituatie van de dagbladen?
GL: Nog steeds wordt vanuit de krantenwereld misachtend neergekeken op het internet, dus van een gelijkwaardige dialoog kan over deze kwestie zeker geen sprake zijn. Mij maakt het niet uit als arrogante journalisten hun baan verliezen, echt niet. Ik heb in de afgelopen decennia’s zoveel kots, zoveel cynisme over me heengekregen dat ik deze mensensoort (althans in Nederland) echt niet meer serieus, laat staan zielig moet vinden. Jarenlang heeft men met succes getracht intellectuele uitingen, van welke soort dan ook, de kop in te drukken. Altijd moest het nog simpeler, nog dommer. Tot de loyaliteit brak en we opeens na 2001 in een Nederland wakker werden dat overwegend rechts populistisch was en niets er meer toe deed. De anti-theoretische houding gold voor allerlei politieke, culturele en theoretische zaken, die overal elders in Europa en in de wereld in de gewone media besproken konden worden, alleen niet in Nederland (“omdat men daar niet aan toe was”). De belabberde berichtgeving over nieuwe media en het internet vormen daar geen uitzondering op. De laatste jaren is dit natuurlijk bijgedraaid, hoe kan het ook anders, in een land waar ruim 80% van de bevolking aan het Net hangt, maar het nivo blijft beroerd. Zoals je wel zult begrijpen: de relatie tussen de internet generatie en de reguliere media is grondig verziekt, en dat valt op websites als De Nieuwe Reporter goed na te lezen. Een uitzondering wil ik wel noemen: mijn idool Francisco van Jole die voor mij een schoolvoorbeeld is hoe een kritische en geengageerde, en vooral geinformeerde, berichtgeving over internet wel mogelijk is.
TT: Zijn internetsites/blogs in staat de pure (en dure) journalistiek (van kranten) te vervangen? Is de internetjournalistiek een bedreiging voor de kranten?
GL: Ik vind ‘bedreiging’ iets te sterk. Ik geloof niet in zulk soort oorlogsrethoriek. Wat het internet doet is al vele jaren bekend: het knabbelt langzaam maar zeker aan de televisie kijkcijfers en de abonnees van kranten en tijdschriften. Straks kijken alleen nog AOWers en kleuters naar TV. Maar ook dat beeld klopt niet. Het gaat om een langzame, subtiele erosie. Blogs zijn trouwens nooit opgericht om de krantenjournalistiek te vervangen. Ik weet niet waar dit idee ueberhaupt vandaan komt (ik vermoed uit de print media…). Een blog is allereerst software, zo rond 1997 ontwikkeld, en maar een kleine fractie van de blogs houdt zich met media of journalistieke onderwerpen bezig. Waar het om gaat is dat mensen zelf multimediale boodschappen gaan genereren en zich van de nieuwsmedia als zodanig afkeren. Blogs zijn niet verzonnen om macht over te nemen. Ogenschijnlijk vormt dat kleine clubje van internetjournalisten die buiten de mediawereld om tracht hun brood te verdienen een bedreiging voor kranten. Maar het gaat hier slechts om een fantoom. Het liefst dat de nieuwsbloggers willen is zelf een professionele journalist worden, en ik vind dat streven heel erg begrijpelijk en legitiem. Het probleem is alleen dat de informatie die vandaag de dag in al die kanalen circuleert door steeds minder mensen wordt gefabriceerd. Waar we dus als maatschappij iets aan moeten doen is het gerechtvaardigde verlangen van (veelal jonge) mensen om te professionaliseren.
TT: Wat is het verschil tussen een jouralist (krant) en een burgerjournalist?
GL: Daar bestaat al een kleine bibliotheek over en wordt voortdurend over geschreven. Ik kan dit genre niet anders lezen dan een soort loopgravenoorlog tussen twee totaal verschillende partijen. Zoals duidelijk moge zijn heb ik weinig op de Nederlandse journalistenklasse die zich volgens mij heeft overgegeven aan populisme en wars is geworden van kwaliteit, dissente meningen en intellectuele vraagstukken. Of de doornee burgerjournalist hier het juiste antwoord op heeft waag ik te betwijfelen. Wel is het zo dat ze, terecht, gezien moeten worden als een bedrijging van de al wankele economische positie van de info redacteuren.
TT: Wat is uw mening over het standpunt van de NDP en het Genootschap van Hoofdredacteuren. Zij klagen over oneerlijke concurrentie van de Publieke omroep tov de kranten. Zo krijgt de Publieke Omroep voor haar webactiviteiten ongeveer 25 miljoen en wil Plasterk maar 8 miljoen in een innovatiefonds voor kranten steken.
