Het is een open deur te stellen dat nieuws en technologie nauw met elkaar verbonden zijn. Het historisch overzicht, van marathon renner en post koerier tot telegram en satelliet is snel geschetst maar helpt ons niet veel verder. De dringende vragen die de realtime conditie van de globale nieuws industrie opwerpen, blijven onbeantwoord. De suggestie van interactiviteit is snel gemaakt. Natuurlijk kunnen we zappen en browsen, maar dat heeft de aard van de media branch over de afgelopen decennia niet wezenlijk aangetast. Het begrijpen van informatie technologie is een—er richting aan geven een ander.
Marshall McLuhan wierp de vraag op: “Leeft U in de tegenwoordige tijd?” Het viel hem op dat het massa publiek, verzameld rond het nieuwe medium televisie het liefst naar de cowboy serie Bonanza keek. Mentaal gezien leefden de moderne TV kijkers niet de jaren zestig maar in late 19de eeuw. “They live in Bonanzaland,” aldus McLuhan. En op hun beurt leefden de pioniers van het Wilde Westen niet in de industriele revolutie maar omringden zichzelf met een sfeer van 18de eeuwse plattelandsromantiek, voegde McLuhan hier aan toe. Deze wetmatigheid gaat net zo goed op het Internet tijdperk. Oude media leveren de inhoud voor de nieuwe communicatieplatforms. Dat is een van de media wetmatigheden waar ‘nieuwe’ media niet blijken te ontsnappen. In de nieuwsindustrie van vandaag ontdekken wij de ideologie van gisteren. Volgens de Franse technologie socioloog Bruno Latour zijn wij nooit modern geweest. Met dit fundamentele probleem worstelt de mediatheorie die zich buigt over het alles overheersende infotainment fenomeen. Dat wat nieuw is in vorm, verkoopt oude waar. Het ideologisch karakter van nieuws verandert niet omdat het ineens op je mobiele telefoon schermpje voorbijflitst. Er is geen sprake van ‘nieuw’ nieuws, hoeveel technologie er ook moge worden aangesleept.
Nog nooit was nieuws zo’n massawaar, nog nooit was het zo goedkoop en homogeen, werd er zoveel geld mee verdiend. Ook dat hoeft niemand te verbazen. Zowel de kritische theorie als de postmoderne verlichtingskritiek hebben hun werk gedaan. Al deconstruerend zijn media ontdaan van hun claim dat de bevolking met behulp van informatie haar kritisch bewustzijn zou kunnen verruimen. Nieuws is ideologisch gefilterd en maakt van de wereldmisere een hapklaar item. Deze common sense echter is dood saai geworden. Iedereen weet dat de nieuwsindustrie ‘formeert’. Het voert de aandacht in een speciale richting. Technologisch nieuws ‘mobiliseert’ de publieke opinie in de zin van versnelling. Nieuws bericht niet als een passieve en neutrale buitenstaander maar creeert aktieve vectoren en produceert gebeurtenissen. Wederom geef ik hier de algemeen aanvaarde stellingen weer. In de spektakelmaatschappij is het zaak om de productie en distributie van factoiden over zo veel mogelijk kanalen alsmaar verder te voeren. Het is zaak de gemeenplaatsen te negeren en het fenomeen ‘nieuws’ van een radicaal andere invalshoek te benaderen.
Wat nieuwe technologien niet kunnen waarmaken is hun aanspraak op de decentralisatie van de nieuwsvoorziening. Het Internet heeft de persconcentratie niet in de weg gestaan en levert geen alternatieve stemmen die een tegenwicht bieden aan de heersende mening, verspreid door een afnemend aantal media concerns. In plaats van een verbrokkeling en een democratisering van de ‘georganiseerde aandacht’ vergroten de complementaire digitale media de machtscontratie alleen maar. De fragmentatie van kanalen blijft uit. Dit feit mag schokkend zijn voor media activisten en bezorgde burgers, is echter eenvoudig waar te nemen en zou serieus genomen dienen te worden. Het Internet dreigt te worden gereduceerd tot een aanvullend rariteitenkabinet met leuke feitjes en rare gezichtspunten.
Alternatieve websites zoals www.indymedia.org hebben tegenwoordig minder invloed dan vergelijkbare alternatieve bladen in voorafgaande decennia, ondanks hun sterk toegenomen potentieel. Door een gebrek aan marketing wordt de techno-culturele vooruitgang van alternatieve nieuws en communicatiekanalen tenietgedaan. Nieuwe media lopen tegen reeel bestaande economische en politieke verhoudingen op die niet door technologische revoluties uit de weg worden geruimd. Tactische media initiatieven van aktivisten en kunstenaars kunnen niet zomeer een quantumsprong maken en vallen noodgedwongen terug in hun eigen subkultuur. De esthetische doorbraakbeweging van de jaren negentig die media definieerde als een synthese tussen kunst en politiek, ziet zich thans gekonfronteerd met de harde realiteit van informatie oorlogsvoering, van Kosovo tot 911 en Afganistan.
