De Kunst van de Kritiek is een samenwerking tussen het Instituut voor Netwerkcultuur, Domein voor Kunstkritiek en vele nationale en internationale partners, die sinds 2015 bestaat. Wat kunnen internet en digitale technologie betekenen voor tijdschriften en online platformen voor kunst- en cultuurkritiek? Waar liggen de pijnpunten en waar de kansen? Via het Laboratorium voor Actuele Kunstkritiek, expertmeetings in de Brakke Grond, tot het internationale netwerk The Art of Criticism, hebben we mensen bijeengebracht, experimenten uitgevoerd en nagedacht over hoe kunst- en cultuurkritiek kan bijdragen aan een democratische, open en inclusieve publieke sfeer. Hieronder volgt een overzicht van de bevindingen, zoals ik dat bijvoorbeeld onlangs heb verteld op een gastcollege voor het vak Kunstkritiek: Theorie en Praktijk van de UvA.
Hybride kritiek
Nog voor ik betrokken raakte bij dit project en het bij het INC verder uitbouwde, was ik zonder daar veel bij stil te staan bezig met een eigen ‘hybride’ praktijk als recensent en essayist. Ik ben als criticus begonnen op het internet en vandaar op papier terecht gekomen. Dat zal nu de gebruikelijke weg zijn, maar dat was ongeveer een decennium geleden, toen ik ermee begon, niet per se het geval. Het lijkt alweer ouderwets, maar het voelde echt alsof het internet het opeens mogelijk maakte om gewoon zelf te beginnen met publiceren zonder stempel van een ‘officieel’ medium, om dingen uit te proberen, elke dag opnieuw, en op die manier te groeien en te leren. Dat was dan ook wat ik deed, sinds 2008 op mijn eigen blog en op cultuurwebsite 8weekly, later kwam daar een podcast bij met Nikki Dekker en Emy Koopman (helaas was dit voor de podcasthype, dus veel luisteraars hadden we niet), maakte ik soms een boekenvlog en schreef – zoals nog steeds – voor de website van boekhandel Athenaeum. Na een aantal jaar leidde dat tot publicaties in bijvoorbeeld De Groene Amsterdammer en andere papieren bladen.
Later ben ik deze manier van werken ‘hybride kritiek’ gaan noemen. Zo heb ik bijvoorbeeld over het werk van Karl Ove Knausgård online recensies, een boekenvlog, een persoonlijk blog en een papieren essay voor De Gids geproduceerd. Al die vormen bieden niet meer van hetzelfde, maar juist de mogelijkheid om de verschillende manieren waarop het literaire werk functioneert te onderzoeken – via waardeoordeel, zelfonderzoek en inhoudelijke analyse. Bovendien bereiken de verschillende formaten ook verschillende publieken, niet alleen door de vorm zelf maar ook door de wijze van distribueren. Ik herinner me nog goed hoe trots ik was op mijn essay in De Gids, maar ook hoe opvallend meer reacties ik kreeg nadat het op de website was ontsloten. Het papier gaat uiteindelijk het archief in (en is dus voor een afgezwakte vorm van de eeuwigheid), de website bereikt allerlei uiteenlopende nú. Beide zijn even belangrijk en bevredigend, denk ik.
Postdigitaal publiceren
Het idee van hybride kritiek grijpt terug op het onderzoek dat we bij INC deden naar het ontwerp van een Digital Publishing Toolkit, een workflow voor het realiseren van publicaties in verschillende formaten (in tegenstelling tot bijvoorbeeld het moeten produceren van een e-boek nadat de papieren editie er is, iets wat zeker voor visuele publicaties allerlei technische obstakels kan opwerpen). Het idee van ‘postdigitaliteit’ is hierbij leidend, zoals beschreven door onder andere Alessandro Ludovico in Post-digital Print en Florian Cramer in What Is “Post-digital”? Postdigitaliteit wil zeggen dat er geen onderscheid meer te maken valt tussen analoge en digitale technieken. Zelfs als je met een typemachine in het park gaat zitten om gedichten te schrijven voor voorbijgangers, doe je dat in de context van een gedigitaliseerde cultuur. Door deze postdigitale status te omarmen, kun je haar in je voordeel inzetten.
Concreet gezegd: door vanaf het begin van een publicatieproces in te zetten op een hybride uitkomst bespaar je niet alleen een hoop gedoe, maar verbreed je ook het bereikte publiek. Bovendien is het interessant om te zien hoe het medium de boodschap kan beïnvloeden (McLuhan never went away) en daar gebruik van te maken – zoals ik hierboven al beschreef. Een online longform ‘doet’ iets anders dan een print-on-demand theorieboek, laat staan live-discussies of virtuele leesclubs, om nog wat andere ‘publicatievormen’ te noemen. Want ook dat hoort bij de postdigitale blik: publiceren eindigt niet als een stapel ingebonden papier van de drukpers ploft, maar zou gezien moeten worden als een doorlopend proces waarin het boek transformeert naar nieuwe vormen. Dit zijn aspecten die we nader hebben uitgewerkt in het vervolgproject Making Public.
Uitdagingen
Terug naar de kunstkritiek. In de loop van de jaren hebben we vele gesprekken gevoerd met uitgevers, critici, hoofd-, eind- en tekstredacteuren, met onderzoekers, ontwerpers, programmeurs en vernieuwers (denk aan De Zendelingen in Vlaanderen). Allen maken zich zorgen over de toekomst van de kunstkritiek – tegelijk hoort dat er een beetje bij. De kunstkritiek wordt al decennia lang doodverklaard, maar leeft toch nog altijd voort. Toch valt niet te ontkennen dat het huidige klimaat op z’n zachtst gezegd ongunstig is. De kunstkritiek ziet zich de laatste jaren gesteld voor drie grote uitdagingen (excusez le mot):
1. Bezuinigingen op kunst en cultuur: Zeker sinds de kaalslag van Halbe Zijlstra is het zwaar voor de kunst- en cultuurkritische media in Nederland. Niet alleen is er minder geld beschikbaar, het geld wordt ook anders verdeeld, waardoor voor de reflectie op kunst minder overblijft ten gunste van de makers. Dat is aan de ene kant begrijpelijk, aan de andere kant valt te betogen dat zulke reflectie inherent onderdeel uit zou moeten maken van de kunsten en een rol speelt juist wanneer kunstenaars werk maken met publieke middelen.
2. Impact van internet en sociale media: Het hele (bestaande) medialandschap heeft enorme klappen gehad en zichzelf opnieuw moeten uitvinden, nadat het internet eerst alles gratis maakte en later de metrics op sociale media de (advertentie)waarde van een medium gingen bepalen. Er zijn tijdschriften verdwenen en websites bijgekomen, critici beginnen nu bijna allemaal ergens op het internet, net als ik dat deed. Waar ik op wil inzoomen is een factor die in de internationale pendant van dit project een belangrijke rol speelde, namelijk de overweldigende kracht van het Angelsaksische online domein, die nationale platformen met kracht kunnen wegdrukken uit de zichtbaarheid, ook door de manier waarop bijvoorbeeld algoritmes werken. De schaarse aandacht gaat uit naar dat wat toch al veel aandacht krijgt – en dat zullen eerder Engelstalige bijdrages zijn dan bijvoorbeeld Nederlandse. Maar wie schrijft er dan nog over de lokale kunstproductie?
3. Toegenomen polarisatie: Waar het project startte als een laboratorium om te experimenteren met bijvoorbeeld meerstemmige en audiovisuele vormen van kritiek, verschoof in de loop van de jaren de focus naar de grotere context van zulke vernieuwingen. Net als elders (denk: onderwijs) zou het ook in de kunstkritiek niet moeten draaien om tech om de tech, innovatie alleen omdat het kan, maar staat dat liefst in dienst van een hoger doel. Voor ons was dat doel: democratisering en publieke sfeer. De ontmoeting met critici en redacteuren uit bijvoorbeeld Hongarije, gaven de toekomst van de kritiek een nieuw gewicht. Hoe kan de kunstkritiek een rol spelen in het revitaliseren van het publieke debat en het tegengaan van polarisatie? Twee punten wil ik aanstippen. Ten eerste, om een kritisch gesprek te faciliteren, moet je allereerst af van het idee dat kritiek alleen maar draait om een oordeel. In een gepolariseerd debat worden stellingen ingenomen maar vindt geen echte discussie of argumentatie plaats. Wil de kritiek daar een alternatief tegenover plaatsen, dan zal zij juist de ander moeten opzoeken en naar hem luisteren. Een tweede aanknopingspunt ligt in het werk van onder anderen Thijs Lijster. Kunstwerken zijn een plaats waarin de verbeelding aan het werk wordt gezet, ze nodigen ons uit na te denken over wat mogelijk is. Door die verbeelding met elkaar te delen, kan kunstkritiek ruimte bieden voor een bredere cultuur- of zelfs maatschappijkritiek. Dat het vertrekpunt – het kunstwerk – buiten de gesprekspartners ligt, werkt juist verbindend: het is van niemand en dus van iedereen.
Dat de drie punten samenhangen mag duidelijk zijn. Het retorische klimaat dat sinds ‘linkse hobby’ heerst staat vijandig tegenover kunst, die als elitair en moeilijk geldt, en tegenover kritiek, die sinds internet overbodig wordt geacht – je hebt geen recensent nodig om te weten of je een film moet zien als je er ook IMDB op na kunt slaan. Een hobby is niet bedoeld om geld mee te verdienen en als niemand er wat voor over heeft is het toch niks waard? Of doe het voor de likes, is zichtbaarheid soms niet voldoende beloning? Enz. enz.
Mogelijkheden
In plaats van in de verdediging te gaan en te proberen met argumenten bovenstaande te weerleggen, denk ik dat het beter is om gewoon dat te doen wat je goed acht. Als ik geloof in het belang van kunst en reflectie daarop, besteed ik liever mijn tijd aan kunst en reflectie daarop, dan aan hen die haar liever zien verdwijnen (hoewel het doen natuurlijk gebeurt in de hoop is dat het iets aantoont over het belang ervan). Ik vrees dat het herhaalde geweeklaag van de kunstkritiek over de dood van de kunstkritiek het stervensproces vooral heeft versneld. Liever zoek ik het levende op om daar adem in te blazen. En de genoemde uitdagingen bieden daar ook ruimte voor. Ze zijn elk te koppelen aan drie kansrijke gebieden:
1. Ruimte voor experiment: Zoals enkele partners in het project meermaals hebben verzucht, betekent weinig tot niets verdienen tegelijk dat je de vrijheid krijgt om te experimenteren (al zal die vrijheid ook vaak voelen als noodzaak en nooddruft). Vrijheid om met andere mensen te werken, andersoortige samenwerkingen aan te gaan, op een andere manier je publiek te engageren. Dat geldt ook voor kunstenaars zelf, die reflectie op hun werk op allerlei manieren zelf in gang zetten, door critici (en publiek) uit te nodigen voor gesprekken of andere uitwisseling. Natuurlijk roept dat vragen op over de rol van de criticus, over het doel van de reflectie en over onafhankelijkheid en oordeel, maar die vragen onderzoeken maakt onderdeel uit van het experiment.
2. Nieuwe stemmen: Het valt niet te ontkennen dat de impact van internet en sociale media niet alleen maar negatief te duiden is, of toch niet voor iedereen. Het is onmiskenbaar dat er veel meer diverse en uiteenlopende stemmen te horen zijn, ook in het kunstkritische veld. Zijn de kranten en tijdschriften een moeilijk te winnen bastion, ze zijn tegelijk allang niet meer de enige media van belang – zoals tot ver in deze eeuw het geval was – en internet heeft het veel makkelijker gemaakt om je in de kijker te spelen, ook zonder persoonlijke ingang naar ‘de grachtengordel’. Ik blijf overtuigd van het emanciperende karakter van internet, hoezeer het ook wordt afgevlakt door de dominantie van de grote techbedrijven. Misschien wel juist in een klein taalgebied zoals het Nederlands: met wat talent en een lange adem kun je ver komen. Deze veelstemmigheid blijft in de eerste plaats winst betekenen, ook als ze met heel veel kabaal en (mij) onwelgevallige geluiden gepaard gaat. Daarom zie ik het liefst een kritische praktijk die veelstemmigheid bevordert en ondersteunt. Dat past ook goed binnen een hybride kritiek. Monologen zullen altijd blijven bestaan, graag zelfs, maar in de dialogische vorm is nog heel veel te ontdekken.
3. Onmiskenbare urgentie: Het is wat flauw, maar als polarisatie één ding heeft opgeleverd dan is het dat iedereen de urgentie voelt van een vitaal publiek debat, hoe dat je dat verder ook invult. We zijn (hopelijk) voorgoed af van de happy consument die alleen maar op zoek is naar het nieuwste speeltje. De discussies zijn vuil en vaak zelfs gewelddadig – eigenlijk geen discussie te noemen – en schreeuwen om nieuwe vormen van gezamenlijke reflectie. Nationale, Europese, westerse, globale cultuur: wat ze zijn en waarom, de canon, geschiedenis, context, veranderende betekenissen, werkelijk iedereen van links tot rechts spreekt zich erover uit. Heeft de kunstkritiek hier niet een veel grotere rol te spelen dan we misschien gewend zijn?
Van video-essay tot on the spot publishing
Tijd voor wat voorbeelden die in de loop der jaren zijn gemaakt en die tot de verbeelding blijven spreken. Ze laten de mogelijkheden zien van nieuwe formats, meerstemmigheid, urgent publishing en samenwerkingsverbanden.
Nieuwe vormen
Videokritiek is inmiddels uitgegroeid tot een redelijk vaste waarde in het landschap, van langere video-essays tot aan Instagram stories. Het mooiste is het als er niet alleen een pratend hoofd te zien is (zoals in mijn eigen oude vlogs), maar als de mogelijkheden van het medium worden uitgebuit om iets te vertellen wat op een andere manier niet kan. Dat levert bijvoorbeeld interessante mogelijkheden voor de danskritiek – een van de lastigste kunstvormen om in een traditionele kritiek te representeren. Maar ook met tekst als hoofdmateriaal is er van alles mogelijk, zoals de recente publicatie Beyond the Black Box laat zien.
(klik op de plaatjes om te laden)
Meerstemmige kritiek
Het laten horen of spreken van meerdere stemmen in de kritiek was een diep gekoesterde wens van sommige partners in het project. De inhoudelijke achtergrond zoals hierboven beschreven geeft wel aan waarom. Meerstemmige kritiek kan voorbij het oordeel komen van de autoritaire criticus en juist daardoor meer verdieping brengen. Het uithouden van een oordeel wil niet zeggen dat alles relatief is (à la post-truth), maar dat een diversiteit aan perspectieven juist een verbreding en verdieping van kennis meebrengt. Een opvallende ontwikkeling in de laatste maanden vind ik de opkomst van de (online) briefwisseling, vaak ingegeven door de coronamaatregelen die ons op afstand van elkaar houden, maar ook te zien als een vorm van meerstemmige kritiek (voorbeeld). Een ander voorbeeld staat hieronder, eveneens te danken aan corona. Lisa Reinheimer (ook partner in het project) nodigde voor haar lezing andere stemmen uit die in de film letterlijk te horen zijn. Het is misschien geen zuiver voorbeeld van kunstkritiek, maar wel een voorbeeld van wat mogelijk is.
(klik op het plaatje om te laden)
On the spot publishing
Een optimaal en door en door postdigitaal gebruik van de mogelijkheden van digitale techniek is te zien in twee vergelijkbare voorbeelden, waarin on the spot een kunstkritische tekst werd geschreven met meerdere mensen samen, deze werd opgemaakt en uitgeprint, zodat het resultaat direct kon worden verspreid. Edit This Post heette de applicatie die binnen ons project werd ontwikkeld, waarbij na afloop van een dansvoorstelling met een aantal mensen uit het publiek werd geschreven aan een korte tekst. Het samen schrijven en reflecteren leverde stof voor gesprekken en voor het aanscherpen en soms heroverwegen van initiële oordelen. The Last Mass Mail was een project van Kritiklabbet, waar op een art fair – dus een tijdelijk event met een overweldigend aanbod – samen werd gewerkt aan een krant. Het zijn modellen voor wat ik ‘urgent publishing’ zou willen noemen, naar het concept dat we hebben ontwikkeld in Making Public. Geen tot in de puntjes verzorgde essays gedrukt op zwaar papier, maar fragmentarische, collaboratieve momentopnames van een vluchtige bijeenkomst.
Samenwerkingen
Een les die het project geleerd heeft is zonder twijfel dat samenwerking boven competitie moet gaan, wil de kunstkritiek als geheel een toekomst hebben. Voorbeelden zijn Folio, het Vlaamse platform voor cultuurtijdschriften met een gezamenlijke website en nieuwsbrief, en met meer lobbykracht dan een enkel tijdschrift ooit zou hebben, en De Nieuwe Garde, platform voor essayisten (waar ik zelf redacteur bij ben) dat ruim dertig media verenigt en via mentorprojecten zorgt dat redacteuren financiële ruimte krijgen om met startende schrijvers aan een stuk te werken. Een internationaal netwerk is Eurozine, waar een kleine honderd Europese cultuurtijdschriften bij zijn aangesloten (en waar ik in de redactieraad zit), die gebruik kunnen maken van vertaalsubsidies en hun artikelen onderling én op de website van Eurozine kunnen delen. Het bundelen van krachten kan in het beste geval leiden tot een ‘bureaucratische avant-garde’, in de woorden van onze gewaardeerde Zweedse partner Kritiklabbet, die pleit voor de waarde van kunst en reflectie en de juiste mensen op de juiste plekken weet te mobiliseren.
Vliegwiel
Wat is kunstkritiek? Welk doel heeft ze? Het zijn vragen die ik hier expres niet expliciet heb beantwoord. Wat ik weet is dat de kunstkritische partners met wie we in dit project hebben gewerkt, Nederlands, Vlaams en internationaal, allemaal met drie zaken bezig zijn: kwaliteit van inhoud, het (lezers)publiek en inkomsten. Het liefst zijn alle drie zo groot of hoog mogelijk, natuurlijk. Maar ze hangen ook alle drie samen: Als je inlevert op kwaliteit kun je misschien meer mensen bereiken (bijvoorbeeld omdat je meer human interest biedt) of geld uitsparen (door bijvoorbeeld eindredactie te schrappen), maar niemand die serieus met kunstkritiek bezig is zal dat een optie vinden. Dat wil niet zeggen dat er niet meerdere manieren zijn om kwaliteit te leveren, net zoals er meerdere manieren zijn om inkomsten te krijgen dan advertenties, of andere manieren om mensen aan je te binden dan via een papieren abonnement dat elke maand op de mat valt. Uiteindelijk moet de driehoek kwaliteit-publiek-inkomsten een vliegwiel worden dat vooruit wentelt de toekomst in.
Meer over de verschillende iteraties van het project is te vinden op deze website. Ik wil graag iedereen bedanken die in de loop der jaren eraan heeft meegewerkt, in het bijzonder Sonja van der Valk, Leonieke van Dipten, Wouter Hillaert, Axel Andersson en Lisa Reinheimer.