GL: En het internet dan? Dat krijgt niets. Het gaat er toch niet om dat Hilversum of de PCM hun internetactiviteiten, al dan niet gesubsidieerd door Den Haag, hun reeds gebakken content nog een keer op het net gaan aanbieden? Of nieuwe programma’s en teksten maken die wederom gebaseerd zijn op de filosofieen van hun oude media? Wat Plasterk zou moeten bevorderen is ombouwen van internet tot een publiek medium. Hoe dat eruit zou moeten zien wordt natuurlijk onderwerp van veel discussie, maar dat is niet erg. Het internet is tot begin jaren 90 een publiek medium geweest. Daarna zijn er een paar experimenten geweest, zoals de digitale steden, maar die zijn door gebrek aan publieksgelden en door de dotcom-manie van enkelen verdwenen. Er bestaan ook publieke kanalen voor radio en televisie. Kranten worden ondersteund, waarom dan ook niet het internet? Waarom moet dit nieuwe medium gereduceerd worden tot een banaal doorgeefkanaal van de oude media?
TT: De websites van kranten worden goed gelezen, maar zijn nog niet rendabel. Hebben de kranten hiermee de plank misgeslagen, of komt er nog een businessmodel dat de sites wel rendabel maakt?
GL: Dat websites niet rendabel zijn, ligt niet zozeer aan de makers of eigenaars van deze initiatieven maar aan het algemene, onderliggende model van de internet. Van begin af aan is min of meer ‘besloten’ dat er aan content geen geld verdiend zou worden en dat het geld verdiend zou worden door de telecommunicatiebedrijven die voor de aansluiting en het abonnement zorgen en door de hard- en softwarefabrikanten. Dit in contrast met de mobiele telefoniewereld, waar de telecommunicatiebedrijven, samen met de handy producenten hebben besloten dat er wel voor content afgerekend kan worden (denk aan het versturen van SMS en de aanschaf van ringtones). Natuurlijk hebben we web banners, en die leveren wel iets op. De pornoindustrie heeft van begin af aan een hun economisch model profitabel weten te maken via credit cards, maar zowel de dotcom entrepreneurs als de programmeurs cq. geeks wilden hier niet aan. Al ruim 15 jaar leven we onder het juk van de ‘vrije cultuur’ zonder dat hier een werkend alternatief voor is. Kranten zijn heus niet de enigsten die hier onder lijden. Sowieso zijn het naar mijn idee vooral de freelance designers, muzikanten, schrijvers en onderzoekers die van deze ingebouwde technologische belemmeringen het meeste te leiden hebben. Ik pleit voor om via een model van micro-betalingen hierin verandering te brengen. Dat is vooral in het belang van de makers. Of krantenconcerns hiervan gaan profiteren hoop ik eerlijk gezegd van niet, tenminste, dat zou niet het doel moeten zijn. We moeten toe naar een economisch peer-to-peer model waarin de intermediaren zoveel mogelijk overbodig worden gemaakt.
TT: Wordt e-paper de redding van de krant?
GL: Dat weet ik niet, want het economisch model van de e-paper is nog niet bekend, althans ik heb daar nog weinig van gezien in de praktijk. Als er geen betalingssysteem aan gekoppeld wordt, en men klakkeloos de libertijnse internetideologie van de ‘vrije cultuur’ overneemt, dan vrees ik het ergste voor de toekomst van de ‘krant’.
TT: Zijn onze dagbladen over 10 jaar (of langer) verdwenen en is de krantenjournalistiek dan volledig op het net terug te vinden?
GL: Emilie Randoe, de oprichtster van onze opleiding Interactieve Media en initiatiefneemster van het lectoraat waar ik werk, heeft als slogan onder haar emails: “The best way to predict the future is to create it.” Daar kan ik me helemaal in vinden. Het probleem van de hedendaagse kritiek is dat vrijwel geen verschil meer wordt gezien met cynisme en zelfs nihilisme. Als je ergens een analyse van maakt, en je je ogen openhoudt, wordt je direct beschuldigd van pessimisme, zwartkijkerij en negatief gedrag. Dat geldt in byzondere mate voor het thema dat we hier bespreken. Ik probeer in mijn werk concrete alternatieven te bieden voor de vastgelopen mediawereld. Internet is niet het antwoord op alles. Natuurlijk blijft papier bestaan. Ik ben zelf een grote fan van boeken, tijdschriften en kranten — en zal dat ook blijven. De polemiek die we hier voeren is heel reeel, maar dient niet te worden vertaald in persoonlijke voorkeuren. We hebben het hier niet over smaak, of papier lekker aanvoelt, of dat lezen van het scherm fijn is. Het gaat hier om keiharde economische veranderingen, om een machtsstrijd die gevolgen heeft voor velen. En tenslotte gaat het ook om het demokratisch gehalte van onze media architectuur. Ik vecht voor een open structuur die tevens betaalde banen oplevert voor hen die het eigenlijke werk doen. In een tijd van internet voor allen moet die droom te verwezenlijken zijn!
(beantwoord via email, Amsterdam, 9 februari 2009)