Interview with Marleen Stikker

Oprichter Digitale Stad

Opkomst, Ondergang en Herrijzenis van de Digitale Stad
Interview met Marleen Stikker

Marleen Stikker is de initiatiefneemster van de Digitale Stad (www.dds.nl) en werd in de wilde oprichtingsperiode 1994/95 ook wel “de burgemeester” genoemd. Zij vormde het publieke gezicht van het projekt waar velen zich, vooral in de begintijd, met veel enthousiasme voor inzetten. In dit interview wordt niet nostalgisch teruggeblikt op de Internet pionierstijd maar wordt nagegaan inhoeverre de DDS cultuur en omstandigheden waarin het midden jaren negentig opereerde van invloed zijn geweest op de huidige situatie — na de privatisering van DDS en op de oprichting van de bewondersvereniging Open Domein.

GL: Er wordt wel gezegd dat DDS zijn avant-garde rol om het Internet bij een breed publiek te introduceren vervuld heeft en daarmee overbodig is geworden. Kan jij je daarin vinden? Of denk je dat het mogelijk moet zijn om zo’n groot en historisch net project fundamenteel van karakter te veranderen zodat het andere uitdagende taken op zich kan nemen?

MS: Voorzover het de missie was van DDS om Internet bij een breed publiek te introduceren zou je kunnen zeggen dat die missie is geslaagd en veel navolging heeft gekregen. De missie was alleen niet zozeer op ‘toegang’ gericht, maar veel meer op ‘productie’ en ‘participatie’. De reden waarom ik het initiatief heb genomen om DDS op te richten was door mijn fascinatie voor de culturele potentie van het net. Mij interesseert datgene wat mensen zelf van het net maken en de culturele waarden die ze uitdragen. Bij de huidige providers is daar nog steeds bitter weinig aandacht voor. De meeste aanbieders maken van de klanten interactieve consumenten. Niet vindingrijke producenten.   In 1994 was het duidelijk dat we zelf de hele infrastructuur moesten neerzetten. Inbelvoorziening, emailvoorzienigen, homepages, discussieomgevingen, moo’s, etc. etc. Er was nog geen internet voor gewone lieden. Even leek het erop dat door de veelheid aan providers die functie overbodig werd. Nu duidelijk is geworden dat er slechts een aantal commerciële providers overblijven is de noodzaak van een onafhankelijke, publieke infrastructuur opnieuw weer relevant. De afhankelijkheid van marktpartijen is anders te groot. Je wordt een speelbal in handen van beursstrategen of slachtoffer van overnameperikelen. Of je komt in klassieke sponsorrelaties terecht. Internet technologie is nu juist interessant omdat de kennis en de productiemiddelen zijn gedemocratiseerd. Helaas geldt dat niet voor de infrastructuur. Die is in handen van slechts een paar partijen. Die bepalen wat wel en niet gewenst is. Een succesvolle homepage legt bijvoorbeeld het loodje omdat de eigenaar het dataverkeer die het genereert niet kan betalen. Laat staan als we het over streaming media hebben. Een individuele aanbieder kan geen gunstig tarief voor zijn ‘content’ krijgen. De meeste providers bieden slechts een zeer beperkt aantal Internetdiensten. We zullen opnieuw moeten definiëren wat de faciliteiten zijn die mensen nodig hebben om volwaardig dienstenaanbieder zijn. Ik hoop dat DDS daar een rol in kan blijven spelen.   DDS heeft erg veel zaken geïntroduceerd op het Internet. Niet alleen wat betreft het ontsluiten van bestuurlijke informatie die tot dan toe niet bereikbaar was voor de burger. DDS heeft ook als eerste in 1994 geëxperimenteerd met de intergratie van chat en televisie. De uitzendingen van Smart-TV in de eerste maanden van het bestaan van DDS bracht de televisie piraten van het eerste uur samen met de Internet hackers. Met het hoorspel dat werd samengesteld op basis van tekstbijdragen van DDS-bewoners werd ook een link gelegd met andere media. DDS heeft de rol van initiator, aanjager gehad op veel meer terreinen dan de meeste mensen overzien. Die functie is nog steeds relevant. Relevanter dan ooit, zou je kunnen zeggen. De e-commerce hype heeft niet de hemel op aarde gebracht zoals de exegeten hebben verkondigd. De vraag was en is: wat gaan we met de nieuwe mogelijkheden doen. Er liggen nog voldoende uitdagingen en er zijn nog vele potenties niet waargemaakt.

