Interview with Michael van Eeden

Ondergrondse verhalen uit De Digitale Stad

Je bent de oprichter van de Metro. Hoe zagen je ideeen er aan begin uit en hoe verliep de oprichting?

Toen De Digitale Stad openging in januari 1994, kon je wel deelnemen als gebruiker, maar moest je daarvoor eerst contact opnemen met de systeembeheerders. Zij richtten dan een plek voor je in waar je iets kon gaan doen. In die tijd bestond het World Wide Web nog niet echt. Ik wilde een plek maken waar iedereen aan mee kon bouwen. Nog voordat deMetro opging hadden zich al 50 mensen aangemeld. Het zag er zo uit dat je in eerste instantie binnenkwam als bezoeker. Nadat je het had leren kennen, kon je een aanvraag doen om ‘bouwvakker’ te worden (wat bij Amerikaanse systemen ‘programmer’ heet). Omdat mensen trots waren op die status, gingen ze ook echt bouwen en dat heeft zeker meegewerkt aan het succes van de Metro. Je hebt nu overal op het Internet de mogelijkheid om zelf homepages te maken, maar dat klinkt zo gewoon. Zodra je mensen duidelijk vertelt dat ze ‘bouwer’ zijn en onderdeel vormen van de groep die een Metro-in-aanbouw maakt, voelen ze zich gelijk meer betrokken. Ik ben op mijn rolschaatsen door de bestaande Amsterdamse metrostations gereden en heb aantekeningen gemaakt, welke lijn waar rijdt, waar de roltrappen zijn en heb dat toen in tekstvorm gegoten. Vijf Metrostations met vijf hallen, een cafe, waar je kon kletsen (dat bestond ook in het echt) en een Metrolijn die daar tussenin reed. Ik dacht dat mensen het ondergrondse leven van Amsterdam zouden gaan modelleren en dat ze, waar nog niets was, fantasieruimtes zouden maken.Dat bleek een complete misvatting. Het eerste wat ze maakten was een Noord-Zuidlijn. Een bouwvakker uit Amsterdam-Noord vond het belachelijk dat er geen openbaar vervoer naar zijn huis was. Nu zijn er zo’n tien metrolijnen, terwijl er in Amsterdam nog steeds maar een is.

Wat is er met je oorspronkelijke idee gebeurd?

Na een maand bleek dat mensen ook bovengronds gingen bouwen, want dat was veel interessanter. Als je nu de DDS-Metro inkomt, is het eerste wat je doet weer naar boven gaan naar een virtuele wereld die niks meer te maken heeft met de rest van De Digitale Stad. Al snel kreeg je verschillende scenes, zoals de Star Trek fans die de Starship Enterprise hadden nagebouwd die ergens in de lucht zweefde. Ik vond dat persoonlijk jammer en wilde vasthouden aan die metafoor van het spannende ondergrondse. Toen dacht ik, laat ook maar, het is niet meer mijn kindje. Een andere groep wilde heel graag Amsterdam nabouwen en begonnen bij alle Metro-ingangen de straten er omheen na te bouwen. De een was bezig bij station Amstel en de ander bij Nieuwmarkt en diestraten moesten op den duur met elkaar worden verbonden. Als je begon met bouwen kreeg je een beperkte hoeveelheid ‘bouwstenen’, 13 elementen. Een element kon een straat zijn, maar ook een kamer of een robot die rondloopt. Dat leidde er ook toe dat mensen met elkaar gingen samenwerken om de ontbrekende onderdelen bij elkaar te krijgen. Zo kreeg je het station Waterlooplein, door een iemand gebouwd, met een duif die op je (virtuele) hoofd ging zitten en de hele tijd’roekoekoe’ zei; die was weer door heel iemand anders gebouwd. Binnen een paar weken waren er zo’n 700 mensen aan het bouwen en dat aantal is redelijk constant gebleven. Het schommelt nu rond de 1100 gebruikers die wekelijks tenminste een keer inloggen. Er is een verloop ontstaan. De 20 Star Trek fans, die er een half jaar lang helemaal gek van waren, zijn weer vertrokken. De gemiddelde leeftijd is gezakt van 25-30 tot 20 jaar. De meeste spelomgevingen op het Internet, de MUDs, zijn Engelstalig. De Metro was de eerste en nog steeds de grootste Nederlandstalige MUD. MUDs zijn zozeer gebaseerd op taal dat het niet te doen is om het tweetalig te maken. Het hoeft niet perse in het Nederlands, maar er is zeker behoefte aan.