De video beelden uit 1992 van Rodney King die langs de kant van de weg in elkaar werd geslagen door politie geven niet alleen verslag van het dagelijkse racisme in de Verenigde Staten maar waren destijds ook een uiting van ‘camcorder activisme.’ De verbreiding van Internet heeft de ‘tactische’ do-it-yourself media alleen maar versterkt. Maar dat geldt niet alleen voor aktivisten. Letterlijk alles wordt opgenomen—en kan potentieel nieuws worden. Webcams hebben echter nog nauwelijks impact gemaakt op de structuur van de nieuwsvoorziening. Eerder het tegenovergestelde. Ze passen prima in het huidige medialandschap. Alternatief nieuws dat zich als een lopend vuurtje over het Internet verspreidt, wordt niet opgepikt door de internationale persbureau’s. In tegendeel. Meer en meer wordt het Internet gemeden als een betrouwbare informatiebron. In een atmosfeer van groeiend wederzijds wantrouwen, aangewakkerd door hackers, ‘trolls’ en quasi-subversieve ego kunstenaars, vervalt het Internet zo tot een secundair schaduw medium dat een geheel eigen werkelijkheid schept. Deze ongewilde (relatieve) autonomie van een medium, gebruikt door letterlijk honderden miljoenen, creert een unieke conditie van technologische souvereiniteit.
De defintie wat wel en geen nieuws is en hoe dat moet worden gepresenteerd komt meer en meer in handen van een geringe groep (Engelstalige) journalisten en redakteuren die de wereldagenda bepalen. Er is meer en meer geweld (en tragedie) nodig om door te dringen tot selecte groep van beelden die wereldwijd circuleren en tot treurens toe herhaald worden. Er is nauwelijks sprake van een differentiatie van het nieuwsaanbod. Het percentage van lokale verslaggeving neemt wereldwijd af. Rationalisatie, automatisering en digitalisering maken het mogelijk om met steeds minder menskracht een medium te runnen. Radiostations worden op afstand geprogrammeerd en behoeven geen redaktie of presentatoren meer. Geautomatiseerde software leest het nieuws voor dat eens per uur naar de spraakbot wordt verstuurd. Nieuws is een bulkgoed geworden. Alhoewel globalisering steeds meer mensen van de wereldse data afhankelijk maken (vooral via wereldmarkt prijzen en beursschommelingen), wordt aktieve deelname in de nieuws en opinieproductie steeds ingewikkelder.
Een reaktie op deze cynische en tegenstrijdige ontwikkeling blijft niet uit. Het gevolg is massale desinteresse en populistische backlash bewegingen. Nieuws wordt niet langer gezien als bonte verzameling berichten maar evaren als een (dichte) informatie omgeving, vergelijkbaar met reclame. Collectieve onverschilligheid beschermt de mediagebruikers niet alleen tegen overidentificatie met de onbereikbare en onbekende Ander maar voorkomt ook woedeuitbarstingen over de dagelijke media manipulaties en zich herhalende lege spreuken. De uitblijvende vernieuwing van het nieuws bouwt zo ongemerkt een grote maatschappelijke spanning op die zich vooral uit in een groeiend besef over de ondragelijke hyperrealiteit van de media. Het groeiende onbehagen in de media uit zich bijvoorbeeld in een toenemende populariteit van samenzweringstheorieen. Hierin worden de nieuwsmedia gezien als een poppenkast die op afstand wordt gemanipuleerd door buitenmediale spelers – geheime krachten die voor de mediagebruikers onzichtbaar (en onbenoembaar) blijven. De stagnerende democratisering van de media werkt zo tendentieus gedachtengoed verder in de hand.
Aan de technologische kant neemt de miniaturisering van de gadgets onverminderd toe. De opname- en communicatieapparatuur bereikt het punt van onzichtbaarheid. Dit proces vergroot de algemene onzekerheid alleen maar. In plaats van een vergrote zekerheid produceert de nieuws technologie een nieuw soort ‘strategie van de spanning’ waarbij media gebeurtenissen niet alleen vastleggen maar aktief gaan vormgeven. Dit gedrag, permanent in een film te akteren, wordt al door velen ervaren, ook al is de apparatuur (nog) niet eens aanwezig. Het besef ‘in de media’ te zijn, volstaat. Er is ook geen enkele aanleiding aan te nemen dat je je buiten de mediasfeer zou bevinden. Kleine, mobiele media versterken deze massa gevoelens alleen maar. De paradox tussen de gigantische toename van beschikbare data en afnemende hoeveelheid nieuws die over steeds meer kanalen circuleert, creert een instabiel, ‘ongemakkelijk’ regime dat vroeg of laat implodeert. De verdwijning van de globale real-time media zal worden gemarkeerd door de opkomst aan de flanken van het medialandschap van directere verhaalvormen. Het nieuwe nieuws zal post-technologisch zijn en de tijd nemen om verhalen te vertellen. Media kunnen alleen maar vertragen. Er is weinig te beleven aan gene zijde van de lichtsnelheid.
Het is een spannende uitdaging nieuwe vorm voor de nieuwsvoorziening te ontwerpen. Hierbij hoeven we niet bij de bestaande publicatiekanalen op zoek te gaan. Het gaat hier niet om een hervormingsbeweging die het nieuws nog verder opleukt. Politieke en culturele subculturen bieden op dit vlak (nog) weinig aanknopingspunt. Een antwoord zou kunnen liggen in een zoektocht hoe de esthetisering van de technologie anders kan worden aangepakt. Er hoeft niet gestreefd te worden naar een symbiose tussen kunst en politiek. Dat is een doodlopende weg die we links kunnen laten liggen. De netwerk architectuur zou bijvoobeeld aan de praat gebracht kunnen worden om een antwoord te vinden op de vraag hoe nieuws gedecentraliseerd kan worden. Het is zeker een poging waard om de nieuws categorie als zodanig te elimineren. Het heeft geen zin om de huidige nieuwsstromen te neutraliseren met anti-nieuws of erger nog: goed nieuws. Dat levert alleen maar meer nieuws op. Net als Henk Oosterling in zijn ‘Radicale middelmatigheid’ zouden we op zoek kunnen gaan naar het ‘inter’, het informele, de blinde vlek van de geinformeerde blik, zoals Henk Oosterling het noemt. Maar meer dan een uitgangspunt kunnen vervreemding en authenticiteit niet zijn. Er is geen weg terug naar een ‘ware’ wereld voor de media.
Arjen Mulder’s strategie van het ‘onbegrijpelijk worden’ van kunst en techniek, te vinden in zijn boek ‘Levende systemen’, is een andere optie. Zijn voorgestelde ‘reis naar het einde van het informatietijdperk’ zou ons kunnen bevrijden ons van het kwellend juk van de globale realtime media. Zijn alternatieve vertoog van de neurobiologie biedt echter geen antwoord op de krisis van het nieuws. Daarvoor staat het zelf teveel in het nieuws. Het biologisch tijdperk is niet post-informatief en is op zichzelf ondenkbaar zonder computers. Het is nog te vroeg om afscheid te nemen van het computertijdperk, zoals Arjen Mulder suggereert (hoe goed dat ook zou moge wezen). In tegendeel. De telkens maar kleiner en krachter wordende chips kruipen overal en nergens in. Wellicht zouden instabiliteit en onzekerheid ingevoerd kunnen worden om zo het aanzien van nieuws te ontkrachten (zonder terug te vallen in het gerucht). Het is iets te gemakkelijk om van het ‘Einde van het Nieuws’ te dromen. Deze pre-millennium strategie, dat alles zowieso ten einde loopt, heeft zelf maar een beperkte houdbaarheid. De theorie-fictie maakt zich er net iets te makkelijk vanaf. Genoeg mensen hebben hun hoofd al afgewend. De wereld de nieuwsweigeraars telkens weer in—al was het maar op 11 September 2001.
Het is niet langer nodig hooggespannen verwachtingen van de nieuwe media te hebben. Francisco van Jole prijst in zijn boek ‘Valse horizon’ het Internet omdat het mensen met elkaar verbindt. Volgens hem zijn de computernetwerken, net als de telefoon, informele en kleinschalige kanalen. Wie grootschalig denkt komt bedrogen uit. “Misschien zijn al die kleinschalige effecten als de vlinder in Peking die op den duur een orkaan gaat veroorzaken. Maar wie bij het zien van een vlinder steeds denkt aan een orkaan en daarvan verliest met gemak de schoonheid en het wonder van de vlinder zelf uit het oog.” Het lijkt daarom zaak, na alle grootse dotcom dromen, opnieuw klein te beginnen. “De grote kracht van Net schuilt in niet de toepassingen maar in de communicatie, niet in de massa maar in de individuen,” aldus Francisco van Jole. Het falen van het Internet als massamedium kan gezien worden als een hoopvol signaal. Wellicht kan de verlammende almacht van de globale nieuwsindustrie op den duur gebroken worden. Het verlangt echter veel geduld en toewijding niet voor het ‘think big’en ‘size matters’ te zwichten en consequent aan de kant van de gefragmenteerde minderheden te blijven werken.
Nieuwe media lepelen oud nieuws op. Dat mag zo waar zijn als een koe, maar valt daar ook iets aan te doen? De in zichzelf gekeerde postmoderne theorie mag dan wel een verfijnd begrippenapparaat hebben ontwikkeld, maar deze verheven inzichten hebben zich niet echt vertaald in een breed bewustzijn. Nieuws blijft voor de meesten ordinaire propaganda. Punt uit. Tegelijkertijd weet iedereen dat er geen waarheid schuiltgaat achter de leugens. De infotainment golf heeft het onbehagen niet kunnen wegnemen. Het is daarom een geweldige opgave deze impasse open te breken en met behulp van alle beschikbare theorien en technologien nieuwe vormen van nieuwsgaring, presentatie en distributie te komen.
Literatuur:
Francisco van Jole, Valse horizon, Meulenhof, Amsterdam, 2001.
Arjen Mulder, Levende systemen, Van Gennep, Amsterdam, 2002.
Henk Oosterling, Radicale middelmatigheid, Boom, Amsterdam, 2000.