GL: Hoe zie jij de ontwikkelingen van DDS sinds herfst 1999, toen duidelijk werd dat de eigendomsstructuur van DDS zou gaan veranderen? Het lijkt mij in principe niet slecht om een commerciële en niet-commerciële tak te hebben, dat bevordert alleen maar de onafhankelijkheid van grillige overheidssubsidies. Wat is de rol van het bestuur van de stichting in deze cruciale beslissingen geweest? Denk je dat er nog andere beheersmodellen mogelijk waren geweest of was DDS financieel gezien een aflopende zaak?

MS: Vooropgesteld dat ik veel respect heb voor het feit dat mijn opvolgers het publieke karakter van DDS lange tijd tegen de stroom in hebben weten overeind te houden ben ik erg ongelukkig met de huidige situatie. Het stichtingsbestuur heeft zich buiten spel laten zetten en heeft naar mijn mening een verkeerde beslissing genomen. Ik ben overigens tot aan 1996 bestuursvoorzitter geweest. Het privatiseringsbesluit is pas daarna genomen. Het stichtingsbestuur had een helder onderscheid moeten maken tussen de activiteiten die binnen een BV geplaatst konden worden en activiteiten waarvan het publieke karakter gegarandeerd had moeten blijven. Er is veel voor te zeggen dat er voor de commerciële activiteiten een BV is opgericht. Daar heb ik absoluut geen problemen mee en ik vind het terecht dat daar ook privaat belang bij is opgebouwd. De merknaam DDS en de community diensten hadden echter nooit geprivatiseerd moeten worden. Er is daarmee een ‘ conflict of interest’ gecreëerd.   Ik vind het een erg slechte zaak dat de opgerichte vereniging ‘Open Domein’ die de publieke taak van DDS wil voortzetten nu garanties moet geven dat de economische belangen van de aandeelhouders niet worden geschaad. Dat is een idiote omdraaiing van zaken. De naam Digitale Stad heeft en zal altijd zijn reputatie ontlenen aan de geloofwaardigheid die het heeft in het publieke domein. Ik kan het eigenlijk nog steeds niet geloven dat deze omdraaiing werkelijk aan de basis ligt van de neergang van DDS. Ik hoop dat de aandeelhouders tot inkeer komen en inzien dat DDS zijn reputatie te danken heeft aan de maatschappelijke en culturele missie en dat ze de toekomst daarvan in handen moeten leggen van een non-profit organisatie. Daar zullen ze zelf uiteindelijk ook economisch garen bij spinnen.

GL: Een kritiekpunt vanaf het begin van DDS is de vage beslissingsstructuur geweest. Daar is heel wat ruzie over geweest. Gezien het proefkarakter van het project in begin 1994 is DDS geen gemeenschap in de strikte zin geworden die op een democratische manier over zijn eigen lot beslist. Het was meer een cultureel-politiek bedrijf dat een veelheid aan gemeenschappen van Internetdiensten voorzien. De grote groep initiatiefnemers, bouwers en gebruikers hadden na een tijdje qua beslissingen weinig meer in te brengen. Aan het eind was van de oprichters alleen nog Joost Flint over, de rest hield zich tactisch afzijdig. De Waag is ook geen collectief. xs4all, die bij de oprichting van DDS nauw betrokken was, bleek bij de verkoop aan KPN maar twee eigenaren te hebben, ondanks het hippe imago. Wordt er in de wereld van nieuwe media cultuur slecht nagedacht over eigendomsstructuren ? Zou je dat in het vervolg anders aanpakken?