Waarom is de Metro zo’n succes geworden? Gaat het alleen om het spel?

Naast het bouwen bleek het communiceren heel belangrijk. De Metro werd een plek waar je elkaar kon ontmoeten. Twee weken na de opening was er al een bijeenkomst van bouwers die vonden dat het toch makkelijker was om daarover in het echt te overleggen. Dat waren 20 mensen die op het kantoor van Hack-tic samen gingen werken. Dat is een traditie geworden en nu zijn er wekelijks bijeenkomsten, overal in Nederland. Mensen willen elkaar gewoon in-real-life ontmoeten, het communiceren via computers is wel leuk, maar niet zaligmakend. De apotheose van de begintijd was het eenjarig bestaan van de Digitale Metro. We hebben een groot feest in Paradiso gegeven waar zo’n 600 mensen waren. Het grote verschil met een cafe (of IRC-kanaal) is dat de Metro een bepaalde vormgeving heeft. In de Metro kan je je eigen cafe bouwen. Als je daar binnenkomt staat daar een beschrijving hoe het eruit ziet, wat meteen al de sfeer zet. Je kan een virtuele barman bouwen (een robot met intelligente systemen) met grapjes erin en zoiets kan in IRC niet. De mogelijkheid om zelf te bouwen is heel essentieel. Binnen IRC blijven het losstaande kanalen, net als bij radio. In de Metro kan je een kamer maken met een deur naar een andere ruimte zodat je buurten krijgt. Je kan ook cafes maken die prive zijn voor een bepaalde groep. Op dit moment heeft een groep van 100 gebruikers een gedeelte van Metro gekaapt en ‘The Deep’ genoemd. Ik ben geen lid van The Deep geworden en heb dus ook geen enkel zicht op wat daar gebeurt. De Metro was het eerste systeem binnen De Digitale Stad dat gedelegeerd beheer kreeg. Er waren drie mensen die het onderhielden en ondertussen zijn dat er zeven (geen van allen werkzaam bij DDS). Ze maken het systeem schoon en gooien de gebruikers eruit die er langer dan drie maanden geen gebruik van hebben gemaakt. Ze hebben zelf regelsopgesteld en ik heb daar geen omkijken meer naar.

Vaak wordt gezegd dat het aantrekkelijke van MUDs is dat je een andere gedaante kunt aannemen en van geslacht veranderen. Geldt dat ook voor de Metro?

Ja, wat je vrij snel zag was dat sommige mensen graag een vrouw wilde zijn, terwijl ze eigenlijk een man waren. Je kan zeggen dat je elkaar dan voor de gek houdt, maar zodra ze een vrouwennaam aannamen, waren ze ook echt vrouw, of vrouwen die zich voordoen als man. Als iemand zich in de Metro uitleeft als vrouw, dan is hij dat ook echt. Het bleek eenaantrekkelijke omgeving voor transseksuelen. Zo’n systeem kan helpen om daar voor uit te komen. Je hoorde wel geruchten, maar het bleef altijd een verrassing of iemand nu een man of een vrouw was.

De Metro wordt wel gezien als de amusementshal van DDS, stoort dat je?

