(10:45) teksteditie, e-laborate, XML
Wie iets wil weten over digitale tekstbehandeling moet te rade gaan in de wereld van de teksteditie. Daar wordt al veel langer dan twintig jaar digitaal gewerkt. Henk Wals van het Huygens Instituut – dat zich onder ander bezighoudt met het maken van definitieve tekstedities van de Nederlandse klassieken – legt uit wat teksteditie inhoudt en toont wat tools waarvan gebruik wordt gemaakt. Tools – zoals ‘e-laborate’ (http://www.e-laborate.nl/nl/) waarin het tonen van verschillen tussen versies is geautomatiseerd, en waarmee simpel online kan worden samengewerkt en online gepubliceerd. Het ziet er jaloersmakend goed en simpel uit, de XML-gebaseerde schrijf- en redactietool die ik zelf zou willen gebruiken. Bij een presentatie als deze – van een vakgebied dat de naam heeft saai te zijn, een vak van ‘kommaneukers’ – krijg ik de indruk dat daar dagelijks elegant software-gereedschap gebruikt wordt dat superieur is aan de tools die in de ‘grote’ wereld worden gebruikt (en waar zo dikwijls op gescholden wordt – en terecht). Het zijn tools waar redacteurs hun voordeel mee zouden kunnen doen, schrijvers ook, de werkprocessen zouden dan zoveel prettiger kunnen verlopen. Ook laat zijn presentatie zien dat wanneer tekst op een goede manier als XML is opgeslagen ze simpel in verschillende omgevingen gebruikt kan worden. Het is zo simpel…
Om naar buiten te treden maakt het Huygens Instituut websites, zoals de hit met de brieven van Van Gogh (http://vangoghletters.org/vg/) – tevens de offciële teksteditie. Ze is zelfs bezig om de teksteditie van het werk van WF Hermans – uitgegeven door De Bezige Bij – in samenwerking met IBM te ‘porten’ naar Facebook en andere platformen, en te koppelen aan social reading tools.
Wals ziet een toekomst waarin tekstedities gedistribueerd beschikbaar zijn – opgeslagen op een server in een repository. Daaraan kunnen annotaties (als linked data) worden toegevoegd. Zo functioneert de teksteditie als een attractor voor kennis, kan gebruikt worden door onderwijsapplicaties, en zelfs voor games of voor social reading omgevingen. Downloaden als als epub of audiobook – beide weer op dezelfde XML gebaseerd – is slechts de simpelste vorm van distributie. Natuurlijk kan er via POD een papieren boek gemaakt worden. Met andere woorden hij ziet een toekomst zonder monolieten, een toekomst van combinaties tussen data (in XML) en API’s die door verschillende instellingen worden ontwikkeld en in verschillende configuraties worden opgeroepen. Right on! The way to go, denk ik dan – en dat bedoel ik serieus.
Het zou ook een efficiënte manier zijn om tekst te conserveren en tegelijk te verrijken en verspreiden. Dat dient het onderzoek, de lezers en het onderwijs – en je maakt zelfs gebruik van de kennis van de lezers (via annotaties bijvoorbeeld). (Je kunt het zelfs gebruiken in Role Playing Games). De teksteditie is al lang uit de band – en heeft een spannende toekomst. Ik zou zeggen: het model waarmee zij werken is het model met de meeste toekomst. Of die ook op deze manier wordt gerealiseerd – buiten de wereld van de teksteditie? Ik hoop het.
(11:05) Flash, self-publishing, bookapps
Dan spreken de schrijvers. Tonnus Oosterhoff zegt dat hij zich ouderwets voelt na de vorig sprekers, terwijl zijn poëzie dikwijls als cutting edge wordt ervaren. Hij vindt zijn poëzie ouderwets noch cutting edge. Hij maakt dan wel geanimeerde poëzie en gebruikt wat mogelijkheden van de computer – reden waarom hij voor cutting edge doorgaat – maar hij vindt dat hij technisch gezien nogal lo-tech en visueel gezien heel terughoudend en conventioneel bezig is. Hij legt uit hoe hij werkt. In een gedicht, als ‘dans van betekenis en concepten’, doet elk element er toe – en de lezer gaat daar van uit. Woorden zijn basismateriaal, klank, klankomgeving, typografie, visuele verschijning. Zoals in BOEM Paukeslag van Van Ostaijen en Un coup de dés n’abolira jamais l’hasard van Mallarmé, probeert Oosterhoff met visuele middelen iets te weeg te brengen in de hoofden van lezers. Het schrijven voor computerscherm en internet begon simpel met ideeën die hij alleen op op de computer zou kunnen realiseren, en niet op papier. Dingen die je met taal kunt doen. Door met Flash te werken kon hij het verglijden van de tijd voor de lezer dirigeren, het tempo dirigeren. De geanimeerde gedichten (zie www.tonnusoosterhoff.nl) schrijft hij onmiddellijk in Flash. Een psychologisch effect – een kortsluitingetje van een soort waarvan hij houdt (de hersenen op het verkeerde been zetten) is door eerst ‘ik’ te projecten en dan ‘droom’, waardoor je een stellende zin verwacht, maar er volgt een vragende: ik /droom / droom ik… Je hersenen hebben dan een langere verwerkingstijd nodig, er is een esthetisch effect (dat ook te meten valt). Een schrijver wil immers het hoofd van de lezer bezetten – hij hoopt dat op deze wijze synapsen naar elkaar buigen…
Het belangrijkste uit het verhaal van de Amerikaanse schrijver Mark Staniforth – zelf afwezig wegens ziekte – is deze vaststelling: “There need not be a choice between physical or electronic books, or even between conventional or self-publishing: the two can co-exist to the mutual benefit of each other. E-books give the author an opportunity to test new work, to devise his own promotional campaigns, to shape his own career; a conventional publishing deal that might arise from his success is a bonus, but the e-book model is now advanced enough that it need not be seen as the over-riding aspiration.” Wat problematisch vind ik zijn voorzichtige stelling dat korte verhalen wel eens specifiek geschikt zouden kunnen zijn voor e-readers. Ja, misschien omdat, zoals hij stelt, korte verhalen slecht aan uitgevers zijn te verkopen, maar niet omdat e-readers (lezers) meer ‘time conscious’ zouden zijn dan lezers van drukwerk, en daarom tenderen naar kortere teksten…
Sidney Volmer (http://vollmer.nl/) is een Nederlandse auteur uit de savvy-internetgeneratie. Vooraf schatte ik hem in als iemand die slim alle tools gebruikt, twitter, facebook, blogs en die mediamix uitstekend bespeelt om de aandacht voor zijn teksten te focussen. Hij heeft een achtergrond als filmmaker en noemt zichzelf liever verhalenverteller dan schrijver, precies omdat hij in verschillende media werkt. Zijn presentatie verrast me in positieve zin. Hij spreekt over zijn debuut Alles smaakt naar chocolade, dat ook is verschenen als speciaal ontwikkelde bookapp. Een toegankelijk literair verhaal, maar met gebruik van ‘non-invasieve zelfreflectiviteit, meta-modernisme en intertextualiteit’, verschillende tekstsoorten en veel referenties, omdat dat karakteristiek is voor het chaotische medialandschap van zijn hoofdpersoon. Ik heb het niet gelezen, maar werd getroffen door het oprechte verlangen van Volmer om heel dicht bij zijn lezers te komen. De bookapp ontwikkelde hij (met de programmeurs van Codeazur en de vormgevers van Buutvrij) om lezers te bereiken en om dichter bij hen te komen – hij heeft het over de transparantie van de constructie van de auteur en de benaderbaarheid. Hij vindt het belangrijk om te tonen hoe het verhaal geconstrueerd wordt – niet, zoals wel in postmoderne romans gebeurde, om de kunstmatigheid te tonen en de vervreemding te benadrukken (dat zijn mijn woorden) – maar om ervoor te zorgen dat de lezer dichter bij het verhaal komt. Hij stelt dat lezers willen weten hoe een boek gemaakt wordt, hoe het in elkaar zit, hoe het tot stand komt, het is volgens hem een van de consequenties van de opkomst van social media, van ons internet en mediagebruik. Hij bedoelt enerzijds dat lezers willen weten wie de schrijver is, wat hij zoals doet als hij schrijft – een kijkje in het privéleven – maar ik denk dat hij het wel degelijk ook bedoelt op het niveau van de constructie van het verhaal, en het doet me ergens ook denken aan de houding van David Foster Wallace. (Later reageert Oosterhoffs op Volmer’s idee dat de auteur in de toekomst nog aanweziger en transparanter wordt, met de opmerking dat hij liever nog obscuurder wil worden, minder aanwezig: de schrijver maakt de openingen en mogelijkheden, de spits scoort.)
Volmer is zelf uiterst ambigu over zijn bookapp, en leest zelf eigenlijk niet van e-readers. Hij wil wel mee met de beweging van het e-boek, en inspelen op de veranderende mediagedragingen van de hedendaagse lezer. Hij kijkt vooruit naar Augmented Reality. De e-reader nu doet hem denken aan een oude gameboy.
Ambigu is hij er ook over vanwege de kosten van de bookapp en de tijd die het hem heeft gekost. Zijn bookapp heeft bijvoorbeeld een digitale ‘boekenlegger’ met directe links naar het audiobook, naar samenvattingen en naar de twitter en facebookpagina’s van hemzelf. Hoe meer je leest en doorklikt, hoe complexer het boek wordt. De kosten waren ongeveer 40.000 euro – al was het in praktijk ‘liefdewerk oud papier’. Recensies in kranten leverden geen enkele verkoop op, maar een recensie op een ipad-pagina leverde 4 dagen plaats nummer 1 in de verkoop op.
De softwareontwikkeling was te ondoorzichtig voor hemzelf, hij zou graag een open source tool willen (en de bookapp zelf kunnen schrijven). Andere problemen die hij onderkent is dat het maar voor één platform is ontwikkeld. Voor zijn eigen gevoel is het te duur is – 7,99, tegen een gevoelsprijs van 2,49 –, en het verdienmodel is zeer onduidelijk. (Hij gelooft in toegang tot content, niet in eigendom van content). Zelfs voor een bestseller is het moeilijk winstgevend te maken. Ten slotte ziet hij een enorm ruisgevaar voor zichzelf: hij wil zijn tweede boek schrijven, maar ook dit boek in de lucht houden en is dus bezig met lezersvragen over zijn eerste boek, en dat terwijl het social media aspect van de bookapp weinig toegevoegde waarde bleek te hebben.
(13:30) document engineering, epubs, en correcte meervoudige diacrieten
Document engineering is een nieuw werkveld. Het gaat over e-pubs als standaardformaat voor e-books, over hybrides van database en tekstbestanden, tekstbestanden en vormgeving. Het bestrijkt en verandert het hele veld van de uitgeverij. Maar vormgevers, die specialist zijn voor epub, zijn er zo goed als niet in Nederland. De specialist in Nederland verwijst voor epub door naar hun partner in India… De eerst presentatie in dit blokje van de conferentie is van de wetenschappelijke uitgeverij Brill (geven 600 boeken per jaar uit, bijna alle ook elektronisch, 150 tijdschriften met 550 nummers, 20 delen van naslagwerken). Zij zijn content-processing engineers, zij zijn de voorlopers van het elektronisch uitgeven. Brill heeft een eigen font ontwikkeld, met eigen letters voor de vele charactersets die zij in hun wetenschappelijke uitgaves gebruiken, met correcte extreme diacrieten (http://www.brill.nl/news/brill-typeface).
Opvallend is dat bij Brill toch nog steeds de PDF centraal staat, zoals Hans Havekes laat zien in zijn uitleg van het proces van kopij naar elektronische uitgave. De afgeleide formaten zijn bijvoorbeeld webready PDFSs en XML, en de uitleverformaten die erbij horen, offset, POD, ebook vendor, brillonline, epub. Dat zijn nog maar net met XML bezig zijn intrigeert me – zeker als je nagaat dat XML al jaren centraal staat voor het Huygens Instituut.
Hij signaleert de problemen met epub. Op zich is de epub standaard geen probleem, maar het probleem ligt in de vertaling ervan door de verschillende platforms die ieder de epub op een eigen manier interpreteren. Adobe Digital Editions geeft bijvoorbeeld karakters verkeerd weer. Ook lay-out gaat niet goed, zelfs simpele lay-out van gedichten… Er zijn problemen met de leesrichting (Hebreeuwse tekst wordt in Adobe Digital Editions soms gespiegeld). Het probleem ligt steeds bij de software op de ipad of de e-reader, Firefox verwerkt dezelfde XML wel goed.
Havekes toont aan het einde de sheet met de XML-workflow, met een XML database, DTD’s, en stylesheets voor de verschillende uitvoeringsformaten. Dat schema gebruikte ik in 1999 in mijn lessen ‘Schrijven voor het web’. Het leek zo logisch, het verwarde mensen toch.
Jacob Molenaar stelt ‘epub is like the web in 1996.’ (Dat constateerde vormgeefster Zsa Zsa Linneman ook tot haar verbijstering tijdens de workshop epub. Wij waren bij Mediamatic collega’s, ik sprak haar tijdens de conferentie. Ze dacht dat haar kennis roestig was, maar werd ook geconfronteerd met een situatie die exact leek op webdesign anno 1996 en wist bij wijze van spreken binnen 2 uur alles wat er te weten zou moeten zijn). Epub is primitief, je kunt weinig met vormgeving en controle van je pagina. Molenaar verwijst naar de browser-oorlogen van de jaren negentig, en zegt: we zijn met e-books helemaal terug op dat moment. iBook, Kindle, epub 2.0 of 3.0, HTML5, of XML? En apps zijn de Flashsites van 1998, denk ik.
Epub is een simpele standaard voor e-books, dat XHMTL, CSS , inhoudsopgave, en Dublin Core (metadata) gebruikt. Simpel. Mobi is niet meer dan een extra envelop om de epub, zodat het (alleen) op een Kindle werkt. Apple zet 1 commando in het epub bestand waardoor het enkel te lezen is op een Apple-product. Molenaar stelde dat uitgevers content-management (met dingen als DITA, XML en mediumonafhankelijkheid) lastig vinden. Ze denken, zegt Molenaar, nog in prepress, terwijl van content uit moeten gaan om te voorkomen dat ze verschillende productielijnen opzetten voor verschillende uitvoerformaten (met allerlei conversieproblemen). Niet in publicaties denken, maar in ‘content’ – denken in termen van losse elementen, die je als losse elementen opslaat die je kunt aanroepen.
En ik, ik dacht dat die sprong al lang was gemaakt. Modeleren van content en moduleren van content (om het maar zo te zeggen), dat is toch al lang de kern?Dat ik dat zelf niet altijd weet toe te passen onder de tijdsdruk om een boek of programmaboekje voor Sonic Acts te maken is één ding, maar grote uitgevers volgen toch wel zo’n workflow? Blijkbaar niet.