MS: De intenties waarmee DDS is opgezet was om internet toegang voor mensen te creëren die niet een specifieke technologische achtergrond hadden en om ruimte te bieden aan diverse maatschappelijke en culturele initiatieven en projecten van individuen en organisaties. Er is nooit gesuggereerd dat DDS een democratisch gestuurde gemeenschap zou worden. De metafoor van de stad heeft natuurlijk wel veel mensen op het spoor gezet om een analogie met de werkelijke stad te maken. Er zijn interessante gesprekken gevoerd in de eerste jaren van het bestaan waarbij de vraag steeds was of DDS via verkiezingen bewoners afgevaardigden zeggingsschap moesten geven. Ik moet toegeven dat ik daar zelf geen voorstander van ben geweest. Mensen die initiatief namen kregen al alle ruimte. Eigen initiatief heb ik altijd belangrijker gevonden dan de toch vrij vage, op zich politiek correcte, basisdemocratie beweging. ik heb daar zo ie zo nooit veel mee opgehad. Ik ben in die zin meer gevormd door cultuur en kunst dan door politiek. Ik geloof in auteursschap en zag DDS meer als een cultureel project dat anderen in staat stelde tot productie dan een sociaal project. Ik voelde er weinig voor om democratie te suggereren via verkiezingen terwijl er geen sprake was van een representatieve afspiegeling van de samenleving in het bewonersbestand. De eerste jaren werd DDS vooral bevolkt door opgeschoten jongens en mannen. Voordat zij de richting zouden bepalen zag ik liever dat DDS een grotere pluriformiteit zou hebben. Overigens zie ik wel nu in dat het jammer is dat we dat experiment niet zijn aangegaan in het begin van het project. Als oprichter ben ik bevangen geweest door de verantwoordelijkheid voor het voortbestaan, de financiering, de voorzieningen e.d. Als DDS niet meteen al na driekwart jaar op eigen inkomsten had moeten voortbestaan was er veel meer ruimte geweest voor experimenten en waren we er misschien minder krampachtig er mee omgegaan.
In algemene zin is het tamelijk ingewikkeld om publieke taken en markt activiteiten in een organisatie goed naast elkaar te laten bestaan. Het is een stuk complexer dan ondernemers die geen publieke missie hebben. Er moeten nieuwe vormen worden uitgedacht en dat is niet eenvoudig. Er is zelden een sociale, culturele beweging geweest die in zo een extreme mate geconfronteerd is geweest met de potentiële economische waarde van de activiteiten. Het is jammer dat DDS en XS4ALL niet voortijdig een scheiding hebben aangebracht in de ideële, publieke missie en de marktconforme activiteiten. Dat zou de huidige verwarring hebben voorkomen. Aan de andere kant zie je dat XS4ALL toch een belangrijke rol blijft spelen in de discussie over de vrijheid van de internetgebruiker. Er zijn geen garanties dat het zo blijft en het is afhankelijk van de mensen die het beleid formuleren, maar het is wel mogelijk.

GL: Hoe had jij het gemeentebeleid van de stad Amsterdam anders willen zien? Mij heeft de afzijdigheid van de regenten aan de Amstel altijd verbaasd. Er was wel een zekere betrokkenheid van sommige ambtenaren en diensten maar dat bleef beperkt, op projectbasis. Hoe verklaar jij hun gedrag? Bezuinigingswoede? Heeft de gemeente er baat bij dat DDS nu verdwijnt, of er zelfs sprake van (mede)schuld? Waarom waren zij niet trots op zo’n groot en innovatief project in hun stad?

MS: De relatie met de Gemeente Amsterdam kent vele fasen. Allereerst die waarbij een aantal gemeente ambtenaren hun nek flink hebben uitgestoken. Bijvoorbeeld Reineke van Meerten, die het lef heeft gehad om in een tijd dat niemand nog van het Internet gehoord had, mij op mijn woord te geloven dat het medium grote potenties had voor de stad. Zij heeft de aanvraag door de politieke besluitvorming geloodst. De ambtenaren die verantwoordelijk waren voor het interne netwerk en de bestuurlijke informatie bestanden hebben op hun beurt ons vertrouwd om een internet gateway te installeren en de disks met data mee te nemen en op het internet te ontsluiten. Daarna is de relatie wat complexer geworden. In mijn ogen was DDS niet perse een regionaal initiatief. Pas toen andere initiatieven zich met een gelijke titel gingen tooien (daarvoor bestond het begrip Digitale Stad niet, nu is het een soortnaam) en zich bijvoorbeeld Digitale Stad Apeldoorn gingen noemen werd het onvermijdelijk dat De Digitale Stad de toevoeging Amsterdam zou krijgen. Dat heb ik altijd jammer gevonden. Niet de navolging van anderen, maar wel de koppeling van metafoor en letterlijke geografische vertaling. Hoe belangrijk de relatie met de gemeente Amsterdam ook was, DDS onderhield vele nationale en internationale relaties en was onafhankelijk.   De stad Amsterdam was niet de eigenaar van het project en kon dus niet grote invloed krijgen op het project. Wethouder van der Giessen heeft daar wel wat problemen mee gehad. Ik kan me niet aan de indruk ontrekken dat er tijd lang een concurrentie gevoel mee heeft gespeeld. In die periode, begin 1995, is de subsidie relatie omgebouwd naar een klant relatie. DDS leverde de gemeente Amsterdam diensten en werd daarvoor betaald. Pas nu wordt door steden en ministeries onderkend dat er financiering nodig zijn in de maatschappelijke en culturele dimensie van het Internet. In 1995 was dat inzicht nog niet tot hen doorgedrongen. DDS werd geacht economisch te renderen. Als je je realiseert dat Maurice de Hond miljoenen EZ-subsidies heeft opgemaakt om City Online, een slap aftreksel van DDS, op te zetten en dat hij daar zelfs met de aanvullende miljoenen van Uitgeverij Wegener niet in is geslaagd, dan is het nog steeds een godswonder dat DDS zonder die subsidies in staat is geweest het publieke karakter overeind te houden. Ik denk dat de gemeente Amsterdam altijd wel heeft onderkend dat DDS een belangrijk element is geweest in de cyberreputatie van de stad en van economische belang is geweest. Het is jammer dat zij dat nooit hebben uitgedrukt in financiële ondersteuning. Pas nu komt het debat over gemeenschapsdiensten op gang. Beter laat dan nooit, maar als het Digitale Trapveldjes beleid van Minister van Boxtel al in 1995 was ingezet zag het Internet er nu anders uit.

GL: De laatste jaren deed DDS vooral van zich horen door haar betrokkenheid bij streaming media (audio en video op het net). Eigenlijk zou dat een taak van SALTO zijn. Hoe gaat het verhaal van ‘toegang voor allen’ verder in het tijdperk van breedband, derde generatie mobiele telefonie en internet radio en televisie? Is daar niet een taak voor een DDS die er voor zorgt dat groepen in de samenlevingen niet naast het net vissen en alle capaciteit naar grote mediabedrijven gaat?

MS: Als je de ontwikkelingen beziet in het breedband internet en de protocollen die gebruikt worden voor draadloze communicatie dan zie je dat de zogenaamde democratische architectuur van het Internet verloren gaat. De breedband infrastructuur is in handen van een aantal partijen die ook een makelaarsfunctie hebben bij de communicatie stromen over die infrastructuur. Bij draadloze communicatie is er een extra probleem; de protocollen zijn niet openbaar waardoor je als ontwikkelaar afhankelijk bent van de telecom aanbieders. Ik maak nadrukkelijk een onderscheid met het Internet zoals we dat nu kennen. Natuurlijk zul je altijd een leuke homepage kunnen blijven maken, maar als je zeker wilt zijn dat video op een gegarandeerde snelheid bij de ontvanger aankomt, zul je een speciaal arrangement moeten maken met de breedband provider. Dat is alleen weggelegd voor de klassieke contentproviders. Een ander element is dat een non-profit aanbieder in de huidige configuratie zich niet kan permitteren dat er veel vraag is naar zijn of haar content. Je wordt afgerekend door je provider op de hoeveelheid dataverkeer. Dat kan voor culturele aanbieders met streaming content enorm in de papieren gaan zitten. Er zullen dus initiatieven moeten komen om publieke bandbreedte te heroveren. Niet zozeer voor het bestaande publieke bestel, maar voor alle nieuwe aanbieders. Ik zou het mooi vinden als binnen Amsterdam een coalitie gevormd zou worden tussen Salto, DDS, de vereniging ‘Open Domein / DDS’ , XS4ALL en de samenwerkende R&D media-instituten zoals De Waag en Montevideo. Dat zou een positieve wending kunnen geven aan de huidige impasse. Gelukkig is het Internet nog niet af. Er is nog veel werk te verrichten. Er is zoveel tijd verloren gegaan in de e-commerce hype. Ik hoop op een revival van de maatschappelijke betekenis van het Internet.