Going Online: samenkomen in een virtueel gebouw tijdens IMPAKT Festival

In Gesprek met Arjon Dunnewind over IMPAKT Festival 2020: Zero Footprint 
Voor de blogserie Going Online ga ik in gesprek met ontwerpers, curatoren en programma makers over online evenementen. Jaarlijks vindt het IMPAKT Festival plaats in Utrecht, vol met mediakunst, performances, films, lezingen, panels, workshops en meer. Van 28 oktober tot 1 november 2020 stond het virtuele IMPAKT Festival in het teken van Zero Footprint: Living and Connecting on a Damaged Earth. Ik spreek Arjon Dunnewind, directeur van IMPAKT, over het festival en andere IMPAKT-programma’s.

Marijn Bril: Hoe kijk je terug op het festival?

Arjon Dunnewind: Ik vond het ontzettend leuk. We waren sowieso van plan om het festival ook online te doen vanwege het thema Zero Footprint. Als je gedwongen wordt om te improviseren door een crisis en dingen opeens anders moeten, brengt het een fijne dynamiek mee. In dit geval was het interessant om te zien hoe je toch snel tot stappen kunt komen die dingen op een andere manier uitwerken en het festival op een andere manier structureren. Dat was leuk. Wat natuurlijk iedereen mist is de interactie met je gasten en je bezoekers – die is er een beetje, maar vooral veel minder dan normaal. Dat is een belangrijk component die weg valt. We hebben een aantal stappen ondernomen om te zorgen dat we een goed alternatief konden bieden voor die oude vormen van interactie.

MB: Hoe zie je de uitdagingen en kansen van online evenementen?

AD: De kansen zijn denk ik dat het heel makkelijk is om mensen die geografisch ver weg zijn te betrekken. Ook voor iemand in Nederland is het makkelijker om online langs te komen dan een trein te pakken. Dat heeft ook een keerzijde – je laat het ook makkelijk aan je voorbijgaan. Als je fysiek op een plek bent raak je minder afgeleid door dingen. Naar een digitaal festival gaan en weer weggaan is heel makkelijk, een klik op de muisknop. Dit zijn keerzijdes van dezelfde medaille.

Ik denk ook dat de technologie veel dingen makkelijker kan maken: deelname, interactie, het loggen en delen van gegevens, samen ergens aan werken. Maar het blijft dat iedereen in zijn eentje achter de computer zit, wat minder teweegbrengt dan samen in een ruimte zijn. De nieuwe situatie heeft voor- en nadelen. Ik vind het belangrijk om te onderstrepen dat het ecologisch beter is om vanuit Utrecht naar bijvoorbeeld Ars Electronica in Linz te gaan dan dat ik het vliegtuig pak. Het is interessant om te bekijken dat ons virtueel gedrag wel degelijk een footprint heeft, maar min gut feeling is dat in veel gevallen een virtuele deelname beter is dan een reis van honderden kilometers.

MB: Hoe zie je de rol van metaforen in online evenementen?

AD: Wat me opviel bij andere online festivals is dat ik me zelf snel verloor in het doolhof van interactie, onduidelijke structuren en een overdadig aanbod. In een fysieke ruimte navigeer je heel anders, je weet uiteindelijk toch wel je weg te vinden. Virtueel moet je dat anders aanpakken om het publiek aan je te binden. We hebben bewust gekozen om het aanbod in ons festival klein te houden, om zo niet in de verleiding te vallen om het twee keer zo groot te maken. We hebben gepoogd een overzichtelijk aanbod te bieden en om dat aanbod op een logische, inzichtelijke, eenvoudig te begrijpen manier naar het publiek te brengen.

MB: Welke metaforen maakte deel uit van het festival?

Het gebouw, letterlijk een gebouw van 3 verdiepingen, om mensen toch het idee te geven dat ze in een fysieke ruimte zijn. Als je iets nieuws wilt introduceren doe je dat toch op basis van iets dat mensen al kennen, zodat ze het beter begrijpen. Wat we heel goed vonden was Nite Hotel, van het Noord Nederlands Toneel in Groningen. We hebben ons laten inspireren door een aantal van hun elementen, en andere componenten die we misten hebben we zelf gebouwd.

MB: Wat was de gedachte achter de rooftop bar?

Culturele evenementen een hele sterke sociale functie hebben, dat is ook een sociaal-culturele functie. Je zit niet alleen samen in een bar en leert mensen kennen, maar je praat ook over hele specifieke dingen. Op die manier draagt dat op een informelere manier bij aan de inhoudelijke verdieping die festivals bieden. In het portal hebben we bewust gekozen om een rooftop bar te installeren. De naam haakt iets aan op wat mensen kennen met een knipoog. Een bar host functioneerde als receptiebalie, waar mensen gewoon een vraag kunnen stellen zodat je ook met iemand kunt praten in een online omgeving, niet alleen met een anonieme chatbot. Het persoonlijke en sociale karakter van het festival hebben we op die manier vorm proberen te geven.

De tweede ruimte was de filmzaal, waar alle lezingen plaatsvonden. Daaronder hadden we een tentoonstellingszaal. De games room was in de kelder. Daarnaast hadden we extra content – om mensen een aanleiding te geven om een entreeprijs te betalen. We hadden een activatie ruimte voor workshops. Dat was het gebouw en de kamers die we hebben gerealiseerd.

MB: Wat had je je ten doel gesteld met deze online versie?

AD: De motivatie was om het festival en de content en de kunst die we sowieso ieder jaar brengen toch onder corona omstandigheden te laten doorgaan. Er is een soort apathie dat we opeens niks meer kunnen doen. Ik heb dat gevoel helemaal niet, er zijn een hoop dingen die we kunnen doen die we eerder niet zagen, maar die nu voor onze voeten liggen.

Ik heb voor geen moment gedacht dat corona kon uitpakken op een manier dat het festival niet door kan gaan. Het stond vanaf het begin vast dat het festival door ging, in wat voor vorm dan ook. Dit was een van de meest extreem denkbare vormen, dat alles online was. Dat had ik me in het begin zeker niet zo voorgesteld. We hebben een lange tijd gedacht dat we misschien tot 30 man in een zaal zouden kunnen ontvangen en dat we dan tegelijkertijd ook zouden zorgen dat het online allemaal te volgen zou zijn. Ik heb altijd gedacht dat alle deelnemers in een panel in het Huis in Utrecht zouden zijn. Behalve dan vanuit Footprint overwegingen, mensen die van verder moeten komen. Corona bleek extremer uit te pakken en we hebben uiteindelijk alles, behalve de tentoonstelling, online gedaan.

Nu denk ik als je de keuze hebt voor de helft van de gasten in de zaal en de andere helft online, kun je net zo goed kiezen om iedereen maar online te doen. Dat is technisch eenvoudiger te realiseren dan een hybride presentatie.

MB: Misschien ook gelijkwaardiger, omdat de online deelnemers de impliciete informatie onderling niet missen?

AD: Het is vrij verwarrend als je in een situatie zit waarbij de helft online mee doet en de andere helft naast je zit.

MB: Heb je de programmering veel moeten aanpassen vanwege het online format? Zijn er dingen die weg zijn gevallen, of sterker naar voren zijn gekomen dan in een ‘normale’ situatie?

AD: De tentoonstelling was niet online. Ik had graag gezien dat alle makers van single channel videowerken in de tentoonstelling ons de toestemming hadden gegeven om die werken ook online te brengen in ons portal. Een van de makers had het toch liever niet om het op die manier online te laten zien. 3 van de 8 werken waren single video. De andere werken kun je als documentatie online brengen, maar als het een immersieve installatie is waar je in gaat, iets wat je moet kunnen zien bewegen, dat kun je niet online brengen.

Verder zijn er andere projecten die we dit jaar online hebben gebracht, de eerste was het webproject Radicalization by Design. Dat was beoogd als panels in onze zaal in Utrecht. Ik denk dat de manier waarop we dat hebben omgevormd, niet alleen dezelfde waarde heeft behouden, ik denk zelfs dat het een betere formule is. Het uiteindelijke bereik is groter en de interactie tussen elementen komt sterk naar voren. En het grote voordeel is dat je zo’n project constant kan uitbreiden en aanvullen. Je hebt voortdurende context waarin je nieuwe presentaties inhoudelijk en conceptueel kunt inbedden. We zijn al in 2016 begonnen met het maken van dergelijke webprojecten. Toen betrof het The Future of the Past, een uitwerking van het programma van IMPAKT Festival 2015. We hebben nu het laatste jaar opnieuw veel aandacht aan dit format besteed, omdat het ook als online format in tijden van corona een goede effectieve methode levert.

MB: Zie je dat als iets wat blijft bestaan na corona tijd?

AD: Ja, het was dus ver voor corona toen we in 2016 The Future of the Past online brachten. We zullen zeker doorgaan met de deze webprojecten, ook als corona het weer mogelijk maakt om mensen in een panel op locatie te ontvangen. Het één is niet een een vervanging van het ander. Nu zijn de webprojecten een vervanging van wat je niet ‘in real life’ kunt doen. Maar ook als je het wel in real life kan doen, op locatie, dan nog kun je content een langer leven geven in een webproject door het online beschikbaar te maken en het daar te contextualiseren.

MB: Hoe zie je die rol van webprojecten? Aan de ene kant is het een soort archivering, aan de andere kant neemt het de rol van een live panel over.

AD: Ik denk dat je strategisch en slim met dat idee van live om moet gaan. Bij Annika Kappner’s meditatie tijdens de opening van Disrupt & Reflect had ik slecht geluid, haar mindfulness mediatie kwam daardoor minder goed over. Dat had ik achteraf gezien liever van tevoren opgenomen. Dat is dan niet live, daarvoor of daarna kun je alsnog een live gesprek hebben. Dan zou het nog steeds eenzelfde waarde voor een publiek kunnen hebben, een live waarde, dat je ergens bij bent. Maar ook een gegarandeerde goede kwaliteit, van het belangrijkste deel: de ervaring.

Dat hebben we ook al smokkelend gedaan met Stelarc. In de PR vooraf en de aankondiging hebben we het in het midden gelaten of Stelarc live de lezing geeft. Die had hij 2 weken eerder gedaan. Maar er was wel een live voor en nagesprek. De spreker heeft de rust om zicht te concentreren op een goede performance, de kwaliteit gaat in bijna alle gevallen omhoog zonder de druk dat het live moet. Ervoor en erna is er wel de spontaniteit dat iemand live reageert op vragen die binnen komen. Die combinatie, is een voorbeeld van wat ik denk dat je slim aan moet pakken om het beste van beide te combineren en een optimaal eindresultaat te creëren.

MB: Is het mogelijk een community te creëren, tussen de mensen die inschakelen?

AD: Ik denk dat online community building zeker mogelijk is, maar dat het makkelijker is als mensen zich met veel plezier ergens in kunnen storten. Onze Bal Masquée is daar een voorbeeld van. Bij het online festival vind ik dat heel moeilijk te peilen. We livestreamen al heel lang om een breder online publiek te bedienen. Ik denk dat wij een goede score hebben als het gaat om Facebook followers etc. Tegelijkertijd denk ik dat je je daar niet blind op moet staren, op Facebook zeggen dat je ergens naar toe gaat is vaak meer sympathie betuiging dan dat je ook echt ergens naartoe gaat, het is ander soort committent. Het opbouwen van een community online is geen eenvoudige zaak.

MB: Wat zijn jouw ideeën over je een festival levendig kunt maken online, dat het energie houdt?

AD: Tijdens het festival kon men vragen stellen via Zoom, daar werd heel weinig gebruik van gemaakt. Via e-mail vragen stellen gaat beter. Bij de opening van Disrupt & Reflect kon je je vragen ook in een Youtube chat stellen. Mensen vinden het ook fijn en logisch om in bekende platforms vragen te stellen. Soms loopt het automatisch en heel makkelijk en snel – bij iemand als Stelarc, een naam die veel menen kennen en nieuwsgierig naar zijn. Die interactie kun je in je platform verwerken, die moet je logisch en laagdrempelig maken en gaat sneller als het in een structuur valt die mensen al kennen. En ander grappig aspect is dat ons ontzettend druk hebben gemaakt op allerhande misbruik praktijken, trollers of vervelende deelnemers. Dat viel achteraf reuze mee.

Als je een context kunt creëren waarin mensen makkelijk mee kunnen doen gebeurt dat ook makkelijker. Als dat een manier is die ook niet even eenmalig en kort, maar langdurig is, zoals de Bal Masquée, dan ontstaat er een sfeer waar mensen met plezier interacteren en participeren. Belangrijke componenten zijn denk ik dat je een infrastructuur creëert die het op een natuurlijke manier mogelijk maakt om te interacteren, prikkels die mensen ertoe bewegen om die stap te nemen en een sfeer die ervoor zorgt dat mensen blijven participeren.

MB: Zijn er dingen die je nog uit zou willen proberen?

AD: Het portal willen we verder ontwikkelen. Ik vond bijvoorbeeld een gather town een interessant voorbeeld dat je mensen het idee kunt geven dat je samen in een fysieke ruimte zit. Het geeft nieuwe mogelijkheden en manieren van kijken naar online evenementen. Gather is een concept dat nu is vormgegeven in een jaren 90 design, Mozilla Hubs is vergelijkbaar maar visueel heel anders. Ik kan me voorstellen dat deze concepten zich snel gaan ontwikkelen, en leuke manieren gaan brengen om online samenzijn sterker te maken.

MB: Dankjewel voor het gesprek!

Share