Het heeft inderdaad dat imago en omdat er ook behoefte is aan amusement doen we daar niets aan. Sommigen vinden het samen bouwen interessanter dan het communicatieve aspect, maar dat hoeft elkaar niet in de weg te zitten. Als je een systeem wilt hebben wat constructief is en minder plat, zou je er meer over moeten nadenken en meer gaan sturen. Wellicht zou dat het minder leuk maken. Nu hebben we het helemaal losgelaten en is het een compleet anarchistisch systeem geworden en dat levert blijkbaar heel wat banaal amusement op. Het lijkt soms eerder op een gewone chatbox. Ik geloof niet in verbieden, in de trant van: ‘chatten is verboden, De Digitale Stad is er alleen voor de politiek en als jullie gaan praten over het weer of over seks, dan mag dat niet.’ Kletsen kan net zo goed en wij gaan gewoon door methet doel dat wij ons gesteld hebben. Ontwikkelingen aanmoedigen of juist niet, dat is geen verbieden. Vanwege het anarchistische karakter is het bijvoorbeeld moeilijk geworden om je weg te vinden. Er is een ruimtelijke metafoor, maar omdat er geen afspraken zijn welke ruimte waar is, ga je snel in een cirkeltje draaien. Er zijn pogingen gedaan om een plattegrond te maken, maar niemand scheen daar behoefte aan te hebben. We hebben ook geprobeerd om mensen meer bouwstenen te geven wanneer ze zich hielden aan de metafoor van de ondergrondse, maar ook dat hebben we weer losgelaten. Andere MUDs, zoals MediaMOO, hebbenoverigens wel strakke regels.

Denk je bij ondergronds ook aan ‘underground’ of dingen die verboden zijn?

Als je met zoiets bezig bent, ga je aan alles denken. Oorspronkelijk was dat niet de bedoeling. In De Digitale Stad was er al van alles bovengronds gebouwd, dus als je een open ruimte wilde hebben, dan ging je ondergronds. Het moest vooral spannend worden en mensen aantrekken. Nou is het moeilijk om in Amsterdam iets te doen wat niet mag, dus dat is een probleem. Alles is braaf. Een van de eerste Metro-gebruikers heeft een groot Extasy Information Center gebouwd met informatie over speed, coke, extasy en heroine. Dat mag allemaal in Nederland. Buitenlanders vonden dat natuurlijk fantastisch. De mensen die in de Metro actief waren hadden geen boodschap aan die politici daar boven. ‘Bekijk het maar.’ Ik persoonlijk heb ook niet zoveel behoefte aan communicatie tussen burgers en politici. Heleboel mensen denken daar hetzelfde over. Dat was ook mijn conclusie uit deeerste fase van De Digitale Stad. Politici zaten helemaal niet te wachten op communicatie met burgers en burgers vonden het veel leuker om met elkaar te praten en de Metro heeft daar zeker toe bijgedragen. Maar de Metro is meer dan alleen spelletjes spelen. Het is een plek waar mensen kunnen doen wat ze willen. Ook politici ontdekten dat. Al drie weken naar de opening begonnen de Groenen een politiek cafe in deMetro waar ze elke vrijdagmiddag van 2 tot 4 een medewerker van het partijkantoor hadden zitten om vragen te beantwoorden. De Digitale Stad heeft nooit geklaagd over het drukke verkeer in de Metro en de vele schijf- en geheugenruimte die het innam. Er is nooit gezegd, ‘Wij zijnmet serieuze dingen bezig waren, gaan jullie maar op je eigen computer zitten, hier wordt politiek bedreven met ministeries.’ Nee, een stad heeft allerlei facetten en de Metro is daar een belangrijk onderdeel van.

Er is veel kritiek op de stadsmetafoor. Men ziet het postkantoor, pleinen en huizen als een stap terug. Bovendien zou het een kunstmatige schaarste suggereren die in het Net niet zou bestaan.

Dat is zo. Die kritiek is terecht, maar er staan andere dingentegenover. Mensen die net op het Net komen hebben behoefte aan bepaalde aanknopingspunten. De Digitale Stad was een metafoor waardoor mensen gemakkelijk dingen snapten. Je maakt de eerste stap makkelijker. Daarnaast hebben mensen behoefte aan een plek. Op het Internet heeftinformatie geen plek en mensen ook niet, je surft. Op zich is dat mooi, maar je verliest je er snel in. Je gaat dan niet zo snel je eigen verhaal vertellen omdat alles al gezegd is. De Digitale Stad kampt nu met overbevolking, er is ruimtegebrek, terwijl dat in de eindeloze ruimte, wat cyberspace is, eigenlijk niet nodig is. Toch is het zo dat mensen creatief worden als ze moeten omgaan met beperkte ruimte. Als je een kind een tekenvel van 10 bij 10 meter geeft, gaat het waarschijnlijk ergens in een hoekje zitten tekenen. Je kunt beter een A4tje geven. Voor mij zijn de virtuele 3-D werelden (zoals VRML) niet meer dan vliegende theekopjes. Ik vind een plein interessant, niet een lege ruimte waar je maar wat doorheen zweeft.

Vind jij De Digitale Stad een ‘virtual community’ zoals HowardRheingold die heeft beschreven in zijn gelijknamige boek?

Het is een verzameling van kleinere communities die allemaal vrij jong zijn. In het begin ontstonden die gemeenschappen veelal rond technische problemen omdat de programma’s telkens veranderen. Een actueel voorbeeld waarbij dat niet zo is, is het homocafe. Er zijn nu 20 pleinen, met twee populaire cafes, op het centrale plein, waar iedereen binnenkomt en op het homoplein wat helemaal niet in het centrum ligt, waar druk wordt gediscussieerd, niet alleen over homozaken. Er komen mensen bij en er gaan weer mensen weg en er ontstaan sub-culturen. En wat Rheingold ook beschrijft: er overlijden mensen. Een groep mensen gaat dan een begraafplaats maken, een In Memoriam Homepage die moet blijven bestaan, ook als ze zelf weggaan of komen te overlijden. De Digitale Stad is zelf een groot geheugen, alleen niet iedereen beseft dat. Bij de tweede verjaardag van De Digitale Stad(15.1.1996) is er een ‘freeze’ georganiseerd, om vast te leggen wat we aan het maken zijn, voor de geschiedenis. Iedereen is constant maar bezig met de toekomst, welke technologieen erbij komen, etc. Op het idee om een hele stad te bevriezen en in een kistje stopt, werd enthousiast gereageerd. Maar er zaten ook problemen aan vast waar we niet goed over hadden nagedacht. Ook de prive-gegevens en alle prive-post zouden worden vastgelegd en daar kwam veel kritiek op. Uiteindelijk besloten we dat we gewoon van het privedomein (de mailbox)moeten afblijven. Mensen kunnen dat vrijwillig aan een archief afstaan, maar dat moet je niet gaan opleggen.

Behalve het feit dat DDS groot en divers is, heeft het ook eenofficiele kant. Hoe kijk je daar tegenaan?

Het is gedefinieerd als stad omdat we er alles in willen hebben. Alles wat er zich in Amsterdam of in de maatschappij afspeelt, wil je ook in De Digitale Stad hebben. Alleen zo kunnen gemeenschappen ontstaan. De overheid speelt daar ook een rol in. Een van de begindoelstellingen was het toegankelijk maken van publieke informatie. Als je nu iets wilthebben moet je naar de derde kelder links van een ministerie gaan, drie documenten ondertekenen en krijg je misschien wat je wilt hebben. Dat gevecht voer je niet door met boomstammen op de deur van het ministerie te rammen. Dan moet je gaan lobbyen en met ambtenaren gaan praten.Daarnaast zijn er bedrijven die hun ‘winkel’ hebben geopend. Er bestaat geen stad zonder commercie. Je kan zeggen dat de stad idealistisch moet blijven, maar dat klopt gewoon niet. Je krijgt dan een hele eenzijdige cultuur. Ons belangrijkste uitgangspunt blijft dat het voor de bewoners gratis moet zijn. De enige drempel is dat je een computer en modem moethebben of een publieke terminal weet te vinden. De overheid en de bedrijven zijn dus belangrijk omdat ze het geld opbrengen waarmee we de stad draaiende houden. Het gaat er ons om dat een gedeelte van het Internet gratis toegankelijk moet zijn. Dat is het statement van De Digitale Stad. Als we willen dat er nog iets overblijft van wat democratie heet, moet echt iedereen toegang krijgen tot informatie en iedereen in staat is informatie te verspreiden. Dat woord ‘iedereen’ is daarin heel belangrijk. Anders hebben alleen de grote bedrijven het voor het zeggen en stel je als individu niets meer voor. Het Internet biedt kleine organisaties de mogelijkheid om bijvoorbeeld met multinationals tewedijveren, zoals in het geval van McSpotlight, die tegen McDonalds vecht. Over een paar jaar zal dat wel moeilijker worden, maar nu is het het moment om die publieke ruimte te definieren. Een jongen, die in het dagelijks leven krantenbezorger is, heeft in De Digitale Stad een populaire krantenverzameling aangelegd die over de hele wereld wordtgeraadpleegd. Dat heeft hij dankzij die publieke ruimte kunnen opzetten, bij commerciele providers kost het een vermogen om zo’n groot project op te zetten en draaiende te houden. De 25.000 actieve bewoners zijn niet allemaal zo gedreven, maar door ze de mogelijkheid te geven komen er wel zo’n 200 of 300 fantastische projecten uit.

Zullen alle steden in de wereld op den duur een eigen digitale variant op het Net hebben en is dat wel wenselijk?

Het zal praktisch moeilijk worden om dat uit te voeren. Internationale deelname aan De Digitale Stad is natuurlijk goed, maar het gaat ons vooral om de lokale binding. Dat maakt het medium veel toegankelijker. Ik zie geen conflict tussen lokale en globale systemen. DDS is net zo goed een springplank om deel te nemen aan het plaatsloze Internet. Wijgeven toegang tot de rest van het Internet en mensen gebruiken DDS om onderdeel te worden van een community die zich heel ergens anders bevindt, zoals de vergelijkbare freenets in de VS en Canada. Een stad die niet verbonden is met de rest slaat helemaal nergens op. Niemand is verplicht zich aan de stadsmetafoor te houden. Sommige gebruikers draven echter door naar de andere kant en verwachten dat DDS een gekozen gemeenteraad en een gemeentebestuur moet hebben. Die discussie gaat nog steeds door en er is wel iets voor te zeggen, maar het is wel beklemmend geworden. In de eerste jaren zijn we vooral bezig geweest met de instandhouding en hebben weinig aandacht besteed aan deinterne democratie. Aan de andere kant lijkt het me eng om debedrijfsmatige kant over te laten aan het democratische proces. We krijgen geen subsidie en ik geloof niet dat zelfbestuur de financiering voor elkaar kan krijgen. Eigenlijk zou de gemeente Amsterdam het moeten bekostigen. Op dezelfde manier als zij de straten onderhouden, zouden zij ook de publieke ruimte binnen het Internet mogen betalen. We hebben dat natuurlijk geprobeerd, maar in tijden van bezuiniging krijgen vooral de nieuwe projecten geen geld meer. Dus dachten we: laat maar zitten, we doen het zelf wel. Daar staat tegenover dat we nu veel vrijheid hebben en ons niets hoeven aan te trekken van hun regels.

Vind je dat het Internet de kloof tussen de informatierijken en -armen vergroot? Hoe ziet het profiel van de gemiddelde DDS-bewoner eruit?

De hoeveelheid vrouwen is in de loop der jaren langzaam toegenomen, maar dat kan nog niet gezegd worden van etnische minderheden. Je kunt niet zonder meer beweren dat DDS een nieuwe technocratie voortbrengt. De informatie-elite bestaat allang en is er al honderden jaren geweest. De Digitale Stad probeert dat enigszins te corrigeren en informatie toegankelijk te maken voor iedereen. Het zijn altijd al de jonge, blanke mannen geweest die bepaalden wat er gebeurde in de wereld. Wat dat betreft zie ik hier niets nieuws ontstaan op het Net. Wij gaan niet op de stoel van de rechter of de politie zitten en willen geen nieuwe wetten gaan verzinnen voor cyberspace. Wat we wel kunnen doen is eensfeer creeren waarin seksisme, racisme en antisemitisme automatisch de kop ingedrukt wordt door de andere gebruikers van zo’n systeem. Iemand de toegang ontzeggen heeft geen zin. Je kunt de regel invoeren dat je niet anderen in het openbaar mag kwetsen, zoals Amerikaanse freenetsdoen. Maar wat is kwetsen en mag dat dan wel via e-mail? Ik geloof meer in het on-line brengen van mensen die daar zelf niet van gediend zijn en zelf hun bek opentrekken zodra er sprake is van racisme.

Voor meer informatie: http://www.dds.nl,http://thing.desk.nl/~bilwethttp://www.xs4all/~respub of e-mail: mieg@dds.nl en geert@xs4all